Initiële beslissing
Het representatief orgaan neemt het initiatief. Het is
uitermate belangrijk dat het representatief orgaan de besturen van de
eredienst van de betrokken lokale geloofsgemeenschappen onmiddellijk in
kennis stelt van zijn interne beslissing tot samenvoeging. Ook het centraal
kerkbestuur wordt onmiddellijk ingelicht (zie E.Art. 36, 1ste lid).
Het representatief orgaan duidt het bestuur van de eredienst
aan dat behouden blijft.
Vanaf de interne beslissing van het representatief orgaan tot
samenvoeging van erkende lokale geloofsgemeenschappen komen de bijhorende
besturen van de eredienst in een stelsel van lopende zaken (MvT, p. 60).
Basisvoorwaarden
Aan drie basisvoorwaarden moeten
voldaan worden:
1. Het representatief orgaan, de bisschop, moet
een fusievoorstel uitbrengen over twee of meer reeds vroeger erkende en nog
bestaande besturen van de eredienst van de lokale geloofsgemeenschappen.
Dit wil zeggen dat de oorsprongsbesturen reeds zijn (waren) opgericht en erkend
bij ministerieel besluit. Daarenboven moeten de besturen van de eredienst
nog bestaan, dit wil zeggen nog niet afgeschaft zijn bij een ministerieel
besluit.
2. De besturen van de eredienst van de lokale
geloofsgemeenschap kunnen niet worden opgeheven en samengevoegd zonder dat
ook de overeenkomstige entiteiten van de eredienst door het betreffende
representatieve orgaan worden opgeheven en samengevoegd (zie E.Art. 41).
3. Een lokaal bestuur van de eredienst mag niet
betrokken zijn in een sanctioneringsprocedure voorzien in E.Art. 29 (zie E.Art. 38).
Communicatieverplichting
Het representatief orgaan, de
bisschop, deelt zijn fusiebeslissing mee aan de betrokken besturen van de
eredienst en aan het centraal kerkbestuur waartoe de besturen behoren (zie E.Art. 36, 1ste lid, in fine).
Gevolgen
Dit betekent dat de op te heffen
eredienstbesturen niet langer blijven bestaan (zie E.Art. 41, 1ste lid) en dat het patrimonium en de
gebiedsomschrijving van die besturen worden overgedragen aan een ander
eredienstbestuur.
Door de opheffing gaan ook alle
mandaten van de lokale eredienstbesturen, de kerkraden, verloren (zie E.Art. 41, 2de lid). De penningmeester van de opgeheven kerkraad
moet zijn eindrekening opmaken binnen de 2 maand te rekenen vanaf de datum
van het ministerieel besluit (zie
Eredienstendecreet, art. 56).
De overdracht van het patrimonium,
zowel openbaar als ten private titel, zowel roerend (zie E.Art. 43, § 1) als onroerend (zie E.Art. 43, § 2), van de rechten en de plichten (zie E.Art. 43, § 1, 3de lid), de voortzetting van de lopende contracten (zie E.Art. 43, § 3) en de noodzakelijke opmaak van de eindrekening (zie E.Art. 44) worden later behandeld in het Erkenningsdecreet.
Een stelsel van lopende zaken gaat
in vanaf de dag na de dag van de kennisgeving van het representatief
orgaan, de bisschop, opgenomen in E.Art. 36, 1ste lid, tot op de dag van de positieve ministeriële
beslissing tot samenvoeging.
Beperking van bevoegdheden
Vanaf de datum dat het representatief orgaan, de bisschop, beslist
en bekend maakt dat twee of meerdere lokale besturen van de eredienst
worden samengevoegd, worden de bevoegdheden van de betrokken besturen
beperkt. Een waarnemingsperiode begint. Deze periode zal uitdoven na de
erkenning van het samengevoegde bestuur bij ministerieel besluit (zie
E.Art. 36, 2de lid).
Deze beperking is echter niet van toepassing op het te behouden
bestuur van de eredienst.
De kennisgeving van het representatief orgaan
De wijze van kennisgeving is niet bepaald. Traditioneel gebeurt
een kennisgeving mits een aangetekend schrijven ter post. Maar andere
wijzen zijn ook mogelijk. Het voornaamste element (behalve de inhoudelijke
beslissing) is de vaste dagtekening dat aan het document dat ter kennis
wordt gebracht, wordt gegeven.
Aard van de bevoegdheden
Het stelsel van lopende zaken wordt niet omschreven in het
Erkenningsdecreet. In het 2de lid van E.Art. 36 wordt
slechts gewag gemaakt van: “treedt
een periode van lopende zaken in. Tijdens die periode kunnen alleen
handelingen worden gesteld die betrekking hebben op de lopende zaken.”
Aangenomen wordt dat de betrokken besturen van de eredienst die
zullen verdwijnen, geen andere beslissingen kunnen nemen of handelingen
kunnen stellen dan deze die ofwel rechtstreeks verbonden zijn aan het
dagelijks beheer, ofwel voortvloeien uit lopende zaken, ofwel die ontstaan
uit overmacht.
Gemeen overleg
Handelingen die niet tot de
lopende zaken behoren en die gesteld worden na een verplicht overleg tussen
de betrokken besturen (zie E.Art.36, 2de
lid, in fine), zullen weinig bijval
verkrijgen bij het bestuur van de eredienst dat behouden blijft…
Dagelijks beheer
Tot het dagelijks beheer behoort onder andere het reinigen of
laten reinigen van de kerk; de aanschaf van klein bureelmateriaal, het
betalen van de elektriciteitsrekeningen, enz. Het onderscheid met lopende
zaken is niet altijd gemakkelijk te maken.
In het verleden heeft het Verbrekingshof (vroeger Hof van
Cassatie) gesteld dat (vervang vennootschap door bestuur van de eredienst
en raad van beheer door bestuursorgaan):
Daden van dagelijks bestuur zijn “die welke door het dagelijks
leven van de vennootschap vereist worden of die welke zowel wegens hun
gering belang als wegens de noodzakelijkheid van een snelle oplossing de
tussenkomst van de raad van beheer zelf niet rechtvaardigen” (Cass. 17 september 1968, Pas. 1969, I, 61).
Hierbij werden het gering belang en de dringende aard van de
handeling klassiek geïnterpreteerd als alternatieve voorwaarden, m.a.w. een
van beide was voldoende om de handeling onder het dagelijks bestuur te doen
vallen.
Dit resulteerde klassiek in drie soorten handelingen van
‘dagelijks bestuur’:
o handelingen
die vereist zijn voor het dagelijks leven van de vennootschap (recurrente
handelingen, dit is terugkerende handelingen);
o handelingen
die niet recurrent zijn, maar een gering (financieel) belang vertonen;
o handelingen
die niet recurrent zijn, maar die zo dringend zijn dat de raad van bestuur
niet op tijd kan samenkomen.
Maar het Verbrekingshof heeft zijn rechtspraak aangepast en heeft
in haar arrest van 26 februari 2009 deze klassieke interpretatie verworpen
door te stellen dat aan de vereisten van gering belang en hoogdringendheid
cumulatief moet voldaan zijn om te kunnen spreken van een handeling van
dagelijks bestuur (Cass. 26 februari 2009, TRV
2009, afl. 5, 444, noot C. CLOTTENS).
Dit impliceert dat handelingen die niet behoren tot het dagelijks
leven van de vennootschap (niet recurrente handelingen) slechts tot het
dagelijks bestuur kunnen behoren indien ze een gering belang vertonen én
dermate dringend zijn dat de raad van bestuur niet tijdig kan worden
bijeengeroepen.
Lopende zaken
Tot de lopende zaken behoren de contracten die bezig zijn, de
lopende contracten kunnen worden uitgevoerd, maar geen nieuwe contracten
kunnen worden aangegaan. Bv. een leveringscontract van stookolie bij
oproep.
Lopende zaken houden in dat geen nieuwe beleidsopties worden
genomen. Ook belangrijke beslissingen vallen hieronder, wanneer ze de
afwikkeling vormen van een beleidskeuze die al voordien genomen is.
Een provider wil op de kerktoren een zendinstallatie installeren
en wil het bestuur van de eredienst daarvoor vergoeden. Het contract heeft
een langdurige looptijd (permanentiegedachte) tegen een trimestrieel
betaalbare vergoeding.
Indien dit contract wordt aangegaan op een datum vooraleer de
beslissing van het representatief orgaan, de bisschop, wordt kenbaar
gemaakt, dan zijn de contractuele gevolgen rechtsgeldig en tegenstelbaar aan
het behouden bestuur van de eredienst. De beleidsoptie was immers al
genomen vooraleer de beslissing van het representatief orgaan was gevallen.
Indien dit contract wordt aangegaan na de datum van bekendmaking
van de beslissing van het representatief orgaan, de bisschop, dan
overschrijdt het samen te voegen bestuur van de eredienst die in de fusie
betrokken is, zijn bevoegdheid en zijn de ontstane rechtsgevolgen niet
tegenstelbaar aan het behouden bestuur van de eredienst. Dit is immers een
nieuwe beleidsoptie.
Dringende zaken
Tot de dringende zaken behoren de handelingen die niet uitgesteld
kunnen worden zonder de essentiële belangen van de lokale geloofsgemeenschap
ernstig te schaden. Tot deze categorie horen de handelingen die
noodzakelijk zijn om het patrimonium in stand te houden.
Het regime van de dringende (en noodzakelijke) handelingen wordt
beheerst door artikel 39 van het Eredienstendecreet.
Bij de beoordeling van de concrete omstandigheden moet slechts aan
één voorwaarde voldaan worden: er is spoed vereist bij de uitvoering van
werken om het patrimonium in stand te houden.
Deze voorwaarde is voldoende: noch de 10 procent meer regel, noch
de oorsprong van de aan te wenden middelen (gewone of buitengewone
kredieten), noch het te besteden bedrag zijn belangrijk. Deze voorwaarde is
noodzakelijk: werken die geen spoed vereisen, behoren niet tot het
dagelijks beheer.
Tegenstelbaarheid
Het begrip tegenstelbaarheid komt uit het verbintenissenrecht. Met
tegenstelbaarheid wordt bedoeld dat een verbintenis (een contract) externe
rechtsgevolgen heeft die een derde moet eerbiedigen of waarop ze zich
kunnen beroepen.
o Derden
moeten het bestaan van overeenkomsten, alsook de gevolgen die een
overeenkomst tussen partijen teweegbrengt, erkennen en ermee rekening
houden, ook al betekent dit een beperking van hun vrijheid.
o Derden
kunnen zich in hun voordeel beroepen op het bestaan van de overeenkomst tussen
derden en op de gevolgen die de overeenkomst teweegbrengt.
De sanctie is dat het bestuur van de te behouden bestuur van de
eredienst geen rekening moet houden met de daden die onregelmatig werden
gesteld (zie E.Art. 36, 3de lid).
De leden van de verdwijnende besturen van de eredienst kunnen
individueel en voor het geheel financieel aangesproken worden voor de
handelingen die niet behoren tot de drie voorgaande categorieën in het
stelsel van lopende zaken.
Centrale kerkbesturen
De samenvoeging van besturen van
de eredienst heeft geen invloed op de samenstelling en / of het
voortbestaan van de centrale kerkbesturen, althans niet onmiddellijk (zie E.Art. 42).
Een centraal kerkbestuur kan wel
opgeheven worden, indien de oprichting / samenstelling ervan niet meer
voorgeschreven is volgens het Eredienstendecreet,
art. 25. De eventuele
opheffing gaat in vanaf de dag van de nieuwe verkiezingen van een centraal
kerkbestuur (zie E. Art. 42, laatste
zin).
|