CENTRAAL KERKBESTUUR GENT STAD

 

Biezekapelstraat 4 te 9000 Gent

 

Afdeling 3. Wachtperiode

 

 

Artikel 10. De wachtperiode

 

 

Vanaf de bezorging van de aanvraag tot erkenning, vermeld in artikel 8, tweede lid, start een wachtperiode van vier jaar.

 

 

 

Toepassingsgebied

Het Erkenningsdecreet is van toepassing bij de erkenning van nieuwe lokale geloofsgemeenschappen die gelegen zijn binnen het Vlaamse Gewest als geografische omschrijving. Deze nieuwe lokale geloofsgemeenschappen moeten een 4-jarig traject afleggen, als waarborg van of voor een lange(re) bestaanszekerheid.

Bestaande besturen van de eredienst moeten ook volledig op het Vlaamse grondgebied gelegen zijn. Deze vernauwing maakt een exclusief administratief gewestelijk beheerstoezicht mogelijk.

De geografische voorwaarde geldt voor de toekomstige geloofsgemeenschappen en de bestaande besturen van de eredienst.

De erkenning van een lokale geloofsgemeenschap brengt de oprichting van een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid mee, dit is het bestuur van de eredienst (zie Eredienstendecreet, art. 3), waarvoor het Vlaams Gewest op zijn grondgebied verantwoordelijkheid draagt en toezicht houdt door bemiddeling van zijn provincies en gemeenten.

Vanaf de erkenning heeft de financierende (Vlaamse) overheid volgende verplichtingen t.a.v. het bestuur van de eredienst:

 

▪ instaan voor het tekort van de werking van het bestuur van de eredienst;

▪ onder bepaalde voorwaarden bijdragen in de investering in de gebouwen van de eredienst;

▪ ter beschikking stellen van een woning van de bedienaar van de eredienst of een woonstvergoeding toekennen;

▪ onder bepaalde voorwaarden een ruimte ter beschikking stellen waar gelovigen ontvangen kunnen worden, waar het bestuursorgaan kan vergaderen en waar het archief van het bestuur kan bewaard worden (of een secretariaatsvergoeding toekennen) (MvT, p. 4).

 

Voorwaardelijk traject

 

De aanvraag tot erkenning van een lokale geloofsgemeenschap is onderworpen aan een getrapte behandeling van het verzoek. Het representatief orgaan, de bisschop, onderzoekt de geloofsbrieven, de juridische documenten en de bijhorende documenten van al de leden van het voorlopig bestuur (zie E.Art. 7).

 

De bisschop meldt aan de Vlaamse Regering dat een potentiële aanvraag voor een lokale geloofsgemeenschap werd ontvangen en maakt het definitief verzoek over aan de Vlaamse Regering (zie E.Art. 8).

 

De Vlaamse Regering meldt ontvangst van het definitief verzoek aan de verzoeker en aan diverse actoren (zie E.Art. 9).

 

Vanaf de dag na de dag van de bezorging van het verzoek begint een wachtperiode van 4 jaar te lopen. Tijdens deze wachtperiode worden de gestelde daden, de financiële verrichtingen, de diverse verplichtingen, de morele en culturele overtuigingen van de verzoekende leden en van het voorlopige bestuur onderzocht bij toepassing van E.Art. 11.

Toezicht en controle

Minstens na twee jaar en op het einde van de wachtperiode zullen de bij de erkenningsprocedure betrokken actoren om advies gevraagd worden over de erkenningsaanvraag (MvT, p. 11, in fine en E.Art. 13, 1ste en 2de lid).

Dit toezicht en deze controles worden toevertrouwd aan de overheidsinstanties, onder andere de gemeenten en de provincies, maar ook aan het representatief orgaan, de bisschop (MvT, pp. 11 en 12 en E.Art. 13, 1ste en 2de lid).

De Vlaamse Regering heeft ook een toezichtinstantie opgericht met haar Besluit van 10 december 2021. Zij geeft een toezicht- en controleopdracht aan de Informatie- en screeningsdienst lokale geloofsgemeenschappen van het "Agentschap Binnenlands Bestuur" (zie E.Art. 19, 1ste lid).

Rechten van de toezichthouders

De personeelsleden van de bevoegde instantie beschikken over volgende bevoegdheden:

1) Het recht om ruimtes te betreden (E.Art. 20);

2) Het recht tot opname van de identiteit van personen (E.Art. 21);

3) Het recht om inlichtingen te vorderen bij betrokkenen (E.Art. 22);

4) Het recht om de voorlegging, inzage, kopieën of de tijdelijke bewaarneming te vorderen van informatie, documenten en infodragers (E.Art. 23);

5) Het recht om verplichte medewerking te eisen (E.Art. 24);

6) Het recht op het doen van vaststellingen met audiovisuele middelen binnen het wettelijk kader (E.Art. 25);

7) Het recht om de bijstand van de politie te vorderen (E.Art. 26);

8) Het recht om zich te laten bijstaan door deskundigen en andere personen (E.Art. 26);

9) Het recht om raadgevingen te geven om tekortkomingen aan de verplichtingen te voorkomen (E.Art. 27, § 2, eerste lid);

10) Het recht om waarschuwingen te geven in geval van een vastgestelde tekortkoming, zodat het bestuur van de eredienst deze kan wegwerken (E.Art. 27, § 2, tweede lid);

11) Het opstellen van verslagen van vaststelling met een bewijswaarde tot het bewijs van het tegendeel (E.Art. 27, § 1).

Aard van het controlerecht

De toezichthouders beschikken over een zeer uitgebreid controle- en toezichtrecht om de democratische principes, de administratieve verplichtingen, de juridische vereisten waaraan een lokale geloofsgemeenschap moet voldoen, te onderzoeken, te verbeteren of te sanctioneren.

Het belang is tweeërlei. Enerzijds beschermt het controlerecht de reputatie van de gecontroleerde lokale geloofsgemeenschap tegenover verdachtmakingen van buitenaf; anderzijds beschermt het controletoezicht de democratische en religieuze principes die in de Westerse wereld worden gehuldigd, onder andere het onderscheid tussen Kerk en Staat (zie MvT, p. 14, ab initio).

Beperking van het controlerecht

De toezichthouders mogen de privévertrekken van de bedienaars niet betreden, ongeacht wie deze gebouwen of ruimtes bewonen. Maar ze mogen wel iemand staande houden om zijn identiteit te controleren. Deze toelating vloeit voort uit de transparantieverplichting omtrent de persoonsgegevens van de bedienaars en de bestuursleden (zie MvT, p. 14).

 

 

 

© PéDéWé 03.2022. Hoewel de teksten in de groene kaders hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten, decretale verordeningen en omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt gegeven een persoonlijk standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar administratie(s), noch de burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch de kerkelijke overheid en haar instelling(en) verbindt.

 

Naar E.Art. 9

Home

Naar E.Art. 11