CENTRAAL KERKBESTUUR GENT STAD

 

Biezekapelstraat 4 te 9000 Gent

 

HOOFDSTUK 2. Erkenning van lokale geloofsgemeenschappen

 

Afdeling 1. Erkenningscriteria

 

Artikel 7. Erkenningscriteria, opsomming

 

Een lokale geloofsgemeenschap kan worden erkend als ze voldoet aan al de volgende criteria:

 

1° ze heeft een juridische structuur die aangepast is aan het aangevraagde openbaar statuut en waarover er transparantie is;

 

2° ze is financieel leefbaar en biedt transparantie daarover;

 

3° ze ontvangt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks buitenlandse financiering of ondersteuning als die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan haar onafhankelijkheid. Ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging;

 

4° ze toont de maatschappelijke relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand van:

 

a) de bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap minstens tweehonderd leden telt binnen de gebiedsomschrijving;

b) de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van de waardigheid ervan mogelijk maken;

c) het onderhoud en de bewaring van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst;

d) het onderhouden van duurzame contacten met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;

e) het respecteren van het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;

 

5° de leden van het voorlopig bestuursorgaan leven, behalve bij incidentele overmacht, al de volgende verplichtingen na:

 

a) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;

b) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van het voorlopig bestuursorgaan;

c) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de lokale geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de gebruikte lokalen en plaatsen;

d) de verplichting om, onverminderd de vrijheid van godsdienst, alle redelijke inspanningen te ondernemen om geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;

e) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;

 

6° ze toont aan dat het toekomstig bestuur van de eredienst houder zal worden van zakelijke rechten op de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst of bij gebreke daarvan, wanneer de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst geen eigendom zijn van een publieke rechtspersoon, kan ze een afschrift voorleggen van een overeenkomst die met de eigenaar van de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst is gesloten over het gebruik van de gebouwen of de andere infrastructuur door het toekomstig bestuur van de eredienst;

 

7° het voorlopig bestuursorgaan bezorgt de voor- en achternaam, adres, rijksregisternummer, e-mailadres, telefoonnummer, nationaliteit, geboortedatum en geslacht van de leden van het voorlopig bestuursorgaan aan de Vlaamse Regering, het representatief orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de adviserende gemeente. Als er tussentijdse wijzigingen zijn, meldt het voorlopig bestuursorgaan dat binnen dertig dagen aan deze instanties;

 

8° ze heeft enkel bedienaars van de eredienst en hun vervangers die voldoen aan de inburgeringsplicht die in voorkomend geval op hen van toepassing is conform het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid;

 

9° ze heeft geen bedienaars van de eredienst en hun vervangers die rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd zijn door een buitenlandse overheid;

 

10° ze voldoet aan de verplichtingen, vermeld in artikel 11 en 12;

 

11° ze doorloopt de wachtperiode van vier jaar, vermeld in afdeling 3, met gunstig gevolg.

 

 

 

Na 15 jaar is er nood aan een actualisatie van het erkennings-, toezichts- en sanctiekader voor lokale geloofsgemeenschappen. Bovendien bleek de noodzakelijke informatie om erkennings- en sanctiedossiers te kunnen beoordelen soms onvoldoende beschikbaar te zijn. Het gaat daarbij om informatie met betrekking tot de bestuurlijke gegevens van de lokale geloofsgemeenschappen, maar ook om informatie in verband met veiligheids- of samenlevingsaspecten (MvT, p. 6 e.v.).

Aan volgende erkenningsvoorwaarden moet voldaan worden:

1.      De toekomstige lokale geloofsgemeenschap heeft een juridische structuur die haar toelaat om in volledige transparantie langdurig te werken onder toezicht van de Vlaamse Overheden (zie E.Art. 7, 1° en 2°).

2.      De financiering van de toekomstige lokale geloofsgemeenschap is onafhankelijk van sommen, betoelagingen, subsidies, loon- of pensioenbetalingen uit het Buitenland (zie E.Art. 7, 3° en 9°).

3.      De toekomstige lokale geloofsgemeenschap heeft geen banden met binnenlandse of buitenlandse organisaties die de Westerse cultuur verwerpen en / of bestrijden (zie E.Art. 7, 5°). De memorie somt op (MvT, p. 7):

·         Gekwalificeerd verbod op buitenlandse financiering en ondersteuning als die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan de onafhankelijkheid van een lokale geloofsgemeenschap;

·         Verbod op financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging;

·         Verbod op rechtstreekse of onrechtstreekse bezoldiging door een buitenlandse overheid van bedienaars van de eredienst en hun vervangers;

·         De verzoekers leven gedurende het ganse bestaan van de (toekomstige) geloofsgemeenschap administratieve verplichtingen na, die de transparantie bevorderen en toezicht door de Vlaamse overheden mogelijk maken (zie E.Art. 7, 5°, 6° en 7°).

4.      Het aanvraagdossier bevat een schriftelijke verklaring op eer waarbij de leden van het voorlopig bestuursorgaan / het tijdelijk voltallig bestuursorgaan zich ertoe verbinden om deze verplichtingen na te leven (MvT, p. 7).

5.      De maatschappelijke relevantie van de toekomstige geloofsgemeenschap moet gewaarborgd zijn. De Vlaamse Overheid legt een ondergrens op. De gemeenschap moet minstens 200 personen vertegenwoordigen die in goede nabuurschap in een gebouw gevestigd zijn (zie E.Art. 7, 4°).

6.      Tenslotte moeten eventueel ter beschikking gestelde gebouwen goed onderhouden worden en gebruik worden voor de bestemming die er oorspronkelijk werd aan gegeven (zie E.Art. 7, 4° littera c).

7.      In verband met de bedienaars of hun vervangers wordt opgelegd dat de bedienaars van de eredienst en hun vervangers voldoen indien van toepassing aan de inburgeringsplicht vastgelegd in het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid (MvT, p. 6).

Dit alles mondt uit in een wachtperiode (tot definitieve erkenning) van 4 jaar. Periode waarin de Vlaamse Overheid toezicht op de correcte toepassing van deze erkenningsvoorwaarden (zie E.Art. 7, 11).

De invoering van een wachtperiode van vier jaar heeft tot doel de erkenningsaanvragen grondig te screenen en te toetsen op de erkenningsverplichtingen, alsook een constructieve relatie op te bouwen met de betreffende lokale geloofsgemeenschap. De wachtperiode zorgt er ook voor dat alle betrokken actoren bij de erkenningsprocedure een gefundeerd advies kunnen geven. Op deze wijze kan er ook vertrouwen worden opgebouwd tussen de lokale geloofsgemeenschap en de lokale overheid, waarvan de Vlaamse Regering de essentiële rol in deze materie ten volle wil erkennen (MvT, p. 11).

De wachtperiode zal starten vanaf het moment dat het representatief orgaan de bij haar ingediende erkenningsaanvraag van een lokale geloofsgemeenschap, heeft bezorgd aan de Vlaamse Regering (MvT, p. 11 en E.Art. 9).

Tijdens deze wachtperiode zal de lokale geloofsgemeenschap aan een aantal administratieve verplichtingen moeten voldoen, waaronder financiële rapportering en opstellen en bijhouden van een giftenregister (MvT, p. 11 en E.Art. 11, § 2, 3 en E.Art. 17, § 2).

 

 

© PéDéWé 03.2022. Hoewel de teksten in de groene kaders hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten, decretale verordeningen en omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt gegeven een persoonlijk standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar administratie(s), noch de burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch de kerkelijke overheid en haar instelling(en) verbindt.

 

Naar E.Art. 6

Home

Naar E.Art. 8