CENTRAAL KERKBESTUUR GENT STAD

 

Biezenkapelstraat 4 te 9000 Gent

 

Art. 4/4 (gevolgen voor de oude kerkfabrieken en voor het centraal kerkbestuur) 1 & 2

 

De erkenning van de samenvoeging van twee of meer erkende parochies maakt een einde aan het bestaan van de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies, met uitzondering van de kerkfabriek die door het representatief orgaan wordt aangeduid als de te behouden kerkfabriek.

 

De erkenning van de samenvoeging van twee of meer erkende parochies maakt van rechtswege een einde aan het mandaat van de leden van de kerkraden van alle samengevoegde kerkfabrieken.

 

Een dergelijke samenvoeging heeft geen invloed op de samenstelling van het centraal kerkbestuur waaronder de kerkfabrieken van de samengevoegde parochies ressorteerden, tot de eerstvolgende verkiezing van dat centraal kerkbestuur. Als er in de gemeente een centraal kerkbestuur werd opgericht, blijft dat centraal kerkbestuur bestaan, tenzij die samenvoeging er toe leidt dat er nog slechts één erkende parochie van de rooms-katholieke eredienst is waarvan de hoofdkerk op het grondgebied van de gemeente ligt. In dat laatste geval wordt het centraal kerkbestuur van die gemeente, als dat werd opgericht, opgeheven.

 

1.       Artikel ingevoegd bij Decreet van 06.07.2012 met inwerkingtreding vanaf 01.01.2013;

2.       Artikel opgeheven bij Decreet van 22.10.2021, art. 49 met inwerkingtreding vanaf 29.12.2021.

 

 

Verval van statuut

 

De samenvoeging van twee of meer erkende parochies heeft gevolgen voor de oorsprongsparochies, de kerkraden en de penningmeesters van de kerkraden.

 

In het algemeen kan gesteld worden dat elke wijziging aan het statuut van een parochie met zich meebrengt dat de erkenning van de oorsprongsparochie teniet gaat. Dit wil zeggen dat het ministerieel besluit van de oprichting van de oorsprongsparochie opgeheven wordt door een nieuw ministerieel besluit van opheffing, geheel of gedeeltelijk van de oorsprongsparochie.

 

Ten titel van uitzondering blijft de kerkfabriek van de te behouden parochie bestaan, maar aan het mandaat van de leden van de kerkraad van deze kerkfabriek komt een einde.

 

Onderscheid met hertekening van de parochiegrenzen

 

Het statuut van de parochie, dit wil zeggen de erkenning van de parochie wijzigt niet wanneer slechts de parochiegrenzen worden gewijzigd. Een correctieve herbepaling van de parochiegrenzen geeft geen aanleiding tot de afschaffing van de erkenning van de parochie. Maar de correctie mag geen aanleiding geven tot het feitelijk opheffen van de parochie.

 

Als een nieuw infrastructuurwerk (baan, kanaal) een deel van het grondgebied van de parochie afsnijdt van de oorsprongsparochie waardoor een normale parochiale bediening van dit deel moeilijk of onmogelijk wordt, dan kan het afgesneden deel gevoegd worden bij een andere parochie waaruit de bediening eenvoudiger is. Deze grondgebiedafstand maakt geen einde aan de oorsprongsparochie.

 

Gevolg voor de oorsprongsparochies

 

Na de erkenning van de samenvoeging van parochies door de Vlaamse Regering, houden de oorsprongsparochies op te bestaan. De kerkfabrieken van de samengevoegde parochies worden opgeheven. De leden van de kerkraden van de samengevoegde parochies verliezen hun mandaat vanaf de datum van erkenning van de fusieparochie bij ministerieel besluit (zie Decreet, art. 4/4, 1ste lid).

 

De kerkfabriek van de te behouden parochie (zie Decreet, art. 4/4, 1ste lid, in fine) blijft echter bestaan.

 

Gevolg voor de kerkraden

 

De mandaten van de kerkraden van al de oorsprongsparochies houden op te bestaan (zie Decreet, art. 4/4, 2de lid). Een nieuwe kerkraad moet opgericht worden (zie Decreet, art. 3 en 7). Op voorstel van de door het erkend representatief orgaan aangestelde verantwoordelijke van de fusieparochie, meestal de parochiepriester, stelt de bisschop de nieuwe leden aan (zie hierna Decreet, art. 4/5).

 

Het mandaat van de leden van de kerkraden van de oorsprongsparochies gaat teniet vanaf de datum van het ministerieel besluit van opheffing van de oorsprongsparochies. Het besluit is aan de leden tegenstelbaar vanaf de datum van publicatie in het Belgische Staatsblad.

 

Gevolg voor de penningmeesters

 

De penningmeesters van de oorsprongparochies moeten hun eindrekening opmaken binnen de 2 maand na de beëindiging van hun mandaat (zie Decreet, art. 56 neo). Het mandaat eindigt op de datum van de ministeriële beslissing en is aan hem tegenstelbaar na de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.

 

Gevolg voor het Centraal Kerkbestuur

 

Het centraal kerkbestuur wordt gespaard. Aan slechts één voorwaarde moet voldaan worden, namelijk: het bestaan of de oprichting van een centraal kerkbestuur wordt opgelegd wanneer binnen een gemeente 2 of meer parochies bestaan (zie Decreet, art. 25 neo, na aanpassing van het minimum aantal parochies: 2 in plaats van 4). Voortaan moet in elke gemeente met meer dan één kerkfabriek van de rooms-katholieke eredienst een centraal kerkbestuur worden opgericht.

 

Deze numerieke aanpassing van art. 25 van het Decreet treedt pas in werking op 01 april 2014, zodat vermeden wordt dat de nieuw opgerichte centrale kerkbesturen in het jaar na hun oprichting meteen gedeeltelijk zou moeten worden vernieuwd. In 2014 kan de oprichting van het centraal kerkbestuur worden gekoppeld aan de gedeeltelijke vernieuwing van de kerkraden.

 

De mandaten van het centraal kerkbestuur worden ongewijzigd voortgezet tot aan de eerstvolgende gedeeltelijke vernieuwing van de kerkraden (zie Decreet, art. 6).

 

Indien door fusies van parochies, door afschaffing van annexe-kerken of kapelanijen, door herindeling van parochieterritoria, slechts één parochie binnen een gemeente zou overblijven, dan wordt aan het vroeger opgerichte CKB een einde gesteld (zie Decreet, art. 4/4, 2de lid, 2de zin).

 

Onderscheid tussen fusie en opslorping van parochies

 

Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de fusie van parochies en de opslorping van een parochie. Daarenboven kan het territorium van een parochie gedeeltelijk verdwijnen door grondgebiedcorrecties.

 

Het artikel 4/4 houdt in dat alle kerkfabrieken ophouden te bestaan (behalve de behouden kerkfabriek) en dat een einde komt aan alle mandaten van alle betrokken kerkraden.

 

Bij een opslorping van een kerkfabriek door een andere, dit wil zeggen dat de ene parochie volledig verdwijnt in de andere, zou immers één parochie met zijn kerkfabriek en zijn kerkraadmandaten blijven bestaan.

 

Moet er altijd een nieuwe parochie ontstaan? Helemaal niet, de grenzen van een bestaande parochie kunnen ook aangepast worden. Delen van het grondgebied van de oorsprongsparochie kunnen verdeeld worden over andere aanliggende parochies. Maar dit mag geen aanleiding geven tot het opheffen van de oorsprongsparochie. Dit wil zeggen dat de oorsprongsparochie moet blijven bestaan met een eigen patrimonium (zie Draaiboek dd 14.06.2011, Littera B, Inleiding, laatste paragraaf).

 

Indien een parochie door een reeks territoriumaanpassingen zou ophouden te bestaan, dit wil zeggen geen eigen patrimonium meer zou hebben, dan moet de procedure van opheffing van een parochie gevolgd worden (zie Decreet, art. 4/3).

 

Deze aanpassingen kunnen kaderen in de herschikking van territoria om de parochies te doen samenvallen met de gemeente- of provinciegrenzen.

 

Administratieve procedure (zie Draaiboek dd 14.06.2011, littera B):

 

-          Het representatief orgaan stuurt de aanvraag naar de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur. De aanvraag bevat volgende informatie en documenten:

 

o   De beslissing volgens de eigen regelgeving van de eredienst in kwestie waarbij de gebiedsomschrijving van de betrokken entiteit(en) van de eredienst wordt gewijzigd. Deze beslissing moet steeds vermelden dat de beslissing pas in werking treedt vanaf de datum waarop het ministerieel besluit tot wijziging van de gebiedsomschrijving van het betrokken eredienstbestuur of de betrokken eredienstbesturen is genomen;

 

o   Een motivering door het representatief orgaan voor de wijzigingen van de gebiedsomschrijving;

 

o   De adviezen van de lokale bestuursorganen in kwestie (geen expliciete goedkeuring), die door het representatief orgaan worden opgevraagd. De adviestermijn bedraagt 4 maanden (geen vervaltermijn);

 

o   Een opgave van alle gemeenten of provincies op wiens grondgebied de eredienstbesturen waarvan de gebiedsomschrijving wordt gewijzigd een erkend territoriaal werkingsgebied hebben en die bijgevolg bijdragen in de financiering van deze eredienstbesturen;

 

o   Een duidelijke beschrijving van de gebiedsomschrijving (met plan);

 

o   Een document van het representatief orgaan waarin wordt aangegeven of er al dan niet een wijziging komt van het aantal te begeven plaatsen van de bedienaars van de eredienst en het statuut van de bedienaars van de eredienst;

 

-          Het Agentschap voor Binnenlands Bestuur Vlaanderen vraagt het advies op van de gemeente- of provincieraad of –raden over de wijziging van de gebiedsomschrijvingen en de financiële consequenties (de gewijzigde verdeelsleutel). De adviestermijn bedraagt 4 maanden (geen vervaltermijn);

 

-          Het Agentschap voor Binnenlands Bestuur Vlaanderen vraagt het advies op van de minister van Justitie, zoals bepaald in het samenwerkingsakkoord van 2 juli 2008 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 27 mei 2004 tussen de Federale Overheid, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de erkenning van de erediensten, de wedden en pensioenen van de bedienaars der erediensten, de kerkfabrieken en de instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten;

 

 

Na de goedkeuring door de minister:

 

-          Een afschrift van het ministerieel besluit tot goedkeuring van de samenvoeging wordt ter kennis gegeven aan de minister van Justitie, het representatief orgaan, de gouverneur(s), de gemeente(n), de lokale eredienstbesturen en desgevallend de betreffende centrale besturen.

 

 

© PéDéWé 08.2012. Hoewel de teksten in de groene kaders hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten, decretale verordeningen en omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt gegeven een persoonlijk standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar administratie(s), noch de burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch de kerkelijke overheid en haar instelling(en) verbindt.

 

Naar Art. 4/3

Home

Naar Art. 4/5