HOOFDSTUK 2. Erkenning
van lokale geloofsgemeenschappen Afdeling 1.
Erkenningscriteria Artikel 7. Erkenningscriteria,
opsomming Een lokale
geloofsgemeenschap kan worden erkend als ze voldoet aan al de volgende
criteria: 1° ze heeft een
juridische structuur die aangepast is aan het aangevraagde openbaar statuut
en waarover er transparantie is; 2° ze is financieel
leefbaar en biedt transparantie daarover; 3° ze ontvangt noch
rechtstreeks, noch onrechtstreeks buitenlandse financiering of ondersteuning als
die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan haar onafhankelijkheid. Ze
ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of
onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of
clandestiene inmenging; 4° ze toont de maatschappelijke
relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand van: a) de bevestiging door
het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap minstens
tweehonderd leden telt binnen de gebiedsomschrijving; b) de zorg voor de
materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van
de waardigheid ervan mogelijk maken; c) het onderhoud en de
bewaring van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst; d) het onderhouden van
duurzame contacten met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen
bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn; e) het respecteren van
het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten
met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de
eredienst gelegen zijn; 5° de leden van het
voorlopig bestuursorgaan leven, behalve bij incidentele overmacht, al de
volgende verplichtingen na: a) de verplichting om in
geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten
die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een
groep, een gemeenschap of leden daarvan; b) de verplichting om
alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot
discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap
of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van het voorlopig
bestuursorgaan; c) de verplichting om
alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de lokale
geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie,
haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden
daarvan, te weren uit de gebruikte lokalen en plaatsen; d) de verplichting om,
onverminderd de vrijheid van godsdienst, alle redelijke inspanningen te
ondernemen om geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te
verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder
de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de
mens en de fundamentele vrijheden; e) de verplichting om in
geen geval, op welke wijze dan ook aan te zetten tot discriminatie, haat of
geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan; 6° ze toont aan dat het
toekomstig bestuur van de eredienst houder zal worden van zakelijke rechten
op de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de
eredienst of bij gebreke daarvan, wanneer de gebouwen of de andere
infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst geen eigendom
zijn van een publieke rechtspersoon, kan ze een afschrift voorleggen van een
overeenkomst die met de eigenaar van de gebouwen of de andere infrastructuur
bestemd voor de uitoefening van de eredienst is gesloten over het gebruik van
de gebouwen of de andere infrastructuur door het toekomstig bestuur van de
eredienst; 7° het voorlopig
bestuursorgaan bezorgt de voor- en achternaam, adres, rijksregisternummer,
e-mailadres, telefoonnummer, nationaliteit, geboortedatum en geslacht van de
leden van het voorlopig bestuursorgaan aan de Vlaamse Regering, het
representatief orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de
adviserende gemeente. Als er tussentijdse wijzigingen zijn, meldt het
voorlopig bestuursorgaan dat binnen dertig dagen aan deze instanties; 8° ze heeft enkel
bedienaars van de eredienst en hun vervangers die voldoen aan de
inburgeringsplicht die in voorkomend geval op hen van toepassing is conform
het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en
inburgeringsbeleid; 9° ze heeft geen
bedienaars van de eredienst en hun vervangers die rechtstreeks of
onrechtstreeks bezoldigd zijn door een buitenlandse overheid; 10° ze voldoet aan de
verplichtingen, vermeld in artikel 11 en 12; 11° ze doorloopt de wachtperiode van vier jaar,
vermeld in afdeling 3, met gunstig gevolg. |
||||
© PéDéWé 03.2022. Hoewel de teksten in de groene kaders
hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten, decretale verordeningen en
omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt gegeven een persoonlijk
standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar administratie(s), noch de burgerlijke
overheden en haar administratie(s), noch de kerkelijke overheid en haar
instelling(en) verbindt. |