CENTRAAL KERKBESTUUR GENT STAD

 

Biezekapelstraat 4 te 9000 Gent

Art. 49. (het budget dat niet past in het meerjarenplan en beroepsprocedure)

§ 1. Als het budget niet past in het goedgekeurde meerjarenplan 1, kan de gemeenteraad het budget aan het meerjarenplan aanpassen behalve wat de kosten betreft die betrekking hebben op het vieren van de eredienst.

De gemeenteraad spreekt zich over het budget uit binnen een termijn van vijftig dagen die ingaat op de dag na het inkomen van het budget bij de gemeenteoverheid en hij verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van deze termijn aan de provinciegouverneur, het centraal kerkbestuur, de kerkfabrieken in kwestie en het erkend representatief orgaan.

Als binnen de voormelde termijn van vijftig dagen geen besluit naar de provinciegouverneur, het centraal kerkbestuur, de kerkfabrieken in kwestie en het erkend representatief orgaan is verstuurd, wordt de gemeenteraad geacht het budget te hebben goedgekeurd.

Als de gebiedsomschrijving van een parochie zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, verstuurt de gemeenteraad van de gemeente waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt, zijn besluit ook onmiddellijk naar de overige gemeente of gemeenten. 2

§ 2. Tegen de beslissing van de gemeenteraad kan beroep worden ingediend bij de provinciegouverneur binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het besluit bij de kerkfabriek. Het budget en het besluit van de gemeenteraad moeten bij het beroep gevoegd worden. 3

De provinciegouverneur spreekt zich over het beroep uit binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na het inkomen van het beroep en hij verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van deze termijn aan de kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan.

Als binnen de termijn van dertig dagen geen besluit naar de kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan is verstuurd, is het beroep ingewilligd.

De termijn, vermeld in het tweede en het derde lid, wordt gestuit door de verzending van een aangetekende brief waarmee de toezichthoudende overheid aanvullende inlichtingen inwint. De dag na de ontvangst van de aanvullende inlichtingen vangt een nieuwe termijn van dertig dagen aan. 4

1.       Gewijzigd bij Decreet van 06.07.2012 met inwerkingtreding vanaf 01.01.2013. Voorheen: “ Als de gemeentelijke bijdrage in het budget de grenzen van het bedrag, opgenomen in het goedgekeurde meerjarenplan, overschrijdt”.

2.       Ingevoegd bij Decreet van 06.07.2012 met inwerkingtreding vanaf 01.01.2013.

3.       Vervangen bij Decreet van 06.07.2012 met inwerkingtreding vanaf 01.01.2013. Voorheen: “ Tegen de beslissing van de gemeenteraad kan de kerkfabriek in kwestie bij de provinciegouverneur beroep indienen binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag na het inkomen van het besluit bij de kerkfabriek. Het budget en het besluit van de gemeenteraad moeten bij het beroep gevoegd worden. “

4.       Ingevoegd bij Decreet van 06.07.2012 met inwerkingtreding vanaf 01.01.2013.

 

Niet passend budget

 

Indien het budget niet past in het meerjarenplan kan de gemeenteraad het budget aanpassen om de overeenstemming met het meerjarenplan te verkrijgen, behalve wat de kosten aangaat die aan het vieren van de eredienst zelf zijn verbonden (zie Decreet, art. 49, § 1, 1ste lid).

 

Die budgetaanpassing moet doorgevoerd worden binnen een termijn van vijftig dagen en er is een beroepsmogelijkheid bij de provinciegouverneur (binnen dertig dagen, uitspraak binnen opnieuw dertig dagen; zie Decreet, art. 49, § 2, 1ste lid).

 

De gemeente kan het budget echter niet aanpassen wat de vieringskosten van de eredienst aangaat. Ongeacht de vroeger gemaakte afspraken, moet de gemeenteraad deze kosten aanvaarden en dragen.

 

Indien geen besluit wordt genomen door de gemeenteraad binnen de termijn van 50 dagen, of indien aan de mededelingsplicht niet werd voldaan binnen dezelfde termijn, dan wordt het budget geacht goedgekeurd te zijn (zie Decreet, art. 49, § 1, 3de lid).

 

Daarenboven werd een mededelingsplicht opgelegd aan de hoofdgemeente. Indien de hoofdgemeente niet voldoet aan deze mededelingsplicht, dan is de bijgemeente niet gehouden aan het besluit van de hoofdgemeente (zie Memorie van toelichting van 14.09.2011, artikel 23 en Decreet, art. 49, § 1, 4de lid).

 

Bijzondere procedure

 

De procedure vermeld in artikel 49 van het Eredienstendecreet is echter voor heel bijzondere situaties. Een verhoging van de gemeentelijke toelage of een aanpassing aan nieuwe verplichtingen maakt immers een wijziging van het meerjarenplan noodzakelijk. Als dat meerjarenplan al gewijzigd en goedgekeurd is, doet er zich geen probleem voor, aangezien het gewijzigde meerjarenplan het referentiepunt zal zijn voor de beoordeling van het budget.

 

In artikel 49 is bepaald wat er moet gebeuren als het gewijzigde meerjarenplan nog niet werd goedgekeurd en er bijvoorbeeld nog een beroepsprocedure loopt. In afwachting van het beslechten van de betwisting rond het gewijzigde meerjarenplan kan de gemeenteraad dan de budgetten aanpassen die niet in overeenstemming zijn met het vroegere, wel goedgekeurde, meerjarenplan.

 

De toezichtprocedure zoals die door het Eredienstendecreet wordt bepaald, maakt van het meerjarenplan het ultieme document in de relatie tussen het gemeentebestuur en het bestuur van de eredienst.

 

Zolang het bestuur van de eredienst zich aan de in het meerjarenplan vastgelegde opties houdt, neemt het gemeentebestuur enkel akte van het budget. Er kan in die situatie geen sprake meer zijn van een niet-goedkeuring of een schorsing van het budget (zie Decreet, art. 48).

 

Voor de budgetwijzigingen geldt dezelfde regeling als voor de budgetten (zie GV boekhouding 22.02.2008, pt. 5.5).

 

Vormvoorwaarden

 

Er is niet bepaald wie de beroepsprocedure moet inleiden. De beroepsprocedure kan dus ingeleid worden door de kerkraad, het CKB  en de bijgemeente bij de provinciegouverneur. Wel zijn er vormvoorwaarden opgelegd. Bij het beroep moeten stukken aan de gouverneur meegestuurd worden, namelijk: het budget en het gemeentebesluit (zie Decreet, art. 49, § 2, 1ste lid).

 

Maar de kerkraad, en bij uitbreiding het CKB indien het CKB bepaalde dagelijkse handelingen van de kerkfabriek heeft overgenomen in toepassing van het vernieuwd art. 39, 3de lid van het Decreet, is de meest aangewezen instantie om een beroepsprocedure aan te vatten.

 

Kan het adviserend orgaan een beroepsprocedure inleiden? Hierop moet negatief op geantwoord worden. Het erkend representatief orgaan, de bisschop, heeft geen bepalende stem wat betreft de inhoudelijke opmaak van het budget. De bisschop verstrekt advies vooraleer het budget definitief bij de gemeente wordt ingediend (zie Decreet, art. 47). Maar dit advies is niet afdwingbaar en het moet niet noodzakelijk tot een wijziging van het voorlopig voorgestelde budget aanleiding geven.

 

Het overeengekomen meerjarenplan zou in het bezit van de gouverneur moeten zijn. Er is immers mededelingsplicht opgelegd door art. 43, 3de lid van het Decreet. De niet-overeenstemming tussen het budget en het meerjarenplan, en de noodzakelijke aanpassing van het budget zoals het vastgelegd zou moeten zijn in het gemeentebesluit, kan dus gemakkelijk (?) aangetoond worden.

 

Termijngebonden

 

De beroepsprocedure is termijngebonden. De termijnen beginnen te lopen vanaf de dag na de dag van ontvangst van het te bestrijden besluit. De kerkraad of het CKB beschikt over een termijn van 30 dagen om bij de gouverneur beroep aan te tekenen.

 

De termijn van beroepsbeslissing begint te lopen vanaf de dag na de dag van ontvangst van het beroep bij de provinciegouverneur.

 

Aangezien de gemeenteraad in principe mededelingsplicht heeft aan de provinciegouverneur, zou er altijd een begin- en einddatum van de termijn moeten kunnen worden vastgelegd (zie Decreet, art. 43, 2de lid). Maar het is helemaal niet zeker dat de administratie van de gemeente op tijd de besluiten van de gemeenteraad meedeelt. Ondanks een op tijd genomen besluit, kan de verzending en aldus de afgifte ter post te laat gebeuren (zie onderscheid in Decreet, art. 43,3de lid, eerste deel versus tweede deel).

 

In principe is de dag van ontvangst bepaald op de derde werkdag die volgt op de dag waarop de brief aan de postdiensten werd overhandigd (zie art. 53bis, 2° GW). Tenzij de provinciegouverneur bewijst dat het beroep op een andere dag werd ontvangen. Dit kan door het versturen van een ontvangstbericht aan de geïnteresseerde partijen waarin expliciet de dag van ontvangst en daarmee het begin van de termijn wordt vermeld.

 

De gouverneur verstuurt dan binnen een termijn van dertig dagen die begint vanaf de dag na de dag van ontvangst van het beroep zijn beslissing aan alle betrokkenen (de kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de bisschop en de gemeenteoverheid). Doet de gouverneur niets binnen de termijn van 30 dagen, dan wordt het beroep betreffende het budget geacht te zijn goedgekeurd.

 

Verlenging van de termijn

 

De gouverneur kan inlichtingen inwinnen bij de partijen. Het verzoek om inlichtingen gebeurt mits een ter post aangetekend schrijven. Deze wijze wordt opgelegd om over een vaste dagtekening te beschikken. De loop van de procedure wordt gestuit en geschorst tijdens de periode die nodig is om de inlichtingen te ontvangen (zie Decreet, art. 49, § 2, 3de lid).

 

Vanaf de dag na de dag van ontvangst van de inlichtingen loopt een nieuwe beslissingstermijn van 30 dagen.

 

De antwoordtermijn van de partijen is niet bepaald. De toeziende overheid zal er moeten over waken dat hij de beslissingstermijn respecteert bij zijn besluitvorming. Indien de overheid zijn termijn niet respecteert, dan treedt een toestand van verval op, en wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd (zie Decreet, art. 49, § 2, 3de lid).

 

Tegenstelbaarheid van de procedure

 

De wijze waarop het beroep bij de gouverneur wordt ingediend, is niet bepaald. In principe zou een mondeling beroep op de diensten van de gouverneur mogelijk zijn. Maar het instellen van een beroepsverzoek moet kunnen bewezen worden, ofwel aan de geïnteresseerde partijen, ofwel aan derden. Ook doet het instellen van een beroep termijnen ontstaan.

 

Daarom moet het beroepsverzoek gebeuren op een wijze die tegenstelbaar is aan derden, dit wil zeggen men moet kunnen bewijzen dat een beroepsverzoek werd ingediend zodat derden rekening moeten houden met het verzoek.

 

Gemeenrechtelijk kan dit op verschillende wijzen, namelijk door een aangetekend schrijven al of niet met een ontvangstbewijs, met een exploot van een gerechtsdeurwaarder, door de overhandiging van een geschreven verzoek tegen afgifte van een ontvangstbewijs dat afgegeven wordt door de instantie waaraan het beroepsverzoek is gericht, door akten van openbare ambtenaren. Maar ook een gewone brief kan de aanvang van een termijn bepalen (zie GW, art. 53bis).

 

Nieuwe communicatiemiddelen

 

Daarenboven heeft Europese en de daaruit voortvloeiende Belgische wetgeving verzending via e-mail of een andere elektronische drager mogelijk gemaakt.

 

De wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij regelt in artikel 16, § 2 de bewijskracht van een dergelijk elektronisch schrijven, dat gedefinieerd werd als volgt: “een opeenvolging van verstaanbare tekens die toegankelijk zijn voor een latere raadpleging, welke ook de drager en de transmissiemodaliteiten ervan zijn”.

 

Terwijl men onder elektronische post verstaat: “elk tekst-, spraak-, geluids- of beeldbericht dat over een openbaar communicatienetwerk wordt verzonden en in het netwerk of in de eindapparatuur van de ontvanger kan worden opgeslagen tot het door de ontvanger wordt opgehaald” (ibidem, art. 2, 2°).

 

In België zijn overigens diensten die zich met dergelijk elektronische post bezighouden, o.a. Rpost en Certipost, een dienst ingericht door Bpost.

 

De meest geschikte wijze is echter het aangetekend schrijven te richten aan de instantie die om een tussenkomst wordt verzocht.

 

Inlichten van alle partijen

 

Het is ook beter om de partijen die in de besluitvorming betrokken zijn, in te lichten van de beroepsprocedure. De hoofdgemeente is bij toepassing van de mededelingsplicht (zie Decreet, art. 43, laatste lid) er zeker toe gehouden om de bijgemeente(n) in te lichten van de voortgezette procedure.

 

Maar de initiatiefnemer om in beroep te gaan, hetzij de kerkraad, hetzij het CKB, hetzij de bijgemeente moet de andere partijen inlichten van de beroepsprocedure die zij willen inleiden bij de provinciegouverneur.

 

 

© PéDéWé 08.2012. Hoewel de teksten in de groene kaders hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten, decretale verordeningen en omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt gegeven een persoonlijk standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar administratie(s), noch de burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch de kerkelijke overheid en haar instelling(en) verbindt.

 

Naar Art. 48

Home

Naar Art. 50