Datum 15/07/2005
Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
De gemeenten beogen om op het lokale niveau bij te dragen tot het welzijn van
de burgers en tot de duurzame ontwikkeling van het gemeentelijk gebied.
Overeenkomstig artikel 41 van de Grondwet zijn ze bevoegd voor de
aangelegenheden van gemeentelijk belang voor de verwezenlijking waarvan ze alle
initiatieven kunnen nemen.
Overeenkomstig artikel 6, § 1, VIII, tweede
lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen
en artikel 46 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen en met toepassing van het subsidiariteitsbeginsel, oefenen de
gemeenten ook de bevoegdheden uit die hen door of krachtens de wet of het
decreet zijn toevertrouwd.
Enkel als dat bij decreet uitdrukkelijk is
bepaald, kunnen de provincies de medewerking van de gemeenten regelen.
De gemeenten verzekeren een burgernabije, democratische, transparante en
doelmatige uitoefening van de gemeentelijke bevoegdheden.
Ze betrekken de
inwoners zo veel mogelijk bij het beleid en zorgen voor openheid van
bestuur.
Dit decreet is van toepassing op alle gemeenten van het Vlaamse Gewest onder voorbehoud van de toepassing van de regelingen, bepaald in artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 1°, eerste streepje, en 4°, eerste lid, a, en artikel 7, § 1, eerste en derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
§ 1. De gemeenteraad vertegenwoordigt de hele bevolking van de gemeente. Hij
bestaat uit:
1° 7 leden in de gemeenten met minder dan 1000 inwoners;
2° 9
leden in de gemeenten met 1000 tot 1999 inwoners;
3° 11 leden in de gemeenten
met 2000 tot 2999 inwoners;
4° 13 leden in de gemeenten met 3000 tot 3999
inwoners;
5° 15 leden in de gemeenten met 4000 tot 4999 inwoners;
6° 17
leden in de gemeenten met 5000 tot 6999 inwoners;
7° 19 leden in de gemeenten
met 7000 tot 8999 inwoners;
8° 21 leden in de gemeenten met 9000 tot 11.999
inwoners;
9° 23 leden in de gemeenten met 12.000 tot 14.999 inwoners;
10°
25 leden in de gemeenten met 15.000 tot 19.999 inwoners;
11° 27 leden in de
gemeenten met 20.000 tot 24.999 inwoners;
12° 29 leden in de gemeenten met
25.000 tot 29.999 inwoners;
13° 31 leden in de gemeenten met 30.000 tot
34.999 inwoners;
14° 33 leden in de gemeenten met 35.000 tot 39.999
inwoners;
15° 35 leden in de gemeenten met 40.000 tot 49.999 inwoners;
16°
37 leden in de gemeenten met 50.000 tot 59.999 inwoners;
17° 39 leden in de
gemeenten met 60.000 tot 69.999 inwoners;
18° 41 leden in de gemeenten met
70.000 tot 79.999 inwoners;
19° 43 leden in de gemeenten met 80.000 tot
89.999 inwoners;
20° 45 leden in de gemeenten met 90.000 tot 99.999
inwoners;
21° 47 leden in de gemeenten met 100.000 tot 149.999
inwoners;
22° 49 leden in de gemeenten met 150.000 tot 199.999
inwoners;
23° 51 leden in de gemeenten met 200.000 tot 249.999
inwoners;
24° 53 leden in de gemeenten met 250.000 tot 299.999
inwoners;
25° 55 leden in de gemeenten met 300.000 of meer inwoners.
§
2. De schepenen en de burgemeester maken deel uit van de gemeenteraad, behalve
indien zij niet als gemeenteraadslid werden verkozen.
§ 3. Uiterlijk op 1
juni van het jaar waarin de gemeenteraadsverkiezingen zullen plaatsvinden, stelt
de Vlaamse Regering een lijst op van het aantal te verkiezen gemeenteraadsleden
per gemeente op basis van de bevolkingsaantallen van de gemeenten. Het in
aanmerking te nemen inwonertal is het aantal personen dat ingeschreven is in het
rijksregister van de natuurlijke personen die op 1 januari van het jaar van de
gemeenteraadsverkiezingen hun hoofdverblijfplaats in de desbetreffende gemeente
hadden.
Het bevolkingsaantal op 1 januari, bekendgemaakt in het Belgisch
Staatsblad, wordt, met behoud van de toepassing van het eerste lid, vanaf 1
januari volgend op de bekendmaking ervan, in aanmerking genomen als
bevolkingscijfer in dit decreet.
§ 1. De gemeenteraad wordt om de zes jaar volledig vernieuwd. De leden worden
rechtstreeks verkozen door de gemeenteraadskiezers. Zij zijn
herverkiesbaar.
§ 2. Na een volledige vernieuwing van de gemeenteraad
blijven de uittredende gemeenteraadsleden in functie tot de geloofsbrieven van
de nieuw verkozen gemeenteraadsleden onderzocht zijn en tot de installatie van
de meerderheid van de gemeenteraadsleden heeft plaatsgehad.
§ 1. De verkozen gemeenteraadsleden worden, voor de goede orde, door de
gemeentesecretaris ten minste acht dagen voor de installatievergadering van de
gemeenteraad op de hoogte gebracht van de datum, het uur en de plaats van de
installatievergadering.
De installatievergadering van de gemeenteraad vindt
van rechtswege plaats in het gemeentehuis, om 20 uur, op de eerste werkdag van
januari.
Elke dag van de week, behalve zaterdag, zondag en wettelijke en
decretale feestdagen, is een werkdag.
Ingeval bezwaar werd ingediend
tegen de verkiezing en als die vervolgens toch geldig werd verklaard, worden de
nieuw verkozen raadsleden door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad
bijeengeroepen op de installatievergadering binnen tien dagen na de dag waarop
de uitslag van de verkiezing definitief is.
Als bezwaar werd ingediend
tegen de verkiezing en als die verkiezing vervolgens ongeldig werd verklaard en
er een nieuwe verkiezing gehouden moet worden, worden de nieuw verkozen
raadsleden door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad bijeengeroepen op
de installatievergadering binnen tien dagen na de dag waarop de uitslag van de
nieuwe verkiezing definitief is.
Als de nieuw verkozen raadsleden niet
zijn bijeengeroepen overeenkomstig de voormelde bepalingen, gebeurt de
bijeenroeping door een uittredend lid van het college van burgemeester en
schepenen volgens hun rangorde, waarbij de burgemeester wordt geacht een hogere
rang in te nemen dan een schepen.
Als de installatie van de gemeenteraad
ten gevolge van een wijziging van de zetelverdeling niet van rechtswege kan
plaatsvinden overeenkomstig het eerste lid, worden de nieuw verkozen raadsleden
bijeengeroepen overeenkomstig het vierde en het zesde lid nadat de
zetelverdeling definitief is.
§ 2. De uittredende voorzitter van de
gemeenteraad zit de installatievergadering voor. Hij blijft voorzitter van de
gemeenteraad tot een nieuwe voorzitter verkozen is. Indien de uittredende
voorzitter van de gemeenteraad de installatievergadering niet kan voorzitten,
wordt ze voorgezeten door een uittredend lid van het college van burgemeester en
schepenen in volgorde van hun rang.
§ 3. De gemeenteraad onderzoekt de
geloofsbrieven van de verkozen gemeenteraadsleden. De verkozen
gemeenteraadsleden van wie de geloofsbrieven werden goedgekeurd, leggen, vóór ze
hun mandaat aanvaarden, in openbare vergadering de volgende eed af in handen van
de voorzitter van de installatievergadering: « Ik zweer de verplichtingen van
mijn mandaat trouw na te komen. » De voorzitter van de installatievergadering
legt, als hij herkozen is als gemeenteraadslid, de eed af in handen van de
burgemeester. Als de uittredende burgemeester de installatievergadering voorzit
en herkozen is als gemeenteraadslid legt hij de eed af in handen van het oudste
gemeenteraadslid, behalve als iemand anders de eed heeft afgelegd als
burgemeester. In dat geval legt hij de eed af in handen van de nieuw benoemde
burgemeester.
De Vlaamse Regering wordt binnen de twintig dagen van de
eedaflegging op de hoogte gebracht.
§ 4. De verkozen gemeenteraadsleden
die aanwezig zijn op de installatievergadering en die de eed niet afleggen,
worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat.
§ 5. De verkozen
gemeenteraadsleden die niet aanwezig zijn op de installatievergadering en die,
nadat ze daartoe uitdrukkelijk zijn opgeroepen, zonder geldige reden afwezig
zijn op de eerste daaropvolgende vergadering, worden geacht afstand te hebben
gedaan van hun mandaat.
§ 6. Als de voorzitter van de gemeenteraad,
degene die de voorzitter vervangt of degene die de eed afneemt van de
voorzitter, nalaat de eed af te nemen van de verkozen gemeenteraadsleden op de
installatievergadering of, bij vervanging van een lid, na de
installatievergadering uiterlijk op de eerstvolgende vergadering van de
gemeenteraad, wordt de eed afgenomen door een lid van het college van
burgemeester en schepenen volgens hun rangorde, waarbij de burgemeester wordt
geacht een hogere rang in te nemen dan een schepen. Als de voorzitter van de
gemeenteraad, degene die de voorzitter vervangt of degene die de eed afneemt van
de voorzitter, nalaat de eed af te nemen, noteert de gemeentesecretaris de
vervanging van de voorzitter in de notulen van de vergadering.
§ 1. Op de installatievergadering verkiest de gemeenteraad onder de
gemeenteraadsleden van Belgische nationaliteit een voorzitter. De voorzitter
wordt verkozen op basis van een akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter,
ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de
verkiezingen deelnamen. Om ontvankelijk te zijn moet de akte van voordracht
tevens ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die op dezelfde
lijst als de voorgedragen kandidaat werden verkozen. Als de lijst waarop de naam
van de kandidaat-voorzitter voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat de
handtekening van een van hen. Niemand kan meer dan één akte van voordracht
ondertekenen. Overtreding van dit verbod heeft in alle akten van voordracht de
ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dit
voorschrift werden geplaatst. Een verkozene die meer dan één akte van voordracht
ondertekent, kan voor de duur van de zittingsperiode van de gemeenteraad niet
worden benoemd of verkozen als burgemeester, schepen, voorzitter van de
gemeenteraad, voorzitter van een gemeenteraadscommissie of lid van de raad voor
maatschappelijk welzijn, kan de gemeente niet vertegenwoordigen of namens de
gemeente een mandaat bekleden in gemeentelijke extern verzelfstandigde
agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen, en kan het
openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn niet vertegenwoordigen of namens
het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een mandaat bekleden in de
ziekenhuizen, als vermeld in titel VII, hoofdstuk II, van het decreet van 19
december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor
maatschappelijk welzijn, in een vereniging of vennootschap, vermeld in titel
VIII van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de
openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of in andere verenigingen,
stichtingen of vennootschappen. Als de betrokkene al een dergelijk mandaat
bekleedt, vervalt dat van rechtswege.
De Vlaamse Regering wordt binnen
twintig dagen na de verkiezing van de voorzitter hiervan op de hoogte
gebracht.
De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat
van de kandidaat-voorzitter vermelden. In dat geval kan op de akte van
voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die
hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend
geval is de voorzitter bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van
rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon
die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat
eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon die in de
akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de voorzitter zou
opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd
het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat
niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig § 4.
De
akte wordt uiterlijk acht dagen voor de installatievergadering van de
gemeenteraad aan de gemeentesecretaris overhandigd.
§ 2. Nadat de
gemeenteraadsleden de eed hebben afgelegd, overhandigt de gemeentesecretaris de
akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter aan de voorzitter van de
installatievergadering.
De voorzitter van de installatievergadering gaat
na of de akte van voordracht ontvankelijk is overeenkomstig de voorwaarden,
bepaald in § 1. Alleen de handtekeningen van de gemeenteraadsleden die de eed
hebben afgelegd, worden hiertoe in aanmerking genomen, met inbegrip van de
handtekeningen van de opvolgers die de akte van voordracht hebben ondertekend en
die nadien als gemeenteraadslid de eed hebben afgelegd. In voorkomend geval
wordt de voorgedragen kandidaat-voorzitter verkozen verklaard.
§ 3. Als
geen ontvankelijke akte van voordracht van kandidaat-voorzitter aan de
voorzitter van de installatievergadering wordt overhandigd, gaat de gemeenteraad
binnen veertien dagen over tot verkiezing van een voorzitter.
De
gemeenteraadsleden kunnen hiertoe uiterlijk drie dagen voor de eerstvolgende
vergadering van de gemeenteraad een gedagtekende akte van voordracht bezorgen
aan de gemeentesecretaris.
Om ontvankelijk te zijn moet de akte van
voordracht ten minste ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die
op dezelfde lijst werden verkozen als de voorgedragen kandidaat. Als de lijst
waarop de kandidaat-voorzitter voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat
de handtekening van één van hen. Onverminderd § 1, kan elk gemeenteraadslid
slechts één akte van voordracht ondertekenen. Overtreding van dit verbod heeft
in alle akten van voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen
die in strijd met dit voorschrift werden geplaatst. De sanctie vermeld in § 1
ten aanzien van de verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent,
is eveneens van toepassing. De akte van voordracht kan tevens de einddatum van
het mandaat van de kandidaat-voorzitter vermelden. In dat geval kan op de akte
van voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen
die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In
voorkomend geval is de voorzitter bij het bereiken van de einddatum van het
mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door
de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld.
Indien
het mandaat eindigt voor de in de akte vermelde einddatum of indien de persoon
die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de
voorzitter zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende
opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is
vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging overgegaan
overeenkomstig § 4.
De verkiezing gebeurt bij geheime
stemming.
De kandidaat die de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft
behaald, is verkozen tot voorzitter van de gemeenteraad. Als geen enkele
kandidaat de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald en als meerdere
kandidaten werden voorgedragen voor het vacante mandaat, vindt een tweede
stemronde plaats, waarin wordt gestemd op de twee kandidaten die in de eerste
stemronde de meeste stemmen behaalden. Bij staking van stemmen in de eerste
stemronde komt de kandidaat die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste
naamstemmen heeft behaald, in aanmerking voor de tweede stemronde. De kandidaat
die in de tweede stemronde de meerderheid van de stemmen heeft behaald, is
verkozen tot voorzitter. Bij staking van stemmen in de tweede stemronde is de
kandidaat die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste naamstemmen heeft
behaald, verkozen tot voorzitter. Als de naamstemmen bepalend zijn en de
kandidaten een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, is de voorgedragen
kandidaat verkozen van wie de lijst bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste
stemmen heeft behaald.
§ 4. Als de voorzitter het mandaat niet aanvaardt,
van zijn mandaat van gemeenteraadslid vervallen wordt verklaard, als verhinderd
wordt beschouwd, afgezet of geschorst is, ontslag genomen heeft of overleden is,
wordt tot een nieuwe verkiezing van voorzitter overgegaan op de eerstvolgende
vergadering van de gemeenteraad, overeenkomstig § 1 tot en met § 3. Tot aan de
nieuwe verkiezing wordt het voorzitterschap waargenomen overeenkomstig het
tweede lid.
Als de voorzitter om een andere reden dan de redenen, vermeld
in het eerste lid, tijdelijk afwezig is, of als hij bij een welbepaalde
aangelegenheid betrokken partij is overeenkomstig artikel 27, neemt het
gemeenteraadslid met de meeste anciënniteit het voorzitterschap waar. Bij
gelijke anciënniteit geniet het gemeenteraadslid dat bij de laatste volledige
vernieuwing van de gemeenteraad het hoogste aantal naamstemmen heeft behaald, de
voorkeur. Als het gemeenteraadslid met de meeste anciënniteit de voorzitter in
die gevallen niet kan vervangen, wordt het voorzitterschap waargenomen door een
ander gemeenteraadslid in volgorde van anciënniteit. Bij gelijke anciënniteit
wordt het mandaat waargenomen door het gemeenteraadslid dat bij de verkiezingen
de meeste naamstemmen heeft behaald.
De voorzitter die als verhinderd
wordt beschouwd, die geschorst is of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen
zolang hij verhinderd, geschorst of tijdelijk afwezig is. De gemeenteraad neemt
akte van de verhindering of schorsing, en van de beëindiging van de periode van
verhindering of schorsing. Als het niet gaat om een door het decreet opgelegde
verhindering, dan richt de voorzitter zijn verzoek tot vervanging wegens
verhindering aan de gemeenteraad.
Een verkozen gemeenteraadslid dat voor zijn installatie afstand wil doen van zijn mandaat, brengt de voorzitter van de gemeenteraad daarvan schriftelijk op de hoogte. De afstand wordt definitief zodra de gemeenteraad hiervan kennis heeft genomen.
§ 1. Het mandaat van een gemeenteraadslid dat tijdens zijn mandaat niet meer
voldoet aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden, wordt door de gemeenteraad voor
vervallen verklaard nadat het betrokken gemeenteraadslid is gehoord.
De
voorzitter van de gemeenteraad brengt de Raad voor Verkiezingsbetwistingen,
evenals de betrokkene met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs
onmiddellijk op de hoogte van feiten die het verval van mandaat met zich kunnen
meebrengen. Als de gemeenteraad niet optreedt binnen twee maanden nadat hij
kennis heeft van de feiten die verval met zich kunnen meebrengen, treedt de Raad
voor Verkiezingsbetwistingen, in zijn plaats op, hetzij ambtshalve, hetzij op
verzoek van een gemeenteraadslid of van het openbaar ministerie. De gemeenteraad
wordt geacht kennis te hebben van de feiten die verval met zich kunnen
meebrengen, hetzij vanaf de ontvangst van een bezwaar van een ander
gemeenteraadslid of van het openbaar ministerie, hetzij vanaf de verzending van
de kennisgeving door de voorzitter van de gmeenteraad aan de Raad voor
Verkiezingsbetwistingen.
§ 2. De vervallenverklaring heeft pas gevolg
vanaf de kennisgeving aan het gemeenteraadslid van de uitspraak van het verval
door de gemeenteraad of de Raad voor Verkiezingsbetwistingen. Ze tast de
geldigheid van de eerdere beslissingen van de gemeenteraad niet aan.
§ 3.
Als de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, zijn mandaat
blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij
strafbaar met de straffen, bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek.
De volgende personen kunnen geen deel uitmaken van een gemeenteraad/
1° de
provinciegouverneurs, de gouverneur en de vice-gouverneur van het administratief
arrondissement Brussel-Hoofdstad en de adjunct van de gouverneur van de
provincie Vlaams-Brabant, de provinciegriffiers, de
arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen
voorzover de gemeente in kwestie deel uitmaakt van hun ambtsgebied;
2° de
magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de griffiers bij de hoven en de
rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en het Grondwettelijk Hof;
3°
de leden van het operationeel, administratief of logistiek kader van de
politiezone waar de gemeente toe behoort;
4° de personeelsleden van de
gemeente in kwestie of van de gemeentelijke extern verzelfstandigde
agentschappen van de gemeente, met uitzondering van de vrijwillige
brandweerlieden en de vrijwillige ambulancediensten;
5° de leden van een
districtsraad;
6° de personen die in een lokale decentrale overheid van een
andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een mandaat uitoefenen dat
gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, voorzitter van de gemeenteraad,
schepen of burgemeester;
7° de bloed- of aanverwanten tot en met de tweede
graad of echtgenoten in de gemeenteraad van een zelfde gemeente.
Als
bloed- of aanverwanten in een van die graden of twee echtgenoten worden gekozen
bij dezelfde verkiezing, dan wordt de voorkeur bepaald door de grootte van de
quotiënten op grond waarvan de door die kandidaten verkregen zetels aan hun
lijst zijn toegekend.
Als twee bloed- of aanverwanten in een verboden
graad of twee echtgenoten worden gekozen, de ene tot raadslid, de andere tot
opvolger, dan geldt het verbod om zitting te nemen alleen voor de opvolger,
tenzij de plaats waarvoor hij in aanmerking komt, is opengevallen voor de
verkiezing van zijn bloed- of aanverwant of echtgenoot. Tussen opvolgers die
voor opengevallen plaatsen in aanmerking komen, wordt de voorrang allereerst
bepaald naar tijdsorde van de vacatures.
Voor de toepassing van deze
bepaling worden personen die een wettelijk samenlevingscontract hebben
afgesloten met echtgenoten gelijkgesteld.
Aanverwantschap die later tot
stand komt tussen raadsleden, brengt geen verval van hun mandaat mee. Dat geldt
niet bij een huwelijk tussen raadsleden en in het geval van wettelijke
samenwoning.
De onverenigbaarheid wordt geacht op te houden door het
overlijden van de persoon door wie ze tot stand is gekomen, door echtscheiding
of door het ophouden van het wettelijk
samenlevingscontract.
Overeenkomstig artikel 71 en 72 van de Nieuwe
Gemeentewet zijn de bepalingen van het eerste lid, 1° en 2° eveneens van
toepassing op de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België
verblijven voor de uitoefening in een andere lidstaat van de Europese Unie van
ambten die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen.
§ 1. Het verkozen gemeenteraadslid dat zich op het ogenblik van zijn
installatie als gemeenteraadslid in een situatie bevindt die onverenigbaar is
met het lidmaatschap van de gemeenteraad, kan de eed niet afleggen en wordt
bijgevolg geacht afstand te doen van het hem toegekende mandaat.
§ 2. Een
gemeenteraadslid dat tijdens zijn mandaat in een met zijn mandaat onverenigbare
situatie terechtkomt en dat binnen vijftien dagen na het tot hem gerichte
verzoek van de voorzitter van de gemeenteraad geen einde maakt aan die situatie,
wordt door de gemeenteraad vervallen verklaard van zijn mandaat, overeenkomstig
artikel 10.
§ 3. Als de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige
kennisgeving, zijn mandaat blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de
oorzaak van het verval, is hij strafbaar met de straffen, bepaald in artikel 262
van het Strafwetboek.
Onverminderd de bepalingen van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8
juli 2011doet de Raad voor Verkiezingsbetwistingen uitspraak over geschillen die
rijzen in verband met de afstand, het verval, het ontslag of de verhindering van
het mandaat van gemeenteraadslid, voorzitter van de gemeenteraad of schepen,
geschillen die rijzen in verband met het goedkeuren van de geloofsbrieven, de
eedaflegging, de kennis van de bestuurstaal bepaald in artikel 44, § 6, de
verkiezing, benoeming, vervanging en opvolging van de schepenen en de voorzitter
van de gemeenteraad, en over de beroepen ingesteld overeenkomstig de artikelen
169, 170 en 175. De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet eveneens uitspraak
over geschillen die rijzen met betrekking tot de voorwaarden waaraan een
vertrouwenspersoon als vermeld in artikelen 18 en 70bis, moet voldoen, alsmede
of het gemeenteraadslid voldoet aan de voorwaarden om een beroep te kunnen doen
op een vertrouwenspersoon.
Tegen de uitspraken van de Raad voor
Verkiezingsbetwistingen, is binnen een termijn van acht dagen na de kennisgeving
een beroep mogelijk bij de Raad van State. Dat beroep is niet schorsend. De
hoofdgriffier van de Raad van State deelt het beroep binnen acht dagen na de
ontvangst ervan mee aan de betrokkene en aan de gemeente in kwestie. De Raad van
State doet uitspraak binnen zestig dagen. Het arrest van de Raad van State wordt
door de zorg van de hoofdgriffier onmiddellijk ter kennis gebracht van de
betrokkene, de provinciegouverneur en de gemeente.
De gemeenteraad neemt akte van de verhindering van de volgende
personen:
1° het gemeenteraadslid dat om medische redenen, om studieredenen
of wegens verblijf in het buitenland gedurende een minimale termijn van twaalf
weken niet aanwezig kan zijn op de vergaderingen van de gemeenteraad en
vervangen wil worden. Hij richt daartoe een schriftelijk verzoek aan de
voorzitter van de gemeenteraad. Bij het verzoek tot vervanging voor verhindering
wegens medische redenen wordt een geneeskundig getuigschrift van maximaal
vijftien dagen oud gevoegd, dat tevens de minimale termijn van afwezigheid om
medische redenen aangeeft. Als het gemeenteraadslid dat om medische redenen
afwezig blijft, niet in staat is om dat verzoek tot de voorzitter te richten,
wordt hij van rechtswege als verhinderd beschouwd vanaf de derde opeenvolgende
vergadering waarop hij afwezig is en zolang hij afwezig blijft. Bij het verzoek
tot vervanging voor verhindering om studieredenen of verblijf in het buitenland
wordt een attest gevoegd van de onderwijsinstelling of opdrachtgever;
2° het
gemeenteraadslid dat ouderschapsverlof wil nemen voor de geboorte of adoptie van
een kind. Dat gemeenteraadslid wordt op zijn schriftelijke verzoek, gericht aan
de voorzitter van de gemeenteraad, vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde
week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie, tot het
einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek
wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week
verlengd met een duur die gelijk is aan die gedurende welke het raadslid zijn
mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de
geboorte of de adoptie voorafgaan. In geval van de geboorte of de adoptie van
een meerling, kan op verzoek van het gemeenteraadslid het verlof verlengd worden
met een periode van maximaal twee weken;
3° het gemeenteraadslid dat omwille
van palliatief verlof, of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek
familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid, gedurende
minimaal twaalf weken niet aanwezig wenst te zijn op de vergaderingen van de
gemeenteraad en vervangen wil worden. Hij richt daartoe aan de voorzitter van de
gemeenteraad een schriftelijk verzoek, vergezeld van een verklaring op erewoord
waarin het raadslid zich bereid verklaart om bijstand of verzorging te verlenen.
De naam van de patiënt hoeft niet te worden vermeld;
4° de voorzitter van de
gemeenteraad die het mandaat uitoefent van voorzitter van de raad voor
maatschappelijk welzijn;
5° het gemeenteraadslid dat lid is van de Europese
Commissie voor zover het gemeenteraadslid hiertoe uitdrukkelijk verzoekt; in
voorkomend geval geldt de verhindering zolang het gemeenteraadslid het mandaat
als lid van de Europese Commissie uitoefent;
6° het gemeenteraadslid dat
geschorst is op grond van artikel 205 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet
van 8 juli 2011.
Het gemeenteraadslid dat ontslag wil nemen, deelt dat schriftelijk mee aan de voorzitter van de gemeenteraad. Het ontslag is definitief na de ontvangst van de kennisgeving door de voorzitter van de gemeenteraad. Het lid van de gemeenteraad blijft zijn mandaat uitoefenen tot zijn opvolger is geïnstalleerd, behoudens als het ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid.
Het gemeenteraadslid dat afstand doet van zijn mandaat, dat van zijn mandaat
vervallen wordt verklaard, dat als verhinderd wordt beschouwd, dat ontslag
genomen heeft, of dat overleden is, wordt vervangen door zijn opvolger, die
wordt aangewezen overeenkomstig de het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8
juli 2011.
De geloofsbrieven worden onderzocht overeenkomstig artikel 7,
§ 3. De eedaflegging gebeurt in openbare vergadering in de handen van de
voorzitter van de gemeenteraad.
Het gemeenteraadslid dat als verhinderd
wordt beschouwd, wordt vervangen zolang de toestand van verhindering duurt. De
gemeenteraad neemt akte van de beëindiging van de periode van
verhindering.
De Vlaamse regering wordt binnen twintig dagen van de
eedaflegging of van de beëindiging van de periode van verhindering op de hoogte
gebracht.
§ 1. De gemeenteraadsleden ontvangen ten laste van de gemeente presentiegeld
voor hun aanwezigheid op vergaderingen van de gemeenteraad. De Vlaamse Regering
stelt een lijst op van vergaderingen die voortvloeien uit de
mandaatsverplichtingen van de gemeenteraadsleden waarvoor de gemeenteraad bij
reglement kan bepalen dat presentiegeld wordt verleend.
§ 2. De
gemeenteraad bepaalt het bedrag van de presentiegelden binnen de grenzen die
vastgelegd zijn door de Vlaamse Regering. Daarbij kan rekening gehouden worden
met het inwonersaantal van de gemeente.
De gemeente vermindert op de
wijze die de Vlaamse Regering bepaalt, de presentiegelden van het
gemeenteraadslid dat andere wettelijke of reglementaire bezoldigingen,
pensioenen, vergoedingen of toelagen ontvangt, of de gemeente vult die
vergoeding aan, op de wijze die de Vlaamse Regering bepaalt, met een bedrag ter
compensatie van het inkomensverlies dat de betrokkene lijdt, op voorwaarde dat
de mandataris daar zelf om verzoekt. De gemeentesecretaris stelt vast of aan de
vereiste voorwaarden is voldaan.
De som van de presentiegelden, aangevuld
met het bedrag ter compensatie van het inkomensverlies, kan nooit hoger zijn dan
de wedde van een schepen van een gemeente met 50.000 inwoners.
§ 3. De
Vlaamse Regering bepaalt de grenzen waarbinnen de gemeenteraad kan bepalen welke
specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat van
gemeenteraadslid, voorzitter van de gemeenteraad en fractie- of
commissievoorzitter, voor terugbetaling in aanmerking komen.
§ 4. De
gemeenteraad kent de eretitels toe aan de gemeenteraadsleden.
§ 5. De
gemeente sluit een verzekering af om de burgerlijke aansprakelijkheid, met
inbegrip van de rechtsbijstand, te dekken die persoonlijk ten laste komt van de
gemeenteraadsleden bij de normale uitoefening van hun mandaat.
De Vlaamse
Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van deze
bepaling.
De gemeente sluit tevens een verzekering af voor ongevallen van
de gemeenteraadsleden, overkomen in het kader van de normale uitoefening van hun
ambt.
§ 6. Behalve in geval van herhaling is de gemeente burgerrechtelijk
aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe een gemeenteraadslid
wordt veroordeeld wegens een misdrijf, begaan bij de normale uitoefening van
zijn ambt, met uitzondering van de persoonlijke inbreuk begaan op de
verkeersreglementering.
De regresvordering van de gemeente ten aanzien
van de veroordeelde gemeenteraadsleden is beperkt tot de gevallen van bedrog,
zware schuld of lichte schuld die bij hen gewoonlijk voorkomen.
§ 1. Het gemeenteraadslid dat wegens een handicap niet zelfstandig zijn
mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dat mandaat laten
bijstaan door een vertrouwenspersoon, gekozen uit personen die de volle leeftijd
van achttien jaar hebben bereikt en die legaal binnen de Europese Unie
verblijven, op voorwaarde dat hij zich niet bevindt in een situatie als vermeld
in artikel 11, met uitzondering van het verbod in verband met bloed- en
aanverwantschap ten aanzien van het lid met een handicap, en een situatie als
vermeld in artikel 14.
§ 2. Voor de toepassing van § 1 bepaalt de Vlaamse
Regering de criteria tot vaststelling van de hoedanigheid van een
gemeenteraadslid met een handicap.
§ 3. Bij het verlenen van de bijstand
krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde middelen ter beschikking en heeft hij
dezelfde verplichtingen als het gemeenteraadslid, maar hij is niet gehouden tot
de eedaflegging. Hij heeft eveneens recht op presentiegeld onder dezelfde
voorwaarden als het gemeenteraadslid.
De gemeenteraad vergadert zo dikwijls als de zaken die tot zijn bevoegdheid behoren het vereisen en ten minste tienmaal per jaar.
De voorzitter van de gemeenteraad beslist tot bijeenroeping van de
gemeenteraad en stelt de agenda van de vergadering op. De agenda bevat in ieder
geval de punten die door het college van burgemeester en schepenen aan de
voorzitter worden meegedeeld.
Op verzoek van een derde van de
zittinghebbende leden of van het college van burgemeester en schepenen is de
voorzitter verplicht de gemeenteraad bijeen te roepen op de aangewezen dag en
het aangewezen uur en met de voorgestelde agenda. Daartoe bezorgen ze voor elk
punt op die agenda hun toegelicht voorstel van beslissing aan de
gemeentesecretaris, die de voorstellen bezorgt aan de voorzitter van de
gemeenteraad.
Behalve in spoedeisende gevallen en behalve in geval van toepassing van
artikel 7, § 1, wordt de oproeping ten minste acht dagen vóór de dag van de
vergadering aan het raadslid bezorgd.
De oproeping vermeldt in elk geval
de plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergadering en bevat een
toegelicht voorstel van beslissing. De agendapunten moeten voldoende duidelijk
omschreven zijn. Voor elk agendapunt wordt het dossier dat erop betrekking
heeft, ter beschikking van de gemeenteraadsleden gesteld vanaf de verzending van
de agenda.
Het huishoudelijk reglement bepaalt de wijze waarop de
oproeping van de gemeenteraadsleden wordt verzonden en de wijze waarop het
dossier dat op de agenda betrekking heeft, ter beschikking wordt
gesteld.
De gemeentesecretaris of de door hem aangewezen personeelsleden
verstrekken aan de gemeenteraadsleden die erom verzoeken, technische
inlichtingen over stukken die in het dossier voorkomen. Het huishoudelijk
reglement bepaalt de wijze waarop die inlichtingen worden verstrekt.
Gemeenteraadsleden kunnen uiterlijk vijf dagen vóór de vergadering punten aan
de agenda toevoegen. Hiertoe bezorgen ze hun toegelicht voorstel van beslissing
aan de gemeentesecretaris, die de voorstellen bezorgt aan de voorzitter van de
gemeenteraad.
Van deze mogelijkheid kan geen gebruik gemaakt worden door
een lid van het college van burgemeester en schepenen.
De
gemeentesecretaris deelt de aanvullende agendapunten zoals vastgesteld door de
voorzitter van de gemeenteraad, samen met de bijbehorende toegelichte
voorstellen onverwijld mee aan de gemeenteraadsleden.
§ 1. Behalve in spoedeisende gevallen worden plaats, dag, tijdstip en agenda
van de vergaderingen van de gemeenteraad uiterlijk acht dagen voor de
vergadering openbaar gemaakt op het gemeentehuis, zodat het publiek ervan kan
kennisnemen op elk moment. Het huishoudelijk reglement bepaalt de nadere regels
over de wijze van openbaarmaking.
Als agendapunten aan de agenda worden
toegevoegd overeenkomstig artikel 22, wordt de aangepaste agenda uiterlijk 24
uur nadat hij is vastgesteld, openbaar gemaakt overeenkomstig het eerste lid. In
spoedeisende gevallen wordt de agenda uiterlijk 24 uur nadat hij is vastgesteld,
en uiterlijk vóór de aanvang van de vergadering openbaar gemaakt overeenkomstig
het eerste lid.
§ 2. De gemeente is verplicht aan ieder natuurlijk
persoon en iedere rechtspersoon of groepering ervan die erom verzoekt, de agenda
van de gemeenteraad en de stukken die erop betrekking hebben, openbaar te maken
door er inzage in te verlenen, er uitleg over te verschaffen of er een afschrift
van te overhandigen overeenkomstig het decreet van 26 maart 2004 betreffende de
openbaarheid van bestuur.
De voorzitter zit de vergaderingen van de gemeenteraad voor, en opent en sluit de vergaderingen.
De voorzitter is belast met de handhaving van de orde in de vergadering. Hij
kan, na een voorafgaande waarschuwing, elke toehoorder die openlijk tekens van
goedkeuring of van afkeuring geeft of die op enigerlei wijze wanorde
veroorzaakt, uit de zaal doen verwijderen.
De voorzitter kan bovendien
een proces-verbaal opmaken tegen die persoon en hem verwijzen naar de
politierechtbank, die hem kan veroordelen tot een geldboete van één tot vijftien
euro of tot een gevangenisstraf van één dag tot drie dagen, behoudens andere
vervolgingen, als het feit daartoe grond oplevert.
De gemeenteraad kan enkel beraadslagen of beslissen als de meerderheid van de
zittinghebbende gemeenteraadsleden aanwezig is.
De gemeenteraad kan
echter, als hij eenmaal bijeengeroepen is zonder dat het vereiste aantal leden
aanwezig is, na een tweede oproeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, op
geldige wijze beraadslagen of beslissen over de onderwerpen die voor de tweede
maal op de agenda voorkomen.
In die oproeping wordt vermeld dat het om
een tweede oproeping gaat. In de tweede oproeping worden de bepalingen van dit
artikel overgenomen.
§ 1. Het is voor een gemeenteraadslid verboden deel te nemen aan de
bespreking en de stemming:
1° met behoud van de toepassing van artikel 11, §
2, van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de
openbare centra voor maatschappelijk welzijn over aangelegenheden waarin hij een
rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger, of
waarbij de echtgenoot, of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een
persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod strekt niet verder dan de
bloed- en aanverwanten tot en met de tweede graad als het gaat om de voordracht
van kandidaten, benoemingen, ontslagen, afzettingen en schorsingen. Voor de
toepassing van deze bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke
samenwoning als vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek, hebben
afgelegd, met echtgenoten gelijkgesteld;
2° over de vaststelling of
goedkeuring van de jaarrekening van een instantie waaraan hij rekenschap
verschuldigd is of waarvan hij tot het uitvoerend orgaan behoort.
Deze
bepaling is niet van toepassing op het gemeenteraadslid dat zich in
bovenvermelde omstandigheden bevindt louter op grond van het feit dat hij als
vertegenwoordiger van de gemeente is aangewezen in andere
rechtspersonen.
§ 2. Het is voor een gemeenteraadslid verboden:
1°
rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling te werken
in geschillen ten behoeve van de gemeente. Dat verbod geldt ook ten aanzien van
de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op
hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken;
2° rechtstreeks of
onrechtstreeks als advocaat of notaris te werken in geschillen ten behoeve van
de tegenpartij van de gemeente of ten behoeve van een personeelslid van de
gemeente aangaande beslissingen in verband met de tewerkstelling binnen de
gemeente. Dit verbod geldt ook ten aanzien van de personen die in het kader van
een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het
gemeenteraadslid werken;
3° rechtstreeks of onrechtstreeks een overeenkomst
te sluiten, behoudens in geval van een schenking aan de gemeente of een
gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap, of deel te nemen aan een
opdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop
ten behoeve van de gemeente of een gemeentelijk extern verzelfstandigd
agentschap, behoudens in de gevallen waarbij het gemeenteraadslid een beroep
doet op een door de gemeente of een gemeentelijk extern verzelfstandigd
agentschap aangeboden dienstverlening en ten gevolge daarvan een overeenkomst
aangaat;
4° op te treden als afgevaardigde of deskundige van een
vakorganisatie in het bijzonder onderhandelingscomité of het hoog overlegcomité
van de gemeente.
§ 3. Dit artikel is eveneens van toepassing op de
vertrouwenspersoon, bedoeld in artikel 18 en 70bis.
§ 4. Als een
gemeenteraadslid in de situatie verkeert vermeld in § 1, moet dat punt op de
vergadering behandeld worden, en kan de vergadering niet gesloten worden voor
het punt in kwestie is behandeld of voor beslist is om het punt uit te
stellen.
§ 1. De vergaderingen van de gemeenteraad zijn openbaar, behalve als:
1°
het om aangelegenheden gaat die de persoonlijke levenssfeer raken. Zodra een
dergelijk punt aan de orde is, beveelt de voorzitter de behandeling in besloten
vergadering;
2° de gemeenteraad met twee derde van de aanwezige leden en op
gemotiveerde wijze beslist tot behandeling in besloten vergadering, in het
belang van de openbare orde of op grond van ernstige bezwaren tegen de
openbaarheid.
De vergaderingen over het organogram, de
personeelsformatie, de rechtspositieregeling, het meerjarenplan en de
aanpassingen ervan, het budget, een budgetwijziging of de jaarrekening zijn in
elk geval openbaar.
§ 2. De besloten vergadering kan enkel plaatsvinden
na de openbare vergadering, uitgezonderd in tuchtzaken. Als tijdens de openbare
vergadering blijkt dat de behandeling van een punt in besloten vergadering moet
worden voortgezet, kan de openbare vergadering, enkel met dit doel, worden
onderbroken. Als tijdens de besloten vergadering blijkt dat de behandeling van
een punt in openbare vergadering moet worden behandeld, wordt dat punt opgenomen
op de agenda van de eerstvolgende gemeenteraad. In geval van dringende
noodzakelijkheid van het punt kan de besloten vergadering, enkel met dat doel,
worden onderbroken.
Een punt dat niet op de agenda voorkomt, mag niet in bespreking worden
gebracht, behalve in spoedeisende gevallen als het geringste uitstel gevaar zou
kunnen opleveren.
Tot spoedbehandeling kan enkel worden besloten door ten
minste twee derde van de aanwezige leden. De namen van die leden en de
motivering van de spoedeisendheid worden in de notulen vermeld.
§ 1. De gemeenteraadsleden hebben het recht van inzage in alle dossiers,
stukken en akten die het bestuur van de gemeente betreffen. De
gemeenteraadsleden kunnen een afschrift verkrijgen van die dossiers, stukken en
akten. De vergoeding die eventueel wordt gevraagd voor het afschrift, mag in
geen geval meer bedragen dan de kostprijs.
§ 2. De gemeenteraadsleden
mogen alle instellingen en diensten bezoeken die de gemeente opricht en
beheert.
§ 3. De gemeenteraad bepaalt bij huishoudelijk reglement de
voorwaarden voor het inzagerecht en het recht van afschrift, en de voorwaarden
voor het bezoekrecht aan de instellingen en diensten die de gemeente opricht en
beheert.
§ 4. De gemeenteraadsleden, alsmede alle andere personen die
krachtens de wet of het decreet de besloten vergaderingen van de gemeenteraad
bijwonen, zijn tot geheimhouding verplicht.
Dit artikel doet geen afbreuk
aan de mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging van de gemeenteraadsleden,
alsmede van alle andere personen, vermeld in het eerste lid, wegens schending
van het beroepsgeheim, overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
»;
§ 5. Het inzagerecht en het bezoekrecht van de gemeenteraadsleden, als
vermeld in § 1, § 2 en § 3, geldt eveneens voor de autonome gemeentebedrijven
van de gemeente.
De burgemeester of de schepen die buiten de gemeenteraad is benoemd, is aanwezig op de vergaderingen van de gemeenteraad. Hij beschikt in de gemeenteraad enkel over een raadgevende stem.
De gemeenteraadsleden hebben het recht aan de burgemeester en aan het college
van burgemeester en schepenen mondelinge en schriftelijke vragen te
stellen.
Een toegelicht voorstel van beslissing, als vermeld in artikelen
20, 21 en 22, is niet vereist voor het stellen van een vraag als vermeld in het
eerste lid.
De notulen van de vergadering van de gemeenteraad worden onder de
verantwoordelijkheid van de gemeentesecretaris opgesteld overeenkomstig
artikelen 180 en 181.
Behalve in spoedeisende gevallen, worden de notulen
van de vorige vergadering ten minste acht dagen voor de dag van de vergadering
ter beschikking gesteld van de gemeenteraadsleden. Het huishoudelijk reglement
bepaalt de wijze waarop de notulen ter beschikking worden gesteld.
Elk
gemeenteraadslid heeft het recht tijdens de vergadering opmerkingen te maken
over de redactie van de notulen van de vorige vergadering. Als die opmerkingen
door de gemeenteraad worden aangenomen, worden de notulen in die zin
aangepast.
Als er geen opmerkingen worden gemaakt over de notulen van de
vorige vergadering, worden de notulen als goedgekeurd beschouwd en worden ze
ondertekend door de voorzitter van de gemeenteraad en de gemeentesecretaris. In
het geval de gemeenteraad bij spoedeisendheid werd samengeroepen, kan de
gemeenteraad beslissen om opmerkingen toe te laten op de eerstvolgende
vergadering.
Telkens als de gemeenteraad het wenselijk acht, worden de
notulen staande de vergadering opgemaakt en door de meerderheid van de
gemeenteraadsleden en de gemeentesecretaris ondertekend.
De besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Onder volstrekte meerderheid van stemmen wordt verstaan, meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen, onthoudingen niet meegerekend. Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen.
§ 1. De stemmingen in de gemeenteraad zijn niet geheim.
§ 2. Over de
volgende aangelegenheden wordt geheim gestemd:
1° de vervallenverklaring van
het mandaat van gemeenteraadslid en van schepen;
2° het aanwijzen van de
leden van de gemeentelijke bestuursorganen en van de vertegenwoordigers van de
gemeente in overlegorganen en in de organen van andere rechtspersonen en
feitelijke verenigingen;
3° individuele personeelszaken.
§ 3. Onder
voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in § 2 stemmen de leden van de
gemeenteraad mondeling. Het huishoudelijk reglement kan een regeling invoeren
die gelijkwaardig is met een mondelinge stemming. Als dusdanig worden de
mechanisch uitgebrachte naamstemming en de stemming bij zitten en opstaan of bij
handopsteking beschouwd. Ongeacht de bepalingen van het huishoudelijk reglement
wordt er mondeling gestemd telkens als een derde van de aanwezige leden hierom
verzoekt.
§ 4. De voorzitter stemt het laatst, behalve bij geheime
stemming.
Voor elke benoeming tot ambten, elke contractuele aanstelling, elke
verkiezing en elke voordracht van kandidaten wordt tot een afzonderlijke
stemming overgegaan. Als bij de benoeming, de contractuele aanstelling, de
verkiezing of de voordracht van kandidaten de vereiste meerderheid niet wordt
verkregen bij de eerste stemming, wordt opnieuw gestemd over de twee kandidaten
die de meeste stemmen hebben behaald.
Als bij de eerste stemming sommige
kandidaten een gelijk aantal stemmen behaald hebben, dan wordt de jongste
kandidaat tot de herstemming toegelaten. Personen worden benoemd, aangesteld,
verkozen of voorgedragen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staking van
stemmen heeft de jongste kandidaat de voorkeur.
De gemeente is verplicht aan ieder natuurlijk persoon en iedere rechtspersoon of groepering ervan die erom verzoekt, de besluiten van de gemeenteraad en andere bestuursdocumenten openbaar te maken door er inzage in te verlenen, er uitleg over te verschaffen of er een afschrift van te overhandigen overeenkomstig het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur.
§ 1. Het gemeenteraadslid of de gemeenteraadsleden die op eenzelfde lijst
verkozen zijn, vormen één fractie.
§ 2. In afwijking van § 1 kunnen de
kandidaat-gemeenteraadsleden die op eenzelfde lijst zijn verkozen twee fracties
vormen, mits aan volgende voorwaarden is voldaan :
1° de naam van de lijst
bestaat uit meerdere woorden of afkortingen die minstens de twee fractienamen
omvatten;
2° de kandidaat-gemeenteraadsleden beslissen bij de indiening van
de voordrachtsakte of verbeteringsakte dat de op de lijst verkozen
gemeenteraadsleden twee fracties vormen of kunnen vormen; in dat laatste geval
wordt overgegaan tot de vorming van twee fracties als een meerderheid van de
verkozen gemeenteraadsleden die potentieel een afzonderlijke fractie kunnen
uitmaken, daartoe op de installatievergadering van de gemeenteraad
beslist;
3° de in 2° bedoelde beslissing wordt genomen in een afzonderlijke
akte inzake fractievorming, ondertekend door alle kandidaat-gemeenteraadsleden
op de lijst;
4° de akte inzake fractievorming bevat alle
kandidaat-gemeenteraadsleden van de lijst, in dezelfde volgorde als de
voordrachtsakte of de verbeteringsakte die bij de voorzitter van het
hoofdstembureau wordt ingediend;
5° onverminderd het derde lid vermeldt de
akte inzake fractievorming voor alle kandidaat-gemeenteraadsleden tot welke
fractie zij zullen behoren in geval van verkiezing;
6° er worden op de akte
inzake fractievorming slechts twee verschillende fracties vermeld;
7° de akte
inzake fractievorming is als bijlage gevoegd bij de voordrachtsakte of de
verbeteringsakte die, overeenkomstig artikel 70 en 91 van het Lokaal en
Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, aan de voorzitter van het gemeentelijk
hoofdbureau wordt overhandigd;
8° aan de gemeentesecretaris wordt tegen
ontvangstbewijs een afschrift van de akte inzake fractievorming overhandigd
uiterlijk de eerste werkdag na de dag dat de voordrachtsakte of de
verbeteringsakte bij de voorzitter van het hoofdstembureau werd
ingediend.
De indiening van de akte inzake fractievorming en de door de
kandidaat-gemeenteraadsleden gemaakte keuze is niet herroepbaar.
Als een
kandidaat-gemeenteraadslid op de akte inzake fractievorming zich niet tot een
fractie bekent, wordt het betrokken kandidaat-gemeenteraadslid geacht bij
verkiezing te opteren voor de grootste fractie. Als beide fracties in de
gemeenteraad even groot zijn, wordt hij geacht bij verkiezing te opteren voor de
fractie waartoe de aanvoerder van de lijst behoort, behalve ingeval de
lijstaanvoerder op de akte van fractievorming zich niet tot een fractie heeft
bekend. In dat geval wordt het kandidaat-gemeenteraadslid geacht te opteren voor
de fractie waartoe het kandidaat-gemeenteraadslid behoort dat de hoogste plaats
op de lijst inneemt en die zich tot een fractie heeft bekend.
Indien aan
de voormelde regeling niet is voldaan kunnen er geen aparte fracties worden
gevormd. Ingeval de kandidaat-gemeenteraadsleden, die op eenzelfde lijst
verkozen zijn, overeenkomstig het eerste lid beslissen om twee fracties te
vormen, spreekt de gemeenteraad zich op de installatievergadering bij besluit
uit of aan de voorwaarden vermeld in het eerste lid is voldaan.
De
Vlaamse Regering stelt het model van akte inzake fractievorming vast.
§
3. Het gemeenteraadslid of de gemeenteraadsleden die verkozen zijn op lijsten
die zich uiterlijk op de installatievergadering onderling hebben verenigd,
vormen één fractie. Tot onderlinge vereniging van de lijsten kan slechts beslist
worden als de meerderheid van de verkozenen op elk van die lijsten daarmee
instemt.
§ 4. De onderlinge vereniging tot één fractie of de vorming van
twee fracties overeenkomstig § 2, geldt tot de eerstvolgende volledige
vernieuwing van de gemeenteraad.
§ 5. Het huishoudelijk reglement legt de
nadere regels vast voor de samenstelling en de werking van de fracties, alsook,
binnen de grenzen die de Vlaamse Regering bepaalt, voor de financiering
ervan.
§ 1. De gemeenteraad kan commissies oprichten die zijn samengesteld uit
gemeenteraadsleden. De commissies hebben als taak het voorbereiden van de
besprekingen in de gemeenteraadszittingen, het verlenen van advies en het
formuleren van voorstellen over de wijze waarop vorm wordt gegeven aan de
inspraak van de bevolking telkens als dat voor de beleidsvoering wenselijk wordt
geacht. De commissies kunnen steeds deskundigen en belanghebbenden
horen.
§ 2. Artikelen 28 en 35 zijn van overeenkomstige toepassing op de
vergaderingen en de stemmingen in de commissies.
§ 3. De mandaten in
iedere commissie worden evenredig verdeeld over de fracties waaruit de
gemeenteraad is samengesteld. De gemeenteraad bepaalt per gemeenteraadscommissie
het aantal leden, alsook de wijze waarop de evenredigheid wordt berekend. Deze
berekeningswijze geldt voor alle commissies die de gemeenteraad opricht. De
evenredigheid vereist in ieder geval dat de som van het aantal mandaten dat
toekomt aan de fracties waarvan leden deel uitmaken van het college van
burgemeester en schepenen steeds hoger is dan de som van het aantal mandaten dat
toekomt aan de andere fracties. Elke fractie wijst de mandaten toe, die haar
overeenkomstig deze berekeningswijze toekomen, door middel van een voordracht,
gericht aan de voorzitter van de gemeenteraad. Als de voorzitter van de
gemeenteraad voordrachten ontvangt voor meer kandidaten dan er mandaten te
begeven zijn voor een fractie, dan worden de mandaten toegewezen volgens de
volgorde van voorkomen op de akte van voordracht.
Tot de eerstvolgende
volledige vernieuwing van de gemeenteraad wordt een fractie geacht eenzelfde
aantal leden in de commissies te behouden. Indien één of meerdere leden
verklaren niet meer te behoren tot de fractie als vermeld in artikel 38 kan dit
lid niet meer zetelen, noch als lid van deze fractie, noch als lid van een
andere fractie. Niettemin behouden deze fracties het oorspronkelijke aantal
leden in de commissie.
Om ontvankelijk te zijn moet de akte van
voordracht voor elk van de kandidaat-commissieleden ten minste ondertekend zijn
door een meerderheid van de leden van de fractie waarvan het
kandidaat-commissielid deel van uitmaakt. Indien de fractie van het
kandidaat-commissielid slechts uit twee verkozenen bestaat, volstaat de
handtekening van een van hen. Niemand kan meer dan een akte ondertekenen per
beschikbaar mandaat voor de fractie.
Als ten gevolge van de toepassing
van de evenredige vertegenwoordiging overeenkomstig het eerste lid een fractie
niet vertegenwoordigd is in een commissie, kan de fractie een raadslid aanwijzen
dat als lid met raadgevende stem in de commissie zetelt.
§ 4. De
burgemeester of schepenen kunnen geen voorzitter zijn van een
gemeenteraadscommissie.
§ 5. Het huishoudelijk reglement bepaalt de
nadere regelen inzake de samenstelling en de werkwijze van de commissie, alsook
inzake de toekenning van presentiegelden.
De gemeenteraad stelt bij de aanvang van de zittingsperiode een huishoudelijk
reglement vast waarin aanvullende maatregelen worden opgenomen in verband met de
werking van de raad en waarin minstens bepalingen worden opgenomen over:
1°
de vergaderingen waarvoor presentiegeld wordt verleend, het bedrag van het
presentiegeld en de nadere regels in verband met de eventuele terugbetaling van
specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat van
gemeenteraadslid of lid van het college van burgemeester en schepenen;
2° de
wijze van verzending van de oproeping en het ter beschikking stellen van het
dossier aan de gemeenteraadsleden, alsook de wijze waarop de gemeentesecretaris
of de door hem aangewezen personeelsleden, aan de raadsleden die erom verzoeken,
technische inlichtingen verstrekken over die stukken;
3° de wijze waarop de
plaats, de dag, het tijdstip en de agenda van de vergaderingen van de
gemeenteraad openbaar worden gemaakt;
4° de voorwaarden voor het inzagerecht
en het recht van afschrift voor gemeenteraadsleden en de voorwaarden voor het
bezoekrecht aan de instellingen en diensten die de gemeente opricht en
beheert;
5° de voorwaarden waaronder de gemeenteraadsleden hun recht
uitoefenen om aan de burgemeester en aan het college van burgemeester en
schepenen mondelinge en schriftelijke vragen te stellen;
6° de wijze van
notulering en de wijze waarop de notulen van de vorige vergadering ter
beschikking worden gesteld van de gemeenteraadsleden;
7° de nadere regels
voor de samenstelling en de werking van de commissies en de fracties.
8° de
wijze van bezorgen van het meerjarenplan, de wijzigingen aan het meerjarenplan,
het budget, de budgetwijzigingen en de jaarrekening aan de raadsleden;
9° de
wijze waarop en de persoon door wie de stukken, vermeld in artikel 182, worden
ondertekend;
10° de nadere voorwaarden waaronder het recht om
verzoekschriften in te dienen, wordt uitgeoefend, en de wijze waarop de
verzoekschriften worden behandeld;
11° de wijze van het ter kennis brengen
van de beslissingen, vermeld in artikel 51, vijfde lid.
De gemeenteraad
kan het huishoudelijk reglement te allen tijde wijzigen.
De gemeenteraad neemt een deontologische code aan.
§ 1. Onder voorbehoud van de toepassing van andere wettelijke of decretale
bepalingen, beschikt de gemeenteraad over de volheid van bevoegdheid ten aanzien
van de aangelegenheden, bepaald in artikel 2.
§ 2. De gemeenteraad
bepaalt het beleid van de gemeente en kan daartoe algemene regels
vaststellen.
§ 3. De gemeenteraad stelt de gemeentelijke reglementen
vast. Onverminderd de federale wetgeving in verband met de bevoegdheid van de
gemeenteraad tot het vaststellen van politieverordeningen, kunnen de reglementen
onder meer betrekking hebben op het gemeentelijk beleid, de gemeentelijke
belastingen en retributies, en op het inwendige bestuur van de
gemeente.
Een afschrift van elk reglement waarin een strafbepaling of een
administratieve sanctie wordt opgenomen, wordt dadelijk verzonden aan de griffie
van de rechtbank van eerste aanleg en aan die van de politierechtbank.
§ 1. Behoudens bij uitdrukkelijke toewijzing van een bevoegdheid in de zin
van artikel 2, tweede lid, aan de gemeenteraad, kan de gemeenteraad bij
reglement bepaalde bevoegdheden toevertrouwen aan het college van burgemeester
en schepenen.
§ 2. De volgende bevoegdheden kunnen niet aan het college
van burgemeester en schepenen worden toevertrouwd :
1° de aan de gemeenteraad
toegewezen bevoegdheden, vermeld in titel II, hoofdstuk I, afdelingen I en
II;
2° het vaststellen van gemeentelijke reglementen en het bepalen van
straffen en administratieve sancties op de overtreding van die
reglementen;
3° het vaststellen van het meerjarenplan en de aanpassingen
ervan, het budget en de budgetwijzigingen, de jaarrekeningen en de
geconsolideerde jaarrekening;
4° het vaststellen van het organogram, de
aanduiding in dat organogram van de functies waaraan het lidmaatschap van het
managementteam is gekoppeld, de personeelsformatie en de
rechtspositieregeling;
5° het oprichten van extern verzelfstandigde
agentschappen en het beslissen tot oprichting van, deelname aan of
vertegenwoordiging in instellingen, verenigingen en ondernemingen;
6° het
goedkeuren van beheersovereenkomsten en samenwerkingsovereenkomsten, als vermeld
in artikelen 235, 247 en 271;
7° het aanstellen en ontslaan van de
gemeentesecretaris, de adjunct-gemeentesecretaris, de financieel beheerder en de
ombudsman, alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van die
personeelsleden;
8° het goedkeuren van het algemene kader van het interne
controlesysteem, als vermeld in artikel 100;
9° het vaststellen van wat onder
het begrip dagelijks bestuur moet worden verstaan;
10° beslissingen die de
wet, het decreet of het uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk aan de gemeenteraad
voorbehoudt;
11° het vaststellen van de wijze van gunning en het vaststellen
van de voorwaarden van overheidsopdrachten, behalve als het gaat om één van de
volgende opdrachten :
a) een opdracht die past binnen het begrip dagelijks
bestuur als vermeld in punt 9°, waarvoor het college van burgemeester en
schepenen bevoegd is;
b) een opdracht die nominatief in het vastgestelde
budget is opgenomen;
12° het stellen van daden van beschikking met betrekking
tot onroerende goederen, behoudens voor zover de verrichting nominatief in het
vastgestelde budget is opgenomen;
13° het definitief aanvaarden van
schenkingen en het aanvaarden van legaten;
14° het inrichten van adviesraden
en overlegstructuren;
15° het vaststellen van de gemeentebelastingen en het
vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de
voorwaarden ervan;
16° het vaststellen van een systeem van
klachtenbehandeling;
17° het beslissen tot het optreden in rechte,
overeenkomstig artikel 193, tweede lid;
18° de bevoegdheden, vermeld in
artikel 81, § 2, eerste lid;
19° het aangaan van dadingen;
20° de
bevoegdheden van de gemeenteraad, als vermeld in artikelen 157, 159, § 3 en §
4;
21° de wijze van het ter kennis brengen van de beslissingen, vermeld in
artikel 51;
22° het aanstellen en ontslaan van de leden van de raad van
bestuur van een autonoom gemeentebedrijf, de goedkeuring van de jaarrekening en
het budget van een autonoom gemeentebedrijf, de beslissing tot ontbinding en
vereffening van een autonoom gemeentebedrijf, en het aanstellen van de
gemeentelijke vertegenwoordigers in de algemene vergadering van een extern
verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm;
23° het vaststellen
van wat onder het begrip dagelijks personeelsbeheer moet worden verstaan;
24°
de aan de gemeenteraad toegewezen bevoegdheden, vermeld in het decreet van 6
juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;
25° het nemen van
besluiten waarbij de financiële lasten van de opgenomen leningen worden
herschikt door die lasten te spreiden over een langere periode.
§ 1. Het college van burgemeester en schepenen bestaat uit de burgemeester,
de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, bedoeld in artikel 53 en
54 van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de
openbare centra voor maatschappelijk welzijn en uit ten hoogste:
1° 2
schepenen in de gemeenten met minder dan 1000 inwoners;
2° 3 schepenen in de
gemeenten met 1000 tot 4999 inwoners;
3° 4 schepenen in de gemeenten met 5000
tot 9999 inwoners;
4° 5 schepenen in de gemeenten met 10.000 tot 19.999
inwoners;
5° 6 schepenen in de gemeenten met 20.000 tot 29.999
inwoners;
6° 7 schepenen in de gemeenten met 30.000 tot 49.999
inwoners;
7° 8 schepenen in de gemeenten met 50.000 tot 99.999
inwoners;
8° 9 schepenen in de gemeenten met 100.000 tot 199.999
inwoners;
9° 10 schepenen in de gemeenten met 200.000 of meer
inwoners.
Het college van burgemeester en schepenen dient, benevens de
burgemeester en de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn minstens
twee schepenen te bevatten.
§ 2. Overeenkomstig artikel 5, § 3, eerste
lid stelt de Vlaamse regering een lijst op van het maximale aantal per gemeente
te verkiezen schepenen overeenkomstig artikel 44, § 1, evenals van het aantal
per gemeente te verkiezen schepenen in de gemeenten bedoeld in artikel 7 van de
wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken en de gemeente Voeren
overeenkomstig artikel 16 van de Nieuwe Gemeentewet.
§ 3. De voorzitter
van de raad voor maatschappelijk welzijn is van rechtswege schepen vanaf zijn
verkiezing overeenkomstig artikel 53 en 54 van het decreet van 19 december 2008
betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
Na een volledige vernieuwing van de gemeenteraad blijft hij in functie als
schepen tot de installatie van de schepenen heeft plaatsgevonden overeenkomstig
artikel 45.
Bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad of
echtgenoten kunnen geen deel uitmaken van het college van burgemeester en
schepenen.
Voor de toepassing van deze bepaling worden personen die een
wettelijk samenlevingscontract hebben afgesloten met echtgenoten
gelijkgesteld.
§ 4. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 15, §
2, van de Nieuwe Gemeentewet, bestaat het college van burgemeester en schepenen
uit personen van verschillend geslacht.
Indien het college van
burgemeester en schepenen na de verkiezing van de voorzitter van de raad voor
maatschappelijk welzijn niet rechtsgeldig blijkt te zijn samengesteld
overeenkomstig het eerste lid, wordt de laatste overeenkomstig artikel 45, § 3
of 50, § 1 verkozen schepen in rang, van rechtswege vervangen door het op
dezelfde lijst verkozen gemeenteraadslid van het andere geslacht met de meeste
naamstemmen. Als verschillende raadsleden van het andere geslacht een gelijk
aantal naamstemmen hebben behaald, geniet het raadslid dat de hoogste plaats op
de lijst bekleedt voorrang onder die raadsleden. Als er geen verkozen
gemeenteraadsleden van het andere geslacht op die lijst voorkomen, wordt de
schepen van rechtswege vervangen door de eerste opvolger van het andere geslacht
op die lijst.
In afwijking van het tweede lid wordt, indien het college
van burgemeester en schepenen na de verkiezing van de voorzitter van de raad
voor maatschappelijk welzijn niet rechtsgeldig blijkt te zijn samengesteld
overeenkomstig het eerste lid, en ingeval de overeenkomstig artikel 45 of 50, §
1, laatst verkozen schepen in rang, bij de verkiezing van de gemeenteraadsleden
verkozen werd op een lijst die maar één kandidaat bevat, de voorlaatste schepen
in rang vervangen overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid. Als ook de
voorlaatste schepen in rang verkozen werd op een lijst die maar één kandidaat
bevat, wordt de derde laatste schepen in rang, of in voorkomend geval de
eerstvolgende laatste schepen in rang, vervangen overeenkomstig dezelfde
bepalingen.
§ 5. Een schepen die overeenkomstig § 3 of § 4 buiten de
gemeenteraad is benoemd, is in alle gevallen stemgerechtigd in het college van
burgemeester en schepenen.
§ 6. Onverminderd artikel 72bis van de Nieuwe
Gemeentewet moet ieder die het mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter
van de raad uitoefent of waarneemt, beschikken over de kennis van de
bestuurstaal die vereist is voor de uitoefening van het mandaat.
Door hun
verkiezing of benoeming bestaat het vermoeden dat de in het vorige lid bedoelde
mandatarissen de vereiste taalkennis bezitten. Dat vermoeden kan worden weerlegd
op verzoek van een gemeenteraadslid op basis van ernstige aanwijzingen, de
bekentenis van de mandataris of de wijze waarop de betrokkene het mandaat
uitoefent.
Het in het vorige lid bedoelde verzoek wordt ingediend bij de
Raad voor Verkiezingsbetwistingen Als het rechtscollege beslist dat het
vermoeden van taalkennis is weerlegd, is de verkiezing of de benoeming
vernietigd vanaf de dag van de kennisgeving van de beslissing van het
rechtscollege, onverminderd de mogelijkheid van beroep bij de Raad van State,
overeenkomstig artikel 13. Dit beroep schort de uitspraak van het rechtscollege
niet op. Tot de algehele vernieuwing van de raad kan de betrokkene niet opnieuw
benoemd of verkozen worden tot burgemeester, schepen of voorzitter van de raad,
noch een dergelijk mandaat waarnemen.
De miskenning van de bepalingen van
dit artikel door diegene van wie het vermoeden van taalkennis is weerlegd, is
een grove nalatigheid in de zin van artikel 71.
§ 1. Behalve de schepenen benoemd overeenkomstig artikel 44, § 3 en § 4,
tweede lid, worden de schepenen door de gemeenteraad onder de gemeenteraadsleden
verkozen op basis van een gezamenlijke akte van voordracht van de
kandidaat-schepenen, ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen op de
lijsten die aan de verkiezingen deelnamen. Om ontvankelijk te zijn moet die
gezamenlijke akte van voordracht voor elk van de kandidaat-schepenen tevens
ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst
werden verkozen als de voorgedragen kandidaten. Als de lijst waarop een
kandidaat-schepen voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat de
handtekening van één van hen. Niemand kan meer dan één gezamenlijke akte van
voordracht ondertekenen. Overtreding van dit verbod heeft in alle akten van
voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen geplaatst in
strijd met dit voorschrift. Een verkozene die meer dan één akte van voordracht
ondertekent, kan voor de duur van de zittingsperiode van de gemeenteraad niet
worden benoemd of verkozen als burgemeester, schepen, voorzitter van de
gemeenteraad, voorzitter van een gemeenteraadscommissie of lid van de raad voor
maatschappelijk welzijn, kan de gemeente niet vertegenwoordigen of namens de
gemeente een mandaat bekleden in gemeentelijke extern verzelfstandigde
agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen, en kan het
openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn niet vertegenwoordigen of namens
het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een mandaat bekleden in de
ziekenhuizen, vermeld in titel VII, hoofdstuk II, van het decreet van 19
december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor
maatschappelijk welzijn, in een vereniging of vennootschap, als vermeld in titel
VIII van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de
openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of in andere verenigingen,
stichtingen of vennootschappen. Als de betrokkene al een dergelijk mandaat
bekleedt, vervalt dat van rechtswege.
De gezamenlijke akte van
voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van een kandidaat-schepen
vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van
de persoon die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende
duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de schepen bij het bereiken van
de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van
rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger
is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de einddatum, vermeld in de akte of
indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de
persoon die de schepen zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de
eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste
opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging
overgegaan overeenkomstig artikel 50.
Die akte wordt uiterlijk acht dagen
voor de installatievergadering van de gemeenteraad aan de gemeentesecretaris
overhandigd. De gemeentesecretaris bezorgt een afschrift van de akte aan de
burgemeester.
§ 2. Nadat de gemeenteraadsleden de eed hebben afgelegd,
overhandigt de gemeentesecretaris de gezamenlijke akte van voordracht van de
kandidaat-schepenen aan de voorzitter van de gemeenteraad.
De voorzitter
van de gemeenteraad gaat na of de gezamenlijke akte van voordracht ontvankelijk
is overeenkomstig de voorwaarden, bepaald in § 1. Enkel de handtekeningen van de
gemeenteraadsleden die de eed hebben afgelegd, worden hiertoe in aanmerking
genomen, met inbegrip van de handtekeningen van de opvolgers die de akte van
voordracht hebben ondertekend en die nadien als gemeenteraadslid de eed hebben
afgelegd. In voorkomend geval worden de voorgedragen kandidaat-schepenen
verkozen verklaard en is het aantal schepenen vastgelegd tot de eerstvolgende
volledige vernieuwing van de gemeenteraad.
§ 3. Als geen ontvankelijke
gezamenlijke akte van voordracht van kandidaat-schepenen aan de voorzitter van
de installatievergadering wordt overhandigd, beslist de gemeenteraad op de
installatievergadering over het aantal te verkiezen schepenen en wordt binnen
veertien dagen overgegaan tot afzonderlijke verkiezing van de schepenen onder de
gemeenteraadsleden. De gemeenteraadsleden kunnen hiertoe kandidaat-schepenen
voordragen.
De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het
mandaat van de kandidaat-schepen vermelden. In dat geval kan op de akte van
voordracht de naam vermeld worden van de persoon die hem zal of de personen die
hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend
geval is de schepen bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van
rechtswege ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon
die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat
eindigt voor de einddatum vermeld in de akte of indien de persoon die in de akte
van voordracht werd vermeld als zijnde de persoon die de schepen zou opvolgen,
zijn mandaat niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat
op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan
opnemen, wordt tot vervanging overgegaan overeenkomstig artikel 50.
Per
schepenmandaat wordt uiterlijk drie dagen voor de eerstvolgende vergadering van
de gemeenteraad een gedagtekende akte van voordracht aan de gemeentesecretaris
bezorgd.
Om ontvankelijk te zijn, moet de akte van voordracht ten minste
ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst
werden verkozen als de voorgedragen kandidaat. Als de lijst waarop de
kandidaat-schepen voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat de
handtekening van een van hen. Onverminderd § 1 kan elk gemeenteraadslid slechts
één akte van voordracht ondertekenen per schepenmandaat. Overtreding van dit
verbod heeft in alle akten van voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle
handtekeningen die in strijd met dit voorschrift werden geplaatst. De sanctie
vermeld in § 1 ten aanzien van de verkozene die meer dan één akte van voordracht
ondertekent, is eveneens van toepassing. Als de schriftelijk voorgedragen
kandidaturen niet volstaan om het college volledig samen te stellen, kunnen
kandidaten mondeling op de zitting worden voorgedragen.
De verkiezing
gebeurt bij geheime stemming, door evenveel afzonderlijke stemmingen als er
schepenen te kiezen zijn.
De kandidaat die de volstrekte meerderheid van
de stemmen heeft behaald, is verkozen tot schepen. Als geen enkele kandidaat de
volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald en als meerdere kandidaten
werden voorgedragen voor het vacante schepenmandaat, vindt een tweede stemronde
plaats. Daarin wordt gestemd op de twee kandidaten die in de eerste stemronde de
meeste stemmen hebben behaald. Bij staking van stemmen in de eerste stemronde
komt de kandidaat die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste naamstemmen
heeft behaald, in aanmerking voor de tweede stemronde. De kandidaat die in de
tweede stemronde de meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot
schepen. Bij staking van stemmen in de tweede stemronde is de kandidaat die bij
de gemeenteraadsverkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, verkozen tot
schepen.
Als de naamstemmen bepalend zijn en de kandidaten een gelijk
aantal naamstemmen hebben behaald, is de voorgedragen kandidaat verkozen van wie
de lijst bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste stemmen heeft
behaald.
§ 4. De rang van de schepenen wordt bepaald door de rangorde op
de gezamenlijke akte van voordracht. In geval van afzonderlijke verkiezing van
de schepenen wordt de rang van de schepenen bepaald door de volgorde van de
stemmingen. De schepenen die op grond van § 1, tweede lid, § 3, tweede lid of op
grond van artikel 44, § 4, tweede lid een schepen opvolgen, nemen de rang in in
volgorde van hun verkiezing of benoeming. De schepen van rechtswege
overeenkomstig artikel 44, § 3, is steeds de laatste schepen in rang.
§ 1. Voor ze hun mandaat aanvaarden, leggen de schepenen in openbare
vergadering van de gemeenteraad de volgende eed af in handen van de
burgemeester: "Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.
»
De Vlaamse Regering wordt binnen de twintig dagen van de eedaflegging
op de hoogte gebracht.
§ 2. De schepen die de eed na twee
achtereenvolgende uitnodigingen niet aflegt, wordt geacht zijn schepenmandaat
niet te aanvaarden.
De schepenen worden, behoudens de toepassing van artikelen 45, § 1, derde
lid, § 3, tweede lid, 49 en 50, verkozen voor een periode van zes jaar. Onder
voorbehoud van toepassing van artikel 44, § 3, blijven de uittredende schepenen
na een volledige vernieuwing van de gemeenteraad in functie tot de installatie
van het nieuwe college heeft plaatsgevonden.
De personen, vermeld in
artikel 11, kunnen evenmin deel uitmaken van een college van burgemeester en
schepenen, respectievelijk van het college van burgemeester en schepenen in een
welbepaalde gemeente. Artikelen 10, 12, § 2 en § 3, artikelen 13 en 30, zijn van
overeenkomstige toepassing op de leden van het college van burgemeester en
schepenen.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de "toekomstige versie".
De gemeenteraad kan, bij volstrekte meerderheid van stemmen de structurele
onbestuurbaarheid van de gemeente vaststellen en brengt de Vlaamse Regering
daarvan op de hoogte.
Op grond van die kennisgeving geeft de Vlaamse
Regering aan de provinciegouverneur een bemiddelingsopdracht. De
provinciegouverneur brengt de Vlaamse Regering op de hoogte van het resultaat
van de bemiddeling.
Als de Vlaamse Regering vaststelt dat de bemiddeling
van de gouverneur mislukt is en er zich geen oplossing aandient, brengt ze de
gemeenteraad daarvan op de hoogte.
In dat geval kan de gemeenteraad
vervolgens de procedure starten voor de aanstelling van een nieuw college van
burgemeester en schepenen. De gemeenteraad brengt de Vlaamse Regering daarvan
onmiddellijk op de hoogte, waarna de Vlaamse Regering de burgemeester ontslaat.
De Vlaamse Regering stelt de gemeenteraad hiervan in kennis. De nieuwe
burgemeester wordt benoemd overeenkomstig artikel 59 en 60. De aftredende
burgemeester blijft in functie tot de installatie van de nieuwe burgemeester
heeft plaatsgevonden. De verkiezing en installatie van de nieuwe schepenen, met
uitzondering van de schepen van rechtswege, gebeurt op basis van een
gezamenlijke akte van voordracht, overeenkomstig artikel 44, § 4, 45, § 1, § 2
en § 4, en 46. De uittredende schepenen blijven in functie tot de installatie
van de nieuwe schepenen heeft plaatsgevonden. In het geval er geen gezamenlijke
akte van voordracht wordt ingediend, overeenkomstig artikel 45, § 1 en § 2,
blijven de uittredende schepenen in functie. Het aantal schepenen en in
voorkomend geval een machtiging aan de raad voor maatschappelijk welzijn om een
ondervoorzitter aan te duiden, zoals bepaald bij de volledige vernieuwing van de
gemeenteraad, blijven evenwel behouden.
De gemeenteraad stelt de raad
voor maatschappelijk welzijn in kennis van het feit dat overgegaan wordt tot de
installatie van de nieuwe schepenen en de benoeming van de nieuwe burgemeester.
De raad voor maatschappelijk welzijn kan dan eveneens overgaan tot de
installatie van een nieuwe voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn
die tevens schepen van rechtswege is, overeenkomstig artikel 53 van het decreet
van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de raad voor maatschappelijk
welzijn. Artikel 44, § 3, van het Gemeentedecreet is dan eveneens van
toepassing. In voorkomend geval kan de raad voor maatschappelijk welzijn
overgaan tot de installatie van een nieuwe ondervoorzitter of nieuwe
ondervoorzitters overeenkomstig artikel 56 van het decreet van 19 december 2008
betreffende de organisatie van de raad voor maatschappelijk welzijn. De
voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn die van rechtswege schepen
is, blijft dan in functie tot de installatie van de nieuwe voorzitter van de
raad voor maatschappelijk welzijn plaatsvindt. In voorkomend geval blijft de
ondervoorzitter of blijven de ondervoorzitters van de raad voor maatschappelijk
welzijn dan in functie tot de installatie van de nieuwe ondervoorzitter of
ondervoorzitters van de raad voor maatschappelijk welzijn.
De
vaststelling van de structurele onbestuurbaarheid en de aanstelling van een
nieuw college van burgemeester en schepenen in toepassing daarvan, kan niet
gebeuren in spoedeisende gevallen zoals vermeld in artikel 29 en evenmin in de
periode van twaalf maanden voor de dag van de verkiezingen voor de volledige
vernieuwing van de gemeenteraden.
De aanstelling van een nieuw college
van burgemeester en schepenen na vaststelling van de structurele
onbestuurbaarheid kan slechts eenmaal per bestuursperiode gebeuren.
De gemeenteraad neemt akte van de verhindering van de volgende
personen:
1° de schepen die lid is van de federale of Vlaamse Regering of van
de Europese Commissie;
2° de schepen die lid is van de deputatie van de
provincieraad of van het college, ingesteld bij artikel 83quinquies, § 2, van de
bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse
instellingen;
3° de schepen die het mandaat uitoefent van federaal, Vlaams of
Europees parlementslid, voorzover de schepen hiertoe uitdrukkelijk verzoekt. In
voorkomend geval geldt de verhindering zolang de schepen het mandaat van
federaal, Vlaams of Europees parlementslid uitoefent;
4° de schepen die om
medische redenen, om studieredenen of wegens verblijf in het buitenland
vervangen wil worden gedurende een minimale termijn van twaalf weken. Hij richt
daartoe een schriftelijk verzoek aan de voorzitter van de gemeenteraad. Bij het
verzoek wordt een geneeskundig getuigschrift van maximaal vijftien dagen oud
gevoegd, dat tevens de minimale termijn van afwezigheid om medische redenen
aangeeft. Als de schepen die om medische redenen afwezig blijft, niet in staat
is om dat verzoek tot de voorzitter te richten, wordt hij van rechtswege als
verhinderd beschouwd vanaf de derde opeenvolgende vergadering waarop hij afwezig
is en zolang hij afwezig blijft. Bij het verzoek tot vervanging van verhindering
om studieredenen of verblijf in het buitenland wordt een attest gevoegd van de
onderwijsinstelling of opdrachtgever;
5° de schepen die ouderschapsverlof wil
nemen voor de geboorte of adoptie van een kind. Die schepen wordt op zijn
schriftelijke verzoek, gericht aan de voorzitter van de gemeenteraad, vervangen,
op zijn vroegst vanaf de zesde week voor de vermoedelijke datum van de geboorte
of van de adoptie tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte.
Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat
na de negende week verlengd met een duur die gelijk is aan die gedurende welke
de schepen zijn mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die
aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan. In geval van de geboorte of
de adoptie van een meerling kan op verzoek van de schepen het verlof verlengd
worden met een periode van maximaal twee weken;
6° de schepen die
overeenkomstig artikel 63, eerste lid tot nieuwe burgemeester wordt benoemd in
geval van verhindering of schorsing van de burgemeester.
7° de schepen die
omwille van palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging van een
zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid
vervangen wil worden gedurende minimaal twaalf weken. Hij richt daartoe een
schriftelijk verzoek aan de voorzitter van de gemeenteraad, vergezeld van een
verklaring op erewoord waarbij de schepen zich bereid verklaart om bijstand of
verzorging te verlenen. De naam van de patiënt hoeft niet te worden vermeld.
De schepen die ontslag wil nemen, deelt dat schriftelijk mee aan de
voorzitter van de gemeenteraad. Het ontslag is definitief na de ontvangst van
die kennisgeving door de voorzitter van de gemeenteraad.
De schepen
blijft zijn mandaat uitoefenen tot zijn opvolger is geïnstalleerd, behoudens als
het ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid en behoudens in geval van de
toepassing van artikel 44, § 3.
§ 1. Als een schepen zijn schepenmandaat niet aanvaardt, van zijn mandaat
vervallen wordt verklaard, als verhinderd wordt beschouwd, afgezet of geschorst
is, ontslag heeft genomen of overleden is, wordt tot een nieuwe verkiezing van
een schepen overgegaan binnen twee maanden na het openvallen van het
schepenmandaat. De schepen wordt verkozen op basis van een akte van voordracht
van de kandidaat-schepen, ondertekend door meer dan de helft van de verkozen
gemeenteraadsleden. Om ontvankelijk te zijn moet die akte van voordracht voor de
kandidaat-schepenen tevens ondertekend zijn door een meerderheid van de personen
die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat werden verkozen. Als de
lijst waarop een kandidaat-schepen voorkomt slechts twee verkozenen telt,
volstaat de handtekening van een van hen. Onverminderd artikel 45 kan elk
gemeenteraadslid slechts één akte van voordracht ondertekenen per
schepenmandaat. Overtreding van dat verbod heeft in alle akten van voordracht de
ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dit
voorschrift werden geplaatst. De sanctie vermeld in artikel 45 ten aanzien van
de verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent, is eveneens van
toepassing. De akte van voordracht kan tevens de einddatum van het mandaat van
de kandidaat-schepen vermelden. In dat geval kan op de akte van voordracht de
naam van de persoon vermeld worden die hem zal of de personen die hem zullen
opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat. In voorkomend geval is de
schepen bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege
ontslagnemend en wordt hij van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de
akte van voordracht als opvolger is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de
einddatum vermeld in de akte of indien de persoon die in de akte van voordracht
werd vermeld als zijnde de persoon die de schepen zou opvolgen, zijn mandaat
niet opneemt, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de
persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt
tot vervanging overgegaan overeenkomstig dit artikel.De voorzitter van de
gemeenteraad gaat na of de akte van voordracht ontvankelijk is. In voorkomend
geval wordt de voorgedragen kandidaat-schepen verkozen verklaard op de
eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad.
Als binnen twee maanden na
het openvallen van een schepenmandaat en voor de overhandiging van de akte van
voordracht, genomen met toepassing van het eerste lid, een bijkomend
schepenmandaat openvalt, kan voor de vervanging van al die mandaten overgegaan
worden tot een verkiezing overeenkomstig artikel 45, § 1 en § 2. De
oorspronkelijke termijn van twee maanden voor het eerst opengevallen mandaat
blijft in dat geval van toepassing. Als evenwel toepassing wordt gemaakt van het
eerste lid, blijft voor het tweede opengevallen mandaat de termijn, vermeld in
het eerste lid, van toepassing.
In de gevallen, vermeld in het eerste en
het tweede lid, kan op de akte van voordracht worden bepaald, in afwijking van
artikel 45, § 4, dat een of meer nieuw verkozen schepenen de rang innemen van
degenen die ze vervangen.
Als twee maanden na het openvallen van het
schepenmandaat nog geen nieuwe schepen is benoemd overeenkomstig het eerste en
tweede lid, wordt op de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad overgegaan
tot verkiezing van de schepen overeenkomstig artikel 45, § 3.
Tot aan de
nieuwe verkiezing wordt het mandaat waargenomen overeenkomstig § 2.
§ 2.
Als de schepen om een andere reden dan de redenen, vermeld in § 1, afwezig is,
kan hij worden vervangen door het gemeenteraadslid met de meeste anciënniteit.
Bij gelijke anciënniteit, geniet het gemeenteraadslid dat bij de laatste
volledige vernieuwing van de gemeenteraad het hoogste aantal naamstemmen heeft
behaald, de voorkeur. Als het gemeenteraadslid met de meeste anciënniteit de
schepen in die gevallen niet kan vervangen, wordt het schepenmandaat waargenomen
door een ander gemeenteraadslid in volgorde van hun anciënniteit. Bij gelijke
anciënniteit wordt het schepenmandaat waargenomen door het gemeenteraadslid dat
bij de verkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald.Bij een gelijk aantal
naamstemmen wordt het schepenmandaat waargenomen door het gemeenteraadslid van
wie de lijst bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste stemmen heeft
behaald.
§ 3. De schepen die als verhinderd wordt beschouwd, die
geschorst is of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd,
geschorst of tijdelijk afwezig is. De gemeenteraad neemt akte van de
verhindering of schorsing, en van de beëindiging van de periode van verhindering
of schorsing.
Het college van burgemeester en schepenen vergadert regelmatig, op de dagen
en uren die het bepaalt, en zo dikwijls als de behandeling van de zaken het
vereist. De burgemeester kan in spoedeisende gevallen buitengewone vergaderingen
bijeenroepen, op de dag en het uur die hij bepaalt.
Het college van
burgemeester en schepenen kan enkel beraadslagen of beslissen als de meerderheid
van de leden aanwezig is. Als de voorzitter van de raad voor maatschappelijk
welzijn nog niet verkozen is, kan het college van burgemeester en schepenen
enkel beraadslagen of beslissen als de meerderheid van de leden, de voorzitter
van de raad voor maatschappelijk welzijn niet meegerekend, aanwezig
is.
Artikel 27 is van overeenkomstige toepassing op de leden van het
college van burgemeester en schepenen.
Overeenkomstig artikel 104, derde
lid, van de Nieuwe Gemeentewet zijn de vergaderingen van het college van
burgemeester en schepenen niet openbaar.
Overeenkomstig artikel 104,
eerste lid, van de Nieuwe Gemeentewet worden alleen de beslissingen opgenomen in
de notulen en in het register van de beraadslagingen, en kunnen alleen die
beslissingen rechtsgevolgen hebben. De notulen worden goedgekeurd op de
eerstvolgende gewone vergadering van het college van burgemeester en schepenen.
De notulen worden uiterlijk op dezelfde dag als de vergadering van het college
van burgemeester en schepenen volgend op de vergadering van het college van
burgemeester en schepenen waarop de notulen werden goedgekeurd verstuurd aan de
gemeenteraadsleden op de wijze die bepaald is in het huishoudelijk reglement.
De secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kan,
als de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn dat wenst, op de
vergaderingen van het college van burgemeester en schepenen aanwezig zijn
gedurende de bespreking van de punten waarvoor overeenkomstig artikel 270 van
het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare
centra voor maatschappelijk welzijn, advies moet worden ingewonnen.
De burgemeester zit het college van burgemeester en schepenen voor, en opent en sluit de vergaderingen.
Het college van burgemeester en schepenen beslist collegiaal.
§ 1. De besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen.
Onder volstrekte meerderheid van de stemmen wordt verstaan, meer dan de helft
van de uitgebrachte stemmen, onthoudingen niet meegerekend.
§ 2. Bij
staking van stemmen verdaagt het college de zaak tot een volgende vergadering.
Als de meerderheid van het college de zaak vóór de behandeling ervan echter
spoedeisend heeft verklaard, is de stem van de voorzitter van het college
beslissend. Hetzelfde geldt als er op twee achtereenvolgende vergaderingen over
eenzelfde zaak een staking van stemmen is.
§ 3. Artikel 35, §§ 2 tot 4,
en artikel 36 zijn van overeenkomstige toepassing op de stemmingen in het
college van burgemeester en schepenen.
Het college van burgemeester en schepenen kan bij de aanvang van de zittingsperiode een huishoudelijk reglement aannemen waarin het nadere regels vaststelt over zijn werking.
Het college van burgemeester en schepenen heeft dezelfde deontologische code als die welke is aangenomen voor de gemeenteraad. Het college van burgemeester en schepenen kan echter zelf een deontologische code aannemen die minstens de deontologische code, zoals aangenomen door de gemeenteraad, omvat.
§ 1. Het college van burgemeester en schepenen bereidt de beraadslagingen en
de besluiten van de gemeenteraad voor. Het voert de besluiten van de
gemeenteraad uit.
§ 2. Het college oefent de bevoegdheden uit die eraan
zijn toevertrouwd overeenkomstig artikel 43, § 1, of overeenkomstig andere
wettelijke en decretale bepalingen.
§ 3. Het college van burgemeester en
schepenen is bevoegd voor :
1° de daden van beheer over de gemeentelijke
inrichtingen en eigendommen, binnen de door de gemeenteraad desgevallend
vastgestelde algemene regels;
2° het aanstellen en het ontslaan van het
personeel, alsook de sanctie- en tuchtbevoegdheid ten aanzien van het personeel,
onverminderd de bevoegdheid van de gemeenteraad overeenkomstig artikel 43, § 2,
7°, en artikel 96, uitgezonderd het derde lid, en de gevallen waarin die
bevoegdheid door of krachtens de wet of het decreet aan de gemeenteraad is
opgedragen;
3° het financieel beheer, onverminderd de bevoegdheden van de
gemeenteraad;
4° het voeren van de gunningsprocedure, de gunning en de
uitvoering van overheidsopdrachten;
5° de vaststelling van de wijze van
gunning en de voorwaarden van overheidsopdrachten als het gaat om een opdracht
die past binnen het begrip dagelijks bestuur vermeld in artikel 43, § 2,
9°;
6° de vaststelling van de wijze van gunning en de voorwaarden van
overheidsopdrachten als de opdracht nominatief in het vastgestelde budget is
opgenomen en de gemeenteraad de wijze van gunning en de voorwaarden niet zelf
heeft vastgesteld;
7° beslissingen die de wet, het decreet of het
uitvoeringsbesluit uitdrukkelijk aan het college van burgemeester en schepenen
voorbehoudt;
8° het stellen van daden van beschikking :
a) met betrekking
tot roerende goederen, met uitzondering van het aangaan van de dadingen;
b)
met betrekking tot onroerende goederen, voor zover de verrichting nominatief in
het vastgestelde budget is opgenomen, met uitzondering van het aangaan van de
dadingen;
9° het vertegenwoordigen van de gemeente in rechte ingevolge
artikel 193, behoudens in de gevallen, vermeld in artikel 193, tweede
lid;
10° de burgerlijke stand en de politie over de vertoningen
overeenkomstig artikelen 125, 126, 127, 130 en 132 van de Nieuwe
Gemeentewet;
11° het opleggen van administratieve sancties overeenkomstig
artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet;
12° de vaststelling van de
rooilijnen van de wegen, met inachtneming van de algemene plannen als dergelijke
plannen bestaan;
13° beslissingen die aan het advies, de machtiging of de
goedkeuring van een toezichthoudende overheid onderworpen zijn;
14° het nemen
van besluiten :
a) voor het aangaan van leningen voor een periode langer dan
één jaar;
b) waarbij de financiële lasten van de opgenomen leningen worden
herschikt door die lasten te spreiden over een kortere of gelijke
periode;
15° de vaste belegging van kapitalen voor een periode langer dan één
jaar;
16° het afsluiten van een afsprakennota als vermeld in artikel 87.
§ 4. Het college van burgemeester en schepenen is verantwoordelijk voor
de zorg voor het gemeentearchief waaronder de titels.
§ 5. Dit artikel
doet geen afbreuk aan de bevoegdheden die overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling
II aan de burgemeester zijn toegekend.
Met behoud van de toepassing van artikel 159 en titel VII en behoudens bij
uitdrukkelijke toewijzing van een bevoegdheid als vermeld in artikel 2, tweede
lid, aan het college van burgemeester en schepenen, kan het college van
burgemeester en schepenen bij reglement de uitoefening van bepaalde bevoegdheden
aan de gemeentesecretaris toevertrouwen.
De bevoegdheden van het college
van burgemeester en schepenen, vermeld in het vierde lid en in artikel 57, § 1,
eerste zin, en de op basis van § 2, gedelegeerde bevoegdheden van de
gemeenteraad met betrekking tot het aanwijzen, het ontslaan en de sanctie-en
tuchtbevoegdheden van de personeelsleden, als vermeld in artikel 96, tweede lid,
die andere functies vervullen waaraan het organogram het lidmaatschap van het
managementteam verbindt, en de bevoegdheden vermeld in § 3, 7°, 8°, b), 9°, 10°,
11°, 13°, 14°, a), 15° en 16°, kunnen evenwel niet aan de gemeentesecretaris
worden toevertrouwd. Hetzelfde geldt voor de bevoegdheden van het college van
burgemeester en schepenen inzake financieel beheer, als vermeld in artikelen
155, 157, 159, § 2, eerste en tweede lid, en § 3 en § 4, artikel 160, § 4,
artikelen 161, 163, § 2, en artikel 168.
Met behoud van de toepassing van
artikel 159 oefent de gemeentesecretaris de overeenkomstig het eerste lid
toevertrouwde bevoegdheden persoonlijk uit. De gemeentesecretaris kan de
uitoefening van die gedelegeerde bevoegdheid toevertrouwen aan andere
personeelsleden van de gemeente. Een subdelegatie van de bevoegdheid tot het
aanstellen en het ontslaan van het personeel, alsook de bevoegdheid inzake de
tucht ten aanzien van het personeel, aan andere personeelsleden dan de
gemeentesecretaris is evenwel niet mogelijk, behalve in voorkomend geval, aan de
adjunct-gemeentesecretaris.
In afwijking van artikel 43 kan het college
van burgemeester en schepenen in gevallen van dwingende en onvoorziene
omstandigheden op eigen initiatief de bevoegdheden betreffende de vaststelling
van de wijze van gunning en de voorwaarden van overheidsopdrachten, het voeren
van de gunningsprocedure, de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten
uitoefenen. Die bevoegdheid is niet voor delegatie vatbaar.
§ 1. Onverminderd de nationaliteitsvereiste, vermeld in artikel 13 van de
Nieuwe Gemeentewet, wordt de burgemeester door de Vlaamse Regering benoemd uit
de verkozenen voor de gemeenteraad. Deze laatsten kunnen daartoe kandidaten
voordragen. Daartoe moet een gedagtekende akte van voordracht worden voorgelegd
aan de provinciegouverneur. Om ontvankelijk te zijn moet de akte van voordracht
ondertekend zijn door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan
de verkiezingen hebben deelgenomen, alsook door een meerderheid van de personen
die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat-burgemeester werden
verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-burgemeester voorkomt
maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen. Een akte
van voordracht die wordt voorgelegd na de installatievergadering van de
gemeenteraad is slechts ontvankelijk indien ze ondertekend is door meer dan de
helft van de gemeenteraadsleden, alsook door een meerderheid van de
gemeenteraadsleden die op dezelfde lijst als de voorgedragen
kandidaat-burgemeester verkozen zijn.
Niemand kan meer dan één akte van
voordracht ondertekenen. Overtreding van dit verbod heeft in alle akten van
voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met
dit voorschrift werden geplaatst. Een verkozene die meer dan één akte van
voordracht ondertekent, kan voor de duur van de zittingsperiode van de
gemeenteraad niet worden benoemd of verkozen als burgemeester, schepen,
voorzitter van de gemeenteraad, voorzitter van een gemeenteraadscommissie of lid
van de raad voor maatschappelijk welzijn, kan de gemeente niet vertegenwoordigen
of namens de gemeente een mandaat bekleden in gemeentelijke extern
verzelfstandigde agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of
vennootschappen, en kan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn niet
vertegenwoordigen of namens het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn
een mandaat bekleden in de ziekenhuizen als vermeld in titel VII, hoofdstuk II,
van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare
centra voor maatschappelijk welzijn, in een vereniging of vennootschap, als
vermeld in titel VIII van het decreet van 19 december 2008 betreffende de
organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, of in andere
verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Als de betrokkene al een dergelijk
mandaat bekleedt, vervalt dat van rechtswege.
De akte van voordracht kan
tevens de einddatum van het mandaat van de kandidaat-burgemeester vermelden. In
dat geval kan op de akte van voordracht de naam vermeld worden van de persoon
die hem zal of de personen die hem zullen opvolgen voor de resterende duurtijd
van het mandaat. In voorkomend geval is de burgemeester bij het bereiken van de
einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt hij van
rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger
is vermeld. Indien het mandaat eindigt voor de einddatum vermeld in de akte of
indien de persoon die in de akte van voordracht werd vermeld als zijnde de
persoon die de burgemeester zou opvolgen, zijn mandaat niet opneemt, neemt de
eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste
opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, wordt tot vervanging
overgegaan overeenkomstig artikel 63.
De Vlaamse Regering gaat na of de
akte van voordracht ontvankelijk is overeenkomstig de in het eerste lid bepaalde
voorwaarden. De Vlaamse Regering kan evenwel te allen tijde om een nieuwe
voordracht verzoeken.
§ 2. Op eensluidend advies van de deputatie van
de provincieraad kan de burgemeester buiten de verkozenen voor de gemeenteraad
worden benoemd uit de gemeenteraadskiezers die minstens vijfentwintig jaar oud
zijn.
De burgemeester die buiten de raad is benoemd, is in alle gevallen
stemgerechtigd in het college van burgemeester en schepenen. In de gemeenteraad
beschikt hij over een raadgevende stem.
§ 1. De burgemeester wordt, behoudens de toepassing van artikelen 59, § 1,
tweede lid, 62 en 63, benoemd voor een periode van zes jaar.
§ 2. Voor
hij zijn mandaat aanvaardt, legt de burgemeester de volgende eed af in handen
van de provinciegouverneur: "Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw
na te komen. ». Behoudens in geval van benoeming van de burgemeester buiten de
raad, geldt deze eedaflegging tevens als eedaflegging als gemeenteraadslid in de
zin van artikel 7. De burgemeester die de eed na twee oproepingen niet aflegt,
wordt geacht het burgemeestersmandaat niet te aanvaarden. De Raad voor
Verkiezingsbetwistingen doet uitspraak over de geschillen die hierover
rijzen.
§ 3. Na de gemeenteraadsverkiezingen blijft de aftredende
burgemeester in functie tot de installatie van de nieuwe burgemeester heeft
plaatsgehad.
Artikel 48, met uitzondering van het punt 6°, is van overeenkomstige toepassing op de burgemeester.
De burgemeester die ontslag wil nemen, deelt dat schriftelijk mee aan de Vlaamse Regering. De aanvraag van het ontslag is definitief na de kennisname van dat ontslag door de Vlaamse Regering. De burgemeester blijft zijn mandaat uitoefenen tot hij als burgemeester vervangen is, behoudens als het ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid.
Indien de kandidaat-burgemeester het burgemeestersmandaat niet aanvaardt of
indien de burgemeester van zijn mandaat vervallen wordt verklaard, als
verhinderd wordt beschouwd, afgezet of geschorst wordt, ontslag genomen heeft of
overleden is, wordt een nieuwe burgemeester benoemd overeenkomstig artikel 59 en
60. Tot aan de nieuwe benoeming wordt het burgemeesterschap waargenomen
overeenkomstig het tweede lid.
Onverminderd het nationaliteitsvereiste
gesteld bij artikel 14 van de Nieuwe Gemeentewet, wordt de burgemeester die om
andere redenen tijdelijk afwezig is, vervangen door een schepen in volgorde van
hun rang, tenzij de burgemeester zijn bevoegdheid aan een andere schepen heeft
opgedragen.
De burgemeester die als verhinderd wordt beschouwd, die
geschorst is of tijdelijk afwezig is, wordt vervangen zolang hij verhinderd,
geschorst of tijdelijk afwezig is. De gemeenteraad neemt akte van de
verhindering of schorsing, en van de beëindiging van de periode van verhindering
of schorsing.
§ 1. Behoudens zijn bevoegdheden inzake de uitvoering van de politiewetten,
politiedecreten, politieverordeningen, politiereglementen en politiebesluiten,
inzake de bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente en inzake
dringende politieverordeningen, is de burgemeester bevoegd voor de uitvoering
van de wetten, de decreten en de uitvoeringsbesluiten van de federale overheid,
het gewest of de gemeenschap tenzij die bevoegdheid uitdrukkelijk aan een ander
orgaan van de gemeente is opgedragen.
§ 2. De burgemeester informeert de
gemeenteraad over de wijze waarop hij die bevoegdheid uitoefent wanneer die
daarom verzoekt.
Overeenkomstig artikel 134bis van de Nieuwe Gemeentewet kan de burgemeester, op gemotiveerd verzoek van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, vanaf de aanmaning van de eigenaar, elk gebouw, dat sedert meer dan zes maanden verlaten is, opeisen om het ter beschikking te stellen van dakloze personen. Het opeisingsrecht kan alleen uitgeoefend worden binnen zes maanden, te rekenen vanaf de dag waarop de burgemeester de eigenaar op de hoogte heeft gebracht, en op voorwaarde dat de eigenaar een billijke vergoeding krijgt.
§ 1. Als de voorwaarden van de uitbating van de instelling of van de
vergunning niet worden nageleefd en nadat aan de overtreder de mogelijkheid werd
geboden zijn verweermiddelen naar voren te brengen, kan de burgemeester
maatregelen nemen overeenkomstig artikel 134ter van de Nieuwe Gemeentewet, als
verdere vertraging een ernstig nadeel zou kunnen berokkenen. Hij kan in dit
geval echter geen maatregelen nemen als de bevoegdheid om in geval van
hoogdringendheid een voorlopige sluiting van een instelling of de tijdelijke
schorsing van een vergunning uit te spreken door een bijzondere regelgeving is
toevertrouwd aan een andere overheid.
§ 2. Die maatregelen vervallen
dadelijk als ze door het college van burgemeester en schepenen in de
eerstvolgende vergadering niet worden bekrachtigd.
Zowel de sluiting als
de schorsing kunnen een termijn van drie maanden niet overschrijden. Na verloop
van de termijn wordt de beslissing van de burgemeester van rechtswege
opgeheven.
Overeenkomstig artikel 134quater van de Nieuwe Gemeentewet kan de
burgemeester beslissen een voor het publiek toegankelijke inrichting te sluiten
voor de duur die hij bepaalt, als de openbare orde in de buurt ervan wordt
verstoord naar aanleiding van gedragingen in die inrichting.
Die
maatregelen zullen onmiddellijk ophouden uitwerking te hebben als ze niet
tijdens de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en
schepenen worden bevestigd.
De sluiting mag een termijn van drie maanden
niet overschrijden. De beslissing van de burgemeester wordt opgeheven bij het
verstrijken van die termijn.
Op verzoek van de burgemeester roept de voorzitter van de gemeenteraad de gemeenteraad bijeen overeenkomstig artikel 21, met de door de burgemeester voorgestelde agenda, voorzover de door de burgemeester voorgestelde agenda uitsluitend betrekking heeft op de bevoegdheden van de burgemeester.
De Vlaamse Regering kent de eretitels toe onder de voorwaarden die ze vaststelt, en bepaalt de ambtskledij en de onderscheidingstekens van de burgemeester en de schepenen.
§ 1. De burgemeester en de schepenen, uitgezonderd de voorzitter van de raad
voor maatschappelijk welzijn, genieten ten laste van de gemeente een wedde,
vakantiegeld en eindejaarspremie. De Vlaamse Regering stelt die wedde vast,
rekening houdend met het inwonersaantal van de gemeente. De wedde van de
burgemeester wordt uitgedrukt als een percentage van de parlementaire vergoeding
van de leden van het Vlaams Parlement, met uitsluiting van de forfaitaire
onkostenvergoeding, de eindejaarstoelage en het vakantiegeld. De wedde van de
schepenen wordt vastgesteld op basis van de wedde van de burgemeester. De
Vlaamse Regering bepaalt de wijze van betaling van die wedden.
In een
gemeente met minder dan 50 000 inwoners vult de gemeente de wedde van de
burgemeester, van de schepen die of het gemeenteraadslid dat de burgemeester
vervangt, van een schepen of van het gemeenteraadslid dat een schepen vervangt,
die wettelijke of reglementaire bezoldigingen, pensioenen, vergoedingen of
toelagen genieten, aan met een bedrag ter compensatie van het inkomensverlies
dat de betrokkene lijdt, op voorwaarde dat de mandataris daar zelf om verzoekt.
De gemeentesecretaris stelt vast of aan de vereiste voorwaarden is voldaan. De
wedde van de burgemeester, van de schepen die of het gemeenteraadslid dat de
burgemeester vervangt, van een schepen of van het gemeenteraadslid dat een
schepen vervangt, aangevuld met het bedrag ter compensatie van het
inkomensverlies, kan nooit hoger zijn dan de wedde van, naargelang het geval, de
burgemeester of een schepen van een gemeente met 50 000 inwoners.
Als ten
gevolge van het toekennen van die bezoldiging andere wettelijke of reglementaire
bezoldigingen, vergoedingen of toelagen verminderd worden of vervallen,
vermindert de gemeenteraad, op verzoek van de burgemeester of de betrokken
schepen, die bezoldiging overeenkomstig dat verzoek. Hetzelfde geldt voor de
schepen die of het raadslid dat de burgemeester vervangt, of voor het raadslid
dat een schepen vervangt.
In geval van verhindering of schorsing
overeenkomstig artikel 48, 61 of 71, wordt de aan het mandaat verbonden wedde
toegekend aan degene die de verhinderde of geschorste burgemeester of schepen
vervangt. De verhinderde of geschorste burgemeester of schepen ontvangt geen
wedde voor de periode van de verhindering of schorsing.
Als een schepen
of een gemeenteraadslid de burgemeester vervangt gedurende minstens dertig
opeenvolgende dagen of als een gemeenteraadslid een schepen vervangt gedurende
minstens dertig opeenvolgende dagen, wordt hem, onverminderd het vierde lid, een
wedde uitbetaald. Als een schepen of een gemeenteraadslid een
burgemeesters-wedde ontvangt, vervalt die van de burgemeester. Als een
gemeenteraadslid een schepenwedde ontvangt, vervalt die van de schepen.
§ 2. De gemeenteraad bepaalt welke specifieke kosten die verband houden
met de uitoefening van het mandaat van burgemeester en schepen, voor
terugbetaling in aanmerking komen. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels
voor die terugbetalingen.
§ 3. De burgemeester en schepenen mogen,
buiten de in dit artikel vastgestelde vergoedingen, geen aanvullende
vergoedingen, wedden en presentiegelden genieten ten laste van de gemeente , de
extern verzelfstandigde agentschappen van de gemeente en hun filialen en het
openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente bedient om welke
reden of onder welke benaming ook.
§ 4. De som van de wedde van
burgemeester of schepen en van de vergoedingen, wedden en presentiegelden,
ontvangen als bezoldiging voor de door de burgemeester of schepen naast zijn
mandaat uitgeoefende activiteiten, is gelijk aan of lager dan anderhalve maal
het bedrag van de vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement. Voor de
berekening van dat bedrag komen de door de burgemeester of schepen ontvangen
vergoedingen, wedden en presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van
een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke
aard, in aanmerking.
Als het plafond, bedoeld in het eerste lid, wordt
overschreden, wordt de som van de vergoedingen, wedden of presentiegelden die
voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie
of een openbaar ambt van politieke aard, bedoeld in het eerste lid, verminderd
tot het passende bedrag. Als vergoedingen, wedden en presentiegelden die
voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie
of een openbaar ambt van politieke aard dienen te worden begrepen :
1°
vergoedingen ontvangen als lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de
Senaat, het Vlaams Parlement of het Europees Parlement;
2° presentiegelden
ontvangen als lid van de provincieraad, als lid van de raad voor maatschappelijk
welzijn en als lid van de bestuursorganen van provinciaal extern
verzelfstandigde agentschappen en hun filialen;
3° presentiegelden ontvangen
als lid van bestuursorganen van een intergemeentelijk samenwerkingsverband,
zoals bedoeld in het decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking;
4°
presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van sociale
huisvestingsmaatschappijen zoals bedoeld in het decreet houdende de Vlaamse
Wooncode;
5° presentiegelden ontvangen als lid van bestuursorganen van de
rechtspersonen als vermeld in artikel 195 van dit decreet;
6° presentiegelden
ontvangen als lid van bestuursorganen van rechtspersonen als vermeld in artikel
188 van het Provinciedecreet;
7° presentiegelden ontvangen als lid van
bestuursorganen van rechtspersonen als bedoeld in titel VIII, hoofdstukken I, II
en III van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de
openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
§ 5. Deze bepaling doet
geen afbreuk aan artikel 19, § 4, van de Nieuwe Gemeentewet.
§ 1. De burgemeester of de schepen die wegens een handicap niet zelfstandig
zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dat mandaat laten
bijstaan door een vertrouwenspersoon, gekozen uit personen die de volle leeftijd
van achttien jaar hebben bereikt en die legaal binnen de Europese Unie
verblijven, op voorwaarde dat hij zich niet bevindt in een van de volgende
gevallen :
1° een situatie als vermeld in artikel 47, meer bepaald wat
betreft de verwijzing naar artikel 11, met uitzondering van het verbod in
verband met bloed- en aanverwantschap ten aanzien van de burgemeester of schepen
met een handicap;
2° een situatie als vermeld in artikel 48, wat de schepenen
betreft, en als vermeld in artikel 61, wat de burgemeester betreft.
§ 2.
Voor de toepassing van § 1 bepaalt de Vlaamse Regering de criteria tot
vaststelling van de hoedanigheid van een burgemeester of een schepen met een
handicap.
§ 3. Bij het verlenen van de bijstand krijgt de
vertrouwenspersoon dezelfde middelen ter beschikking en heeft hij dezelfde
verplichtingen als een gemeenteraadslid, maar hij is niet gehouden tot de
eedaflegging. Hij heeft voor elke vergadering eveneens recht op presentiegeld
onder dezelfde voorwaarden als een gemeenteraadslid.
Onverminderd artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 5° van de bijzondere wet van 8
augustus 1980 tot hervorming der instellingen kan de Vlaamse Regering de
burgemeester, schepen of voorzitter van de gemeenteraad schorsen of afzetten
wegens kennelijk wangedrag of grove nalatigheid. De betrokken persoon wordt
vooraf gehoord. De Vlaamse Regering stelt hiervoor de nadere procedureregels
vast. De schorsing of afzetting van de schepen van rechtswege, vermeld in
artikel 44, § 3, heeft dezelfde gevolgen voor zijn mandaat van voorzitter van de
raad voor maatschappelijk welzijn.
De afgezette burgemeester, schepen of
voorzitter van de gemeenteraad kan pas na verloop van twee jaar opnieuw worden
aangesteld in een functie van burgemeester, schepen, voorzitter van de
gemeenteraad, voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of
ondervoorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn.
§ 1. Naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid is de Federale
Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de gemeente
burgerrechtelijk aansprakelijk voor de schade die de burgemeester of de schepen
aan derden berokkent bij de normale uitoefening van zijn mandaat. Ingeval de
burgemeester of de schepen bij de normale uitoefening van zijn mandaat schade
berokkent aan de gemeente of aan derden, is hij enkel aansprakelijk voor zijn
bedrog en zijn zware schuld. Voor lichte schuld is hij enkel aansprakelijk als
die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.
§ 2. De
burgemeester of de schepen tegen wie een vordering tot schadevergoeding is
ingesteld voor de burgerlijke rechter of de strafrechter naar aanleiding van
schade die hij bij de normale uitoefening van zijn mandaat aan derden heeft
berokkend, brengt, naargelang van de aard van de uitgeoefende bevoegdheid, de
Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de gemeente
daarvan op de hoogte. Hij kan naargelang van de aard van de uitgeoefende
bevoegdheid de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de
gemeente in het geding betrekken. De Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het
Vlaamse Gewest of de gemeente kunnen vrijwillig tussenkomen.
Als er
gehandeld werd als voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, brengt
deze mandataris het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn op de hoogte
en kan hij het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in het geding
betrekken of kan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vrijwillig
tussenkomen.
§ 3. De vermelde rechtspersonen kunnen beslissen dat de
schade slechts gedeeltelijk moet worden vergoed.
Behalve in geval van herhaling is, naargelang van de aard van de uitgeoefende
bevoegdheid, de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest of de
gemeente burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten
waartoe de burgemeester of de schepen wordt veroordeeld wegens een misdrijf,
begaan bij de normale uitoefening van zijn mandaat, met uitzondering van de
misdrijven, begaan door een persoonlijke inbreuk op de
verkeersreglementering.
De regresvordering van de rechtspersonen, vermeld
in het eerste lid, ten aanzien van de burgemeester of de schepen is beperkt tot
de gevallen van bedrog, zware schuld of lichte schuld als die bij hen gewoonlijk
voorkomen.
De rechtspersonen, vermeld in het eerste lid, kunnen beslissen
dat de geldboete slechts gedeeltelijk moet worden vergoed.
De gemeente sluit een verzekering af om de burgerlijke aansprakelijkheid, met
inbegrip van de rechtsbijstand, te dekken die persoonlijk ten laste komt van de
burgemeester en de schepenen bij de normale uitoefening van hun
mandaat.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de uitvoering
van het eerste lid.
De gemeente sluit tevens een verzekering af voor
ongevallen van de burgemeester of een schepen overkomen in het kader van de
normale uitoefening van hun mandaat.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de "toekomstige versie".
De Vlaamse Regering legt een databank aan die gegevens bevat over de
mandatarissen van de gemeente. De databank bevat de voornaam, de achternaam, het
geslacht, de geboortedatum, het rijksregisternummer, de naam van de lijst waarop
de mandataris als gemeenteraadslid is verkozen, de naam van de fractie waartoe
hij behoort of, in voorkomend geval, de melding dat hij als onafhankelijke
zetelt, alsook, in voorkomend geval de bevoegdheden die hij toegewezen krijgt,
en de begin- en einddatum van zijn mandaat.
De gegevens van de
mandatarissen zullen publiek toegankelijk zijn tot aan de algehele vernieuwing
van de gemeenteraad, met uitzondering van de geboortedatum en het
rijksregisternummer van de betrokken mandataris.
De Vlaamse Regering
regelt de nadere uitvoering van dit artikel.
De gemeenteraad stelt het organogram van de gemeentelijke diensten
vast.
Het organogram geeft de organisatiestructuur van de gemeentelijke
diensten weer, geeft de gezagsverhoudingen aan en duidt de functies aan waaraan
het lidmaatschap van het managementteam is verbonden.
§ 1. Er is in elke gemeente een gemeentesecretaris en een financieel
beheerder.
In gemeenten met meer dan 60.000 inwoners kan worden voorzien
in de aanstelling van een adjunct-gemeentesecretaris.
§ 2. De ambten,
bedoeld in § 1, worden uitgeoefend door personeelsleden van de
gemeente.
§ 3. In afwijking van § 2 worden de volgende uitzonderingen
gemaakt :
1° in een gemeente die 20 000 inwoners of minder telt, kan met
toepassing van artikel 271 het ambt van gemeentesecretaris uitgeoefend worden
door de secretaris van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van
dezelfde gemeente;
2° in een gemeente die 20 000 inwoners of minder telt, kan
met toepassing van artikel 271 het ambt van financieel beheerder van de gemeente
uitgeoefend worden door de financieel beheerder van het centrum voor
maatschappelijk welzijn van dezelfde gemeente;
3° in de gemeenten die 5 000
inwoners en minder tellen en in de gevallen, bepaald door de Vlaamse Regering,
wordt het ambt van financieel beheerder van de gemeente uitgeoefend door een
gewestelijk ontvanger. Een gemeente kan geen samenwerkingsovereenkomst, als
vermeld in artikel 271, aangaan met het openbaar centrum voor maatschappelijk
welzijn om gebruik te maken van de gewestelijk ontvanger die het ambt van
financieel beheerder uitoefent bij het centrum voor maatschappelijk
welzijn.
§ 4. De gemeenten waarin het ambt van financieel beheerder wordt
uitgeoefend door een gewestelijk ontvanger, dragen bij in de uitgaven die
daaraan verbonden zijn, volgens de regels die de Vlaamse Regering
vaststelt.
De Vlaamse Regering stelt het statuut van de gewestelijk
ontvanger vast. Daarbij kan de Vlaamse Regering afwijken van de bepalingen van
dit decreet die betrekking hebben op de rechtspositieregeling van de financieel
beheerders van de gemeenten.
Bij een vacature van financieel beheerder
worden de gewestelijk ontvangers vrijgesteld van de diplomavereisten.
§
5. In een gemeente die, als gevolg van een wijziging van het bevolkingscijfer,
in een andere situatie terechtkomt, blijven de gemeentesecretaris en de
financieel beheerder die in dienst zijn, hun ambt uitoefenen tot hun loopbaan of
hun functie in die gemeente eindigt. Met het akkoord van het betrokken
personeelslid kan daarvan worden afgeweken.
Voor ze het ambt opnemen, leggen de personeelsleden, bedoeld in artikel 76,
tijdens een openbare vergadering van de gemeenteraad de volgende eed af in
handen van de voorzitter: « Ik zweer de verplichtingen van mijn ambt trouw na te
komen. ».
Een personeelslid als bedoeld in het eerste lid dat zonder
wettige reden de eed niet aflegt nadat het met een aangetekende brief
uitgenodigd is om de eed af te leggen op de eerstvolgende vergadering van de
gemeenteraad, wordt geacht zijn aanstelling niet te aanvaarden. De weigering tot
eedaflegging staat gelijk met het verzaken aan de aanstelling.
§ 1. Het ambt van gemeentesecretaris, adjunct-gemeentesecretaris en
financieel beheerder is onverenigbaar met andere ambten binnen dezelfde
gemeente.
§ 2. Het ambt van gemeentesecretaris,
adjunct-gemeentesecretaris en financieel beheerder is onverenigbaar met de
hoedanigheid van personeelslid, belast met het bestuurlijk toezicht of met taken
van externe audit bij de gemeenten. De Vlaamse Regering stelt de nadere regels
vast.
Het is voor de gemeentesecretaris, de adjunct-gemeentesecretaris en de financieel beheerder verboden zelf of door een tussenpersoon daden van koophandel te stellen in de zin van artikel 2 van het Wetboek van Koophandel met uitzondering van daden van koophandel in het kader van de voogdij, de curatele over onbekwamen, en de opdrachten die in naam van de gemeente in private ondernemingen of verenigingen worden uitgevoerd.
§ 1. Onder de door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden kan de
gemeenteraad beslissen dat de ambten van gemeentesecretaris en financieel
beheerder deeltijds worden uitgeoefend.
§ 2. De gemeenteraad kan onder de
door de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden een ambt van gemeentesecretaris
laten vervullen door de gemeentesecretaris van een andere gemeente of door de
secretaris van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Voor de
toepassing van het eerste lid moet de gemeentesecretaris eveneens gelezen worden
als de adjunct-gemeentesecretaris.
§ 3. De gemeenteraad kan onder de door
de Vlaamse Regering bepaalde voorwaarden een ambt van financieel beheerder laten
vervullen door de financieel beheerder van een andere gemeente of door een
financieel beheerder van een openbaar centrum voor maatschappelijk
welzijn.
§ 4. In een gemeente die, als gevolg van een wijziging van het
bevolkingscijfer, in een andere situatie terechtkomt, blijven de
gemeentesecretaris en de financieel beheerder die in dienst zijn, hun ambt
uitoefenen met dezelfde prestatieomvang tot hun loopbaan of hun functie bij dat
gemeentebestuur eindigt. Met het akkoord van het betrokken personeelslid kan
daarvan worden afgeweken.
§ 1. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 91 regelt de gemeenteraad
de vervanging van de gemeentesecretaris, de adjunct-gemeentesecretaris en de
financieel beheerder.
§ 2. De gemeenteraad kan een waarnemend
gemeentesecretaris, een waarnemend adjunct-gemeentesecretaris of een waarnemend
financieel beheerder aanstellen om de gemeentesecretaris, de
adjunct-gemeentesecretaris of de financieel beheerder bij zijn afwezigheid of
verhindering te vervangen.
In spoedeisende gevallen kan een waarnemend
gemeentesecretaris of een waarnemend financieel beheerder door het college van
burgemeester en schepenen worden aangesteld. De aanstelling vervalt als de
gemeenteraad ze in de eerstvolgende vergadering niet bekrachtigt.
In
geval van gewettigde afwezigheid kunnen de gemeentesecretaris en de financieel
beheerder, onder hun eigen verantwoordelijkheid, binnen drie dagen voorzien in
hun vervanging en daartoe, voor een periode van maximaal zestig dagen, een door
de gemeenteraad erkende plaatsvervanger aanstellen. Die maatregel kan voor
eenzelfde afwezigheid eenmaal worden verlengd.
In de gevallen, vermeld in
het tweede en het derde lid, hoeft de eed niet in openbare vergadering te worden
afgelegd.
§ 3. De gemeenteraad stelt in ieder geval, een waarnemend
gemeentesecretaris of waarnemend financieel beheerder aan, als de afwezigheid of
de verhindering van de gemeentesecretaris of de financieel beheerder langer dan
120 dagen duurt, of bij vacature van het ambt.
De waarnemend gemeentesecretaris, de waarnemend adjunct-gemeentesecretaris en de waarnemend financieel beheerder moeten voldoen aan de voorwaarden, met uitzondering van het doorlopen van de selectieprocedure, voor de uitoefening van het ambt dat zij waarnemen. Van die regel kan alleen en slechts voor de duur, vermeld in artikel 83, worden afgeweken, als er bij de gemeente geen personeelslid is dat aan alle voorwaarden voldoet. De waarnemend gemeentesecretaris, de waarnemend adjunct-gemeentesecretaris en de waarnemend financieel beheerder oefenen alle bevoegdheden uit die aan dat ambt verbonden zijn.
De gemeenteraad stelt de gemeentesecretaris en de financieel beheerder aan binnen zes maanden nadat het ambt vacant is geworden. Die termijn kan eenmaal worden verlengd met maximaal zes maanden, voor zover de wervings- en/of bevorderingsprocedure is opgestart of als die procedure geen geslaagde kandidaat heeft opgeleverd.
De gemeenteraad kan een nieuwe gemeentesecretaris aanstellen voor de
uittredende gemeentesecretaris zijn ambt beëindigt. De nieuwe gemeentesecretaris
kan op zijn vroegst zes maanden voor de beëindiging van het ambt van de
uittredende gemeentesecretaris in dienst treden.
De nieuwe
gemeentesecretaris staat de uittredende gemeentesecretaris bij in de vervulling
van zijn taken en de uitoefening van zijn bevoegdheden. Bij de beëindiging van
het ambt van de uittredende gemeentesecretaris neemt de nieuwe
gemeentesecretaris het ambt van gemeentesecretaris op.
Dit artikel is van
overeenkomstige toepassing op de financieel beheerder.
Artikel 27, § 2, is van overeenkomstige toepassing op de gemeentesecretaris,
de adjunct-gemeentesecretaris en de financieel beheerder.
De
gemeentesecretaris en, in voorkomend geval, de adjunct-gemeentesecretaris kunnen
geen vakbondsafgevaardigde zijn in de lokale besturen van de gemeente waar zij
zijn tewerkgesteld.
De gemeentesecretaris staat in voor de algemene leiding van de gemeentelijke
diensten.
Behoudens wat betreft personeelsleden van de gemeente die
tewerkgesteld zijn bij een gemeentelijk intern verzelfstandigd agentschap staat
de gemeentesecretaris aan het hoofd van het gemeentepersoneel en is hij bevoegd
voor het dagelijkse personeelsbeheer. De gemeenteraad bepaalt wat onder het
begrip dagelijks personeelsbeheer moet worden verstaan.
Hij rapporteert
aan het college van burgemeester en schepenen.
§ 1. De gemeentesecretaris staat in voor de werking van de gemeentelijke
diensten inzake de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van het beleid.
De gemeentesecretaris gedraagt zich naar de onderrichtingen die hem worden
gegeven door de gemeenteraad, de voorzitter van de gemeenteraad, het college van
burgemeester en schepenen of de burgemeester, al naargelang hun respectieve
bevoegdheden, tenzij anders bepaald in de afsprakennota bedoeld in §
2.
Hij staat in voor de interne controle op de werking van de
gemeentelijke diensten, overeenkomstig artikelen 99, 100 en 101.
§ 2. Ten
minste na iedere volledige vernieuwing van de gemeenteraad sluit de
gemeentesecretaris mede namens het managementteam een afsprakennota met het
college van burgemeester en schepenen en met de burgemeester over de wijze
waarop de gemeentesecretaris en de overige leden van het managementteam met het
college van burgemeester en schepenen en de burgemeester samenwerken om de
beleidsdoelstellingen te realiseren, en over de omgangsvormen tussen bestuur en
administratie.
In deze afsprakennota wordt bepaald op welke wijze de
gemeentesecretaris de bevoegdheden uitoefent die overeenkomstig artikel 58 door
het college van burgemeester en schepenen, of overeenkomstig artikel 159 aan hem
werden gedelegeerd.
§ 3. De gemeentesecretaris bereidt de zaken voor die
aan de gemeenteraad, aan de gemeenteraadscommissies, aan het college van
burgemeester en schepenen en aan de burgemeester worden voorgelegd.
§ 4.
De gemeentesecretaris zorgt in overleg met het managementteam voor het opstellen
van het voorontwerp van:
1° het organogram;
2° de
personeelsformatie;
3° de rechtspositieregeling van het personeel;
4° de
strategische nota van het meerjarenplan en de herziening ervan;
5° de
beleidsnota van het budget;
6° de verklarende nota van een
budgetwijziging;
7° de verklarende nota van een interne
kredietaanpassing.
§ 1. De gemeentesecretaris woont de vergaderingen bij van de gemeenteraad en
van het college van burgemeester en schepenen. Hij kan de vergaderingen van de
gemeenteraadscommissies bijwonen.
§ 2. De gemeentesecretaris adviseert de
gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen en de burgemeester op
beleidsmatig, bestuurskundig en juridisch vlak. Hij herinnert in voorkomend
geval aan de geldende rechtsregels, vermeldt de feitelijke gegevens waarvan hij
kennis heeft en zorgt ervoor dat de door de regelgeving voorgeschreven
vermeldingen in de beslissingen worden opgenomen.
§ 3. Artikel 27, § 1,
is van overeenkomstige toepassing op de gemeentesecretaris.
De gemeentesecretaris organiseert de behandeling van de
briefwisseling.
Onverminderd artikel 57, § 4, organiseert hij het beheer
van het gemeentearchief waaronder de titels.
De gemeentesecretaris oefent de bevoegdheden uit die overeenkomstig artikel 58 of overeenkomstig andere wettelijke of decretale bepalingen aan hem zijn toevertrouwd.
De adjunct-gemeentesecretaris staat de gemeentesecretaris bij in de vervulling van zijn ambt. Hij vervangt de gemeentesecretaris als hij afwezig of verhinderd is.
De gemeentesecretaris kan de uitoefening van het dagelijkse personeelsbeheer toevertrouwen aan de leidinggevende personeelsleden, van wie de functies zijn aangegeven in het organogram.
De financieel beheerder staat onder de functionele leiding van de
gemeentesecretaris in voor:
1° het opstellen, in overleg met het
managementteam, van:
a) het voorontwerp van de financiële nota van het
meerjarenplan en van de jaarlijkse herziening ervan;
b) het voorontwerp van
de financiële nota van het jaarlijkse budget en van de budgetwijzigingen;
c)
het voorontwerp van de interne kredietaanpassingen;
2° het voeren en het
afsluiten van de boekhouding en het opmaken van de inventaris, de jaarrekeningen
en de geconsolideerde jaarrekening;
3° het verzorgen van financiële analyse
en financiële beleidsadvisering in de ruimste zin;
4° met behoud van de
toepassing van artikel 100, § 3, het thesauriebeheer.
De financieel
beheerder rapporteert aan de gemeentesecretaris over de taken, vermeld in het
eerste lid.
De financieel beheerder staat in volle onafhankelijkheid in voor:
1° de
voorafgaande krediet- en wetmatigheidscontrole van de beslissingen van de
gemeente met budgettaire en financiële impact, overeenkomstig de voorwaarden
vastgesteld in Titel IV;
2° het debiteurenbeheer, inzonderheid de invordering
van de fiscale en niet-fiscale ontvangsten.
Met het oog op de invordering
van onbetwiste en opeisbare niet-fiscale schuldvorderingen kan de financieel
beheerder een dwangbevel uitvaardigen, geviseerd en uitvoerbaar verklaard door
het college van burgemeester en schepenen. Een dergelijk dwangbevel wordt
betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot. Dat exploot stuit de verjaring. Een
bevel kan door het college van burgemeester en schepenen alleen worden geviseerd
en uitvoerbaar verklaard als de schuld opeisbaar, vaststaand en zeker is. De
schuldenaar moet bovendien vooraf aangemaand zijn met een aangetekende brief.
Schulden van een publieke rechtspersoon kunnen nooit via een dwangbevel worden
ingevorderd. Verzet kan tegen dat exploot worden ingediend binnen één maand na
de betekening ervan bij verzoekschrift of door een dagvaarding ten gronde.
Met betrekking tot de vervulling van de opdrachten, bedoeld in dit
artikel, rapporteert de financieel beheerder in volle onafhankelijkheid aan het
college van burgemeester en schepenen en aan de gemeenteraad.
De financieel beheerder oefent de taken uit die door of krachtens de wet of het decreet aan de gemeenteontvanger werden toevertrouwd. Hij staat in voor de uitvoering van de betalingen van de girale uitgaven, na uitdrukkelijke betalingsopdracht van de gemeentesecretaris overeenkomstig artikel 163.
Er is in elke gemeente een managementteam.
Het managementteam bestaat
uit de gemeentesecretaris, de financieel beheerder en, in voorkomend geval, de
adjunct-gemeentesecretaris en, desgevallend, de personeelsleden die andere
functies vervullen waaraan het organogram het lidmaatschap van het
managementteam verbindt.
De burgemeester, of in voorkomend geval de
schepen door hem aangeduid, maakt met raadgevende stem deel uit van het
managementteam.
De gemeenteraad is bevoegd voor de aanstelling en het
ontslag van de leden van het managementteam, vermeld in het tweede lid en treedt
ten aanzien van hen op als tuchtoverheid.
Het managementteam vergadert geregeld onder het voorzitterschap van de gemeentesecretaris.
Het managementteam ondersteunt de coördinatie van de gemeentelijke diensten bij de beleidsvoorbereiding, de beleidsuitvoering en de beleidsevaluatie. Het managementteam bewaakt de eenheid in de werking, de kwaliteit van de organisatie en de werking van de gemeentelijke diensten, alsook de interne communicatie.
De gemeenten staan in voor de interne controle van hun
activiteiten.
Interne controle is het geheel van maatregelen en
procedures die ontworpen zijn om een redelijke zekerheid te verschaffen
over:
1° het bereiken van de doelstellingen;
2° het naleven van
wetgeving en procedures;
3° de beschikbaarheid van betrouwbare financiële
en beheersinformatie;
4° het efficiënt en economisch gebruik van
middelen;
5° de bescherming van activa;
6° het voorkomen van
fraude.
§ 1. Het interne controlesysteem wordt vastgesteld door de
gemeentesecretaris, na overleg met het managementteam. Het algemene kader van
het interne controlesysteem is onderworpen aan de goedkeuring van de
gemeenteraad.
Het interne controlesysteem bepaalt op welke wijze de
interne controle wordt georganiseerd, met inbegrip van de te nemen
controlemaatregelen en -procedures en de aanwijzing van de personeelsleden die
ervoor verantwoordelijk zijn, en de rapporteringsverplichtingen van de
personeelsleden die bij het systeem van interne controle betrokken
zijn.
§ 2. Het interne controlesysteem beantwoordt minstens aan het
principe van functiescheiding waar mogelijk en is verenigbaar met de
continuïteit van de werking van de gemeentelijke diensten.
§ 3. De
secretaris kan, na eensluidend advies van de financieel beheerder, de
kasverrichtingen opdragen aan een of meer personeelsleden van de gemeente. De
betrokken personeelsleden kunnen de aan hen toevertrouwde bevoegdheden niet
weigeren als hun functieomschrijving erin voorziet.
Het personeelslid of
de personeelsleden belast met de kas beschikken onder de voorwaarden bepaald in
het interne controlesysteem over de bevoegdheid om geld af te halen van de door
de financieel beheerder aangewezen rekening of rekeningen als het interne
controlesysteem in deze mogelijkheid heeft voorzien.
Onverminderd de opdrachten inzake interne controle die krachtens dit decreet
of door de gemeenteraad aan andere organen of personeelsleden worden opgedragen,
staat de gemeentesecretaris in voor de organisatie en de werking van het interne
controlesysteem. Hij rapporteert daarover jaarlijks aan het college van
burgemeester en schepenen en aan de gemeenteraad.
De gemeentesecretaris
brengt het personeel op de hoogte van het interne controlesysteem, alsook van de
wijzigingen ervan.
Deze titel is van toepassing op de leden van het gemeentepersoneel, onder
voorbehoud van de toepassing van de bijzondere regelingen die in titel II,
hoofdstuk V of door of krachtens andere wettelijke of decretale bepalingen zijn
vastgesteld.
Voor het gemeentelijk personeel, dat ingezet wordt in de
gemeentelijke onderwijsinstellingen en/of centra voor leerlingenbegeleiding, en
dat geheel of gedeeltelijk buiten het toepassingsgebied valt van het decreet van
27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het
gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding,
zoals vermeld in artikel 4, § 1, a), van dat decreet, bepaalt de gemeenteraad de
eventuele afwijkingen van de rechtspositieregeling, bedoeld in artikel 105, § 2,
rekening houdend met hun opdracht in de onderwijsinstellingen en/of centra voor
leerlingenbegeleiding. Die afwijkingen moeten in overeenstemming zijn met de
decreten en besluiten betreffende het onderwijs.
De gemeenteraad stelt de personeelsformatie vast.
De
personeelsformatie bevat de opsomming van het aantal en de soorten betrekkingen,
met uitzondering van de betrekkingen die in contractueel dienstverband ingesteld
worden ter uitvoering van de werkgelegenheidsmaatregelen van de hogere
overheden.
De personeelsformatie maakt in voorkomend geval een duidelijk
onderscheid tussen het personeel dat in de gemeentelijke diensten tewerkgesteld
is enerzijds en het kabinets- en fractiepersoneel, bedoeld in artikel 104, § 3,
anderzijds.
Voor de gevallen, vermeld in artikel 104, § 2, 1°, kan de
aanstellende overheid aanwerven buiten de personeelsformatie.
§ 1 Het personeel van de gemeente bestaat uit personeelsleden in statutair
dienstverband.
§ 2. In afwijking van § 1 kunnen personeelsleden in
contractueel verband in dienst worden genomen om:
1° aan uitzonderlijke
en tijdelijke personeelsbehoeften te voldoen, voor in de tijd beperkte acties,
of voor een buitengewone toename van werk;
2° personeelsleden te
vervangen die hun betrekking niet of slechts deeltijds bekleden of die tijdens
een zolange periode afwezig zijn dat vervanging noodzakelijk is;
3°
aanvullende of specifieke opdrachten te vervullen;
4° te voorzien in de
personeelsbehoeften voor activiteiten die door een andere overheid gesubsidieerd
worden;
5° te voorzien in de personeelsbehoeften voor activiteiten die
hoofdzakelijk verricht worden in mededinging met andere
marktdeelnemers;
6° te voorzien in uitvoering van taken, die een
bijzondere expertise vereisen.
§ 3. Binnen de grenzen die de Vlaamse
Regering bepaalt, kan de gemeente personeel in contractueel verband in dienst
nemen om te voorzien in de personeelsbehoeften van het kabinet van de
burgemeester of de schepenen, of van de fracties in de gemeenteraad. Die
personeelsleden worden, naar gelang van het geval, kabinets- of fractiepersoneel
genoemd.
De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast voor de aanwerving
of terbeschikkingstelling van het kabinets- en fractiepersoneel.
§ 1. De gemeenteraad stelt de rechtspositieregeling van het personeel
vast.
§ 2. De rechtspositieregeling voor het personeel in statutair
dienstverband regelt minstens:
1° de bezoldiging van de personeelsleden
en de salarisschalen die van toepassing zijn, rekening houdend met onder meer de
gestelde bekwaamheidsvereisten en functievereisten;
2° de toekenning van
toelagen en vergoedingen;
3° de voorwaarden en procedures voor aanwerving
en bevordering. Die procedures waarborgen de objectiviteit van de aanwervingen
en bevorderingen en de gelijke behandeling van de kandidaten. Alle
personeelsleden worden steeds op proef aangesteld;
4° de bekendmaking van
de vacatures en de proeftijd;
5° de evaluatie, de wijze van aanwijzing
van evaluatoren, de daarbijbehorende procedures, de periodiciteit en de
rechtsgevolgen ervan, rekening houdend met de aard van de functie;
6° de
organisatie van de loopbaan van de personeelsleden en van de interne
mobiliteit;
7° de administratieve standen en de anciënniteit van de
ambtenaren alsook de dienstbeëindiging;
8° de arbeidsduur, het verlof en
de afwezigheden;
9° de onverenigbaarheden, en de beperkingen en
voorwaarden voor cumulatie van activiteiten in overheids- of in
privé-dienst;
10° de nadere regels betreffende het
tuchtstelsel;
11° de toepasselijkheid van de nieuwe regels ten aanzien
van het statutair personeel dat al in dienst is van de gemeente;
12° het
verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en de ambtsneerlegging.
§ 3.
Het bepaalde in § 2, met uitzondering van 7°, 10°, 11° en 12°, is van
overeenkomstige toepassing op de rechtspositie van de personeelsleden in
contractueel verband.
§ 4. De rechtspositieregeling kan in een
mandaatstelsel voorzien.
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor de aanstelling en
het ontslag van de personeelsleden, behoudens in de gevallen waarin door of
krachtens de wet of het decreet die bevoegdheid aan de gemeenteraad is
opgedragen.
Het college van burgemeester en schepenen kan de uitoefening
van die bevoegdheid toevertrouwen aan de gemeentesecretaris.In voorkomend geval
kan de gemeentesecretaris die gedelegeerde bevoegdheid ook toevertrouwen aan de
adjunct-gemeentesecretaris maar niet aan andere personeelsleden van de
gemeente.
Onverminderd artikel 77 leggen de personeelsleden van de
gemeente de volgende eed af in handen van de burgemeester: « Ik zweer de
verplichtingen van mijn ambt trouw na te komen. ». De weigering tot eedaflegging
staat gelijk met verzaking van de aanstelling. Van de eedaflegging of de
weigering ervan wordt een procesverbaal opgemaakt.
De burgemeester kan
zijn bevoegdheid om de eed af te nemen als vermeld in het derde lid,
toevertrouwen aan een lid van het college van burgemeester en schepenen of aan
de gemeentesecretaris.
Bij eventuele delegatie van deze bevoegdheid aan
de gemeentesecretaris kan deze laatste de bevoegdheid verder delegeren aan een
van de leden van het managementteam, vermeld in artikel 96, tweede lid.
§ 1. De personeelsleden oefenen hun ambt op een loyale en correcte wijze
uit.
De personeelsleden zetten zich op een actieve en constructieve wijze
in voor de realisatie van de opdracht en de doelstellingen van de
gemeente.
§ 2. De personeelsleden respecteren de persoonlijke waardigheid
van iedereen.
§ 1. De personeelsleden hebben spreekrecht ten aanzien van derden met
betrekking tot de feiten waarvan zij kennis hebben uit hoofde van hun
ambt.
Onder voorbehoud van de toepassing van de regelgeving inzake
openbaarheid van bestuur is het voor hen verboden feiten bekend te maken die
betrekking hebben op:
1° de veiligheid van het land;
2° de
bescherming van de openbare orde;
3° de financiële belangen van de
overheid;
4° het voorkomen en het bestraffen van strafbare
feiten;
5° het medisch geheim;
6° het vertrouwelijke karakter van
commerciële, intellectuele en industriële gegevens;
7° het vertrouwelijke
karakter van de beraadslagingen.
Het is voor hen verboden feiten bekend
te maken als de bekendmaking ervan een inbreuk vormt op de rechten en de
vrijheden van de burger, in het bijzonder op het privé-leven, tenzij de
betrokkene toestemming heeft verleend om de gegevens die op haar of hem
betrekking hebben, openbaar te maken.
Deze paragraaf geldt eveneens voor
personeelsleden die hun ambt hebben beëindigd.
§ 2. De personeelsleden
die in de uitoefening van hun ambt nalatigheden, misbruiken of misdrijven
vaststellen, brengen een hiërarchische meerdere hiervan onmiddellijk op de
hoogte.
§ 1. De personeelsleden behandelen de gebruikers van hun dienst welwillend en
zonder enige discriminatie.
§ 2. De personeelsleden mogen, zelfs buiten
hun ambt, noch rechtstreeks noch via een tussenpersoon, giften, beloningen of
enig ander voordeel dat verband houdt met het ambt, vragen, eisen of
aannemen.
De hoedanigheid van personeelslid is onverenigbaar met elke activiteit die
het personeelslid zelf of via een tussenpersoon verricht en waardoor:
1° de
ambtsplichten niet kunnen worden vervuld;
2° de waardigheid van het ambt in
het gedrang komt;
3° de eigen onafhankelijkheid wordt aangetast;
4° een
belangenconflict ontstaat.
De personeelsleden mogen geen vergoedingen,
wedden, toelagen, presentiegelden of andere tegenprestaties ontvangen van de
rechtspersonen waarin zij de gemeente vertegenwoordigen.
De bepalingen,
vermeld in artikel 27, § 1 en § 2, met uitzondering van 4°, en artikel 30, § 4,
zijn eveneens van toepassing op de gemeentelijke personeelsleden.
§ 1. De personeelsleden hebben recht op informatie en vorming zowel met
betrekking tot aspecten die nuttig zijn voor de uitoefening van de functie als
om te kunnen voldoen aan de bevorderingsvereisten.
§ 2. De
personeelsleden houden zich op de hoogte van de ontwikkelingen en de nieuwe
inzichten in de materies waarmee zij beroepshalve belast zijn.
§ 3. De
vorming is een plicht als ze noodzakelijk blijkt voor een betere uitoefening van
de functie of het functioneren van een dienst, of als ze een onderdeel uitmaakt
van een herstructurering of reorganisatie van een afdeling of een implementatie
van nieuwe werkmethodes en infrastructuur.
De gemeenteraad stelt een deontologische code voor het gemeentepersoneel vast. Die concretiseert de bepalingen van deze afdeling en kan bijkomende deontologische rechten en verplichtingen opnemen.
De evaluatie is de procedure waarbij een oordeel wordt geformuleerd over de manier waarop een personeelslid functioneert.
Onverminderd de nadere regeling van de gevolgen van de evaluatie in de
rechtspositieregeling, neemt de gemeentesecretaris naar aanleiding van de
evaluatie in voorkomend geval de passende maatregelen met het oog op het
verbeteren van de wijze waarop het betrokken personeelslid
functioneert.
In voorkomend geval kan de gemeentesecretaris deze opdracht
delegeren aan de adjunct-gemeentesecretaris.
De personeelsleden van de gemeente worden geëvalueerd op ambtelijk
niveau.
De gemeentesecretaris, de adjunct-gemeentesecretaris, de
financieel beheerder en de ombudsman worden echter geëvalueerd door een
bijzondere gemeenteraadscommissie, samengesteld overeenkomstig artikel 39, § 3.
Die commissie wordt voorgezeten door de voorzitter van de gemeenteraad. Die
evaluatie vindt plaats op basis van een voorbereidend rapport, opgesteld door
externe deskundigen in het personeelsbeleid, en op basis van een verslag van het
college van burgemeester en schepenen. Voormeld rapport en voormeld verslag zijn
niet vereist bij de evaluatie van de ombudsman. Bij staking van stemmen wordt
het betrokken personeelslid geacht te voldoen.
§ 1. De Vlaamse Regering stelt de minimale voorwaarden vast voor:
1° de
personeelsformatie;
2° de rechtspositieregeling van het personeel;
3° de
toepassing van een mandaatstelsel als vermeld in artikel 105, § 4.
§ 2.
De Vlaamse Regering neemt de nodige maatregelen voor de externe mobiliteit van
het gemeentepersoneel.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de "toekomstige versie".
Gemeenten onderling of de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat deze gemeente bedient kunnen een samenwerkingsovereenkomst sluiten voor de gezamenlijke werving en selectie van hun personeel en, in voorkomend geval, voor het aanleggen van gemeenschappelijke wervingsreserves.
§ 1. Onverminderd de bevoegdheid van de toezichthoudende overheid tot
schorsing en vernietiging wegens schending van het recht of wegens strijdigheid
met het algemeen belang overeenkomstig artikelen 252 tot en met 260, schorst de
provinciegouverneur de uitvoering van de besluiten tot vaststelling of wijziging
van de personeelsformatie als die worden aangenomen zonder dat de financiële
haalbaarheid door middel van de financiële nota van het meerjarenplan wordt
aangetoond.
De provinciegouverneur kan de schorsing beperken tot een of
meer delen van het besluit, op voorwaarde dat het niet-geschorste deel nog op
samenhangende wijze kan worden uitgevoerd.
Artikel 255 is van
overeenkomstige toepassing.
De Vlaamse Regering kan die besluiten van de
gemeente rechtstreeks vernietigen.
§ 2. In geval van schorsing is artikel
256 van toepassing, met dien verstande dat de Vlaamse Regering besluit tot
vernietiging van het aangepaste of gerechtvaardigde besluit tot vaststelling of
wijziging van de personeelsformatie in de gevallen, vermeld in § 1.
De
Vlaamse Regering kan de vernietiging beperken tot een of meer delen van het
besluit, op voorwaarde dat het niet-vernietigde deel nog op samenhangende wijze
kan worden uitgevoerd.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de leden van het gemeentepersoneel in contractueel dienstverband.
Elke handeling of gedraging die een tekortkoming aan de beroepsplichten uitmaakt of die de waardigheid van het ambt in het gedrang brengt, alsook een overtreding van de rechtspositieregeling, is een tuchtvergrijp en kan aanleiding geven tot een tuchtstraf.
De volgende tuchtstraffen kunnen worden opgelegd:
1° de
blaam;
2° de inhouding van salaris;
3° de schorsing;
4° het
ontslag van ambtswege;
5° de afzetting.
§ 1. De tuchtstraf inhouding van salaris mag een termijn van zes maanden niet
overschrijden. Er mag niet meer dan twintig procent van het jaarlijkse
brutosalaris worden ingehouden.
§ 2. De gemeente garandeert aan de
betrokkenen een nettosalaris dat gelijk is aan het bedrag van het leefloon zoals
dat bij wet wordt vastgesteld.
In geval van deeltijdse prestaties wordt
dat bedrag berekend evenredig met de omvang van de prestaties.
§ 1. De schorsing wordt uitgesproken voor maximaal zes maanden. De schorsing
heeft, zolang ze duurt, verlies van salaris tot gevolg.
§ 2. De gemeente
garandeert aan de betrokkenen een nettosalaris dat gelijk is aan het bedrag van
het leefloon zoals dat bij wet wordt vastgesteld.
In geval van deeltijdse
prestaties wordt dat bedrag berekend evenredig met de omvang van de
prestaties.
De aanstellende overheid treedt op als tuchtoverheid
Als het college
van burgemeester en schepenen overeenkomstig artikel 106 de uitoefening van zijn
bevoegdheid tot aanstellen van personeelsleden aan de gemeentesecretaris
toevertrouwd heeft, treedt de gemeentesecretaris op als tuchtoverheid voor de
personeelsleden die door het college van burgemeester en schepenen zijn
aangesteld, ten aanzien van de feiten die de gemeentesecretaris vaststelt of
waarvan hij kennis heeft gekregen na delegatie.
De gemeenteraad kan onder
zijn leden een tuchtcommissie oprichten, die de tuchtbevoegdheid van de
gemeenteraad uitoefent.
De tuchtcommissie wordt samengesteld volgens de
regels die gelden voor de samenstelling van de gemeenteraadscommissies.
§ 1. De tuchtoverheid start het tuchtonderzoek op.
§ 2. Als de
gemeenteraad als tuchtoverheid optreedt, belast hij de gemeentesecretaris met
het tuchtonderzoek, het opstellen van het tuchtverslag en de samenstelling van
het tuchtdossier. Indien er een tuchtvordering is tegen de gemeentesecretaris
wordt de voorzitter van de gemeenteraad hiermee belast.
§ 3. Als het
college van burgemeester en schepenen als tuchtoverheid optreedt, belast het de
gemeentesecretaris met het tuchtonderzoek, het opstellen van het tuchtverslag en
de samenstelling van het tuchtdossier.
§ 4. Als de gemeentesecretaris als
tuchtoverheid optreedt, belast hij een leidinggevend personeelslid met het
tuchtonderzoek, het opstellen van het tuchtverslag en de samenstelling van het
tuchtdossier.
§ 5. Als het tuchtonderzoek is afgerond, wordt het
tuchtverslag opgesteld dat minstens de ten laste gelegde feiten bevat. De
tuchtoverheid stelt een tuchtdossier samen, dat alle stukken bevat die
betrekking hebben op de ten laste gelegde feiten.
Een tuchtstraf kan pas worden opgelegd nadat het personeelslid en desgevallend zijn raadsman de gelegenheid hebben gekregen om door de tuchtoverheid te worden gehoord in zijn middelen van verdediging, over alle feiten die hem ten laste worden gelegd.
De betrokkene mag zich te allen tijde laten bijstaan en vertegenwoordigen door een raadsman van zijn keuze.
§ 1. Voor de hoorzitting wordt het personeelslid op de hoogte gebracht van
het tuchtverslag en wordt hem en desgevallend zijn raadsman een kopie van het
tuchtdossier bezorgd.
§ 2. De tuchtoverheid kan ambtshalve, op verzoek
van het personeelslid of zijn raadsman, getuigen horen. In dat geval heeft het
verhoor van de getuigen plaats in aanwezigheid van de betrokkene of van zijn
raadsman.
§ 3. De hoorzitting, alsook de zittingen waarop de getuigen
worden gehoord, zijn niet openbaar tenzij het betrokken personeelslid er zelf om
verzoekt. De getuige kan echter de beslotenheid van zijn getuigenverhoor op de
hoorzitting vragen als het personeelslid de openbaarheid heeft
gevraagd.
§ 4. De tuchtoverheid mag zich te allen tijde laten bijstaan
door een raadsman, behalve bij de beraadslaging en de stemming.
De betrokkene wordt van de beslissing van de tuchtoverheid op de hoogte gebracht met een aangetekende brief of met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs. In de kennisgeving van de beslissing wordt melding gemaakt van de beroepsmogelijkheid, opgenomen in afdeling VIII, en van de termijn waarbinnen dat kan worden aangetekend.
De Vlaamse Regering stelt de termijnen en de nadere procedureregels van de tuchtprocedure vast, met inbegrip van de wijze van de oproeping, het getuigenverhoor, de raadpleging van het tuchtdossier, de beraadslaging en de uitspraak.
§ 1. De tuchtoverheid kan geen tuchtrechtelijke vervolging meer instellen na
verloop van een termijn van zes maanden na de vaststelling of de kennisname door
de tuchtoverheid van de daarvoor in aanmerking komende feiten. De
tuchtvervolging wordt geacht te zijn ingesteld van zodra de tuchtoverheid
beslist om een tuchtonderzoek als bedoeld in artikel 124 op te starten.
§
2. Als in verband met dezelfde feiten de strafvordering werd ingesteld, wordt de
termijn van § 1 gestuit tot op de dag dat de tuchtoverheid door de gerechtelijke
overheid ervan op de hoogte wordt gebracht dat er een beslissing werd
uitgesproken die in kracht van gewijsde is gegaan en die de strafvordering
beëindigt.
§ 3. Het strafrechtelijke onderzoek doet geen afbreuk aan de
mogelijkheid van de tuchtoverheid om een tuchtstraf uit te spreken. Indien een
opgelegde tuchtstraf onverenigbaar blijkt te zijn met een latere in kracht van
gewijsde getreden strafrechtelijke uitspraak, kan het betrokken personeelslid
binnen de zestig dagen na de kennisneming ervan bij de tuchtoverheid een verzoek
tot intrekking van de opgelegde tuchtsanctie instellen.
§ 4. Als de
tuchtstraf wordt vernietigd, kan de tuchtoverheid vanaf de datum van de
kennisgeving van de vernietiging, de tuchtrechtelijke vervolging hernemen
gedurende het gedeelte van de in § 1 bedoelde termijn dat overbleef bij het
instellen van de vervolging en minstens gedurende een termijn van drie
maanden.
Als de tuchtstraf wordt ingetrokken, kan de tuchtoverheid vanaf
de datum van de intrekking, de tuchtrechtelijke vervolging hernemen gedurende
het gedeelte van de in de § 1 bedoelde termijn dat overbleef bij het instellen
van de vervolging.
Als tegen een personeelslid een strafrechtelijk of tuchtrechtelijk onderzoek loopt en zijn aanwezigheid onverenigbaar is met het belang van de dienst, kan de tuchtoverheid het personeelslid preventief schorsen bij wijze van ordemaatregel, al dan niet met inhouding van salaris.
§ 1. De preventieve schorsing wordt uitgesproken voor een termijn van
maximaal vier maanden. Als er een strafrechtelijk onderzoek loopt, kan de
overheid die termijn voor perioden van maximaal vier maanden verlengen zolang de
strafrechtelijke procedure duurt, op voorwaarde dat het personeelslid daarover
vooraf wordt gehoord.
§ 2. Als binnen de genoemde termijnen geen
tuchtstraf wordt opgelegd, vervallen de gevolgen van de preventieve
schorsing.
§ 1. Als tegen een personeelslid een strafrechtelijk of tuchtrechtelijk
onderzoek loopt, kan de tuchtoverheid die de preventieve schorsing uitspreekt,
beslissen tot een inhouding van salaris, op voorwaarde dat het personeelslid
daarover vooraf wordt gehoord.
§ 2. De inhouding van salaris mag niet
meer dan de helft ervan bedragen.
De gemeente waarborgt aan het
personeelslid een nettosalaris dat gelijk is aan het bedrag van het leefloon
zoals dat bij wet wordt vastgesteld.
In geval van deeltijdse prestaties
wordt dat bedrag berekend evenredig met de omvang van de prestaties.
Als de tuchtoverheid, in aansluiting op een preventieve schorsing met
inhouding van salaris, geen tuchtstraf oplegt of de tuchtstraf blaam oplegt,
wordt de preventieve schorsing ingetrokken en betaalt de gemeente het ingehouden
salaris uit.
Als de tuchtoverheid, in aansluiting op een preventieve
schorsing met inhouding van salaris, de tuchtstraf inhouding van salaris,
schorsing , ontslag van ambtswege of afzetting oplegt, heeft de tuchtstraf
uitwerking met ingang van de dag waarop de preventieve schorsing is ingegaan. In
dat geval wordt het bedrag van het tijdens de schorsing ingehouden salaris, in
mindering gebracht op het bedrag van het salarisverlies, verbonden aan de
tuchtstraf. Als het bedrag van het ingehouden salaris groter is dan het bedrag
van het salarisverlies, verbonden aan de tuchtstraf, betaalt de gemeente het
verschil uit.
§ 1. Voor de tuchtoverheid beslist tot een preventieve schorsing, al dan niet
met inhouding van salaris, hoort ze de betrokkene.
§ 2. In hoogdringende
gevallen kan de tuchtoverheid de preventieve schorsing al dan niet met inhouding
van salaris onmiddellijk uitspreken, met de verplichting het personeelslid
binnen acht dagen na de uitspraak te horen over de preventieve schorsing, en in
voorkomend geval over de inhouding van salaris. De preventieve schorsing vervalt
als ze niet wordt bevestigd binnen vijftien dagen nadat de betrokkene is
gehoord.
De Vlaamse Regering stelt de termijnen en de nadere procedureregels vast.
De Vlaamse Regering richt een commissie voor tuchtsancties van de lokale besturen op, hierna de Beroepscommissie voor tuchtzaken te noemen.
De Beroepscommissie voor tuchtzaken is een bestuurlijk orgaan. De Vlaamse Regering regelt de samenstelling, de werking en de vergoeding van de leden ervan.
Binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing over het opleggen van een tuchtstraf of een preventieve schorsing kan het personeelslid tegen die beslissing beroep aantekenen bij de Beroepscommissie voor tuchtzaken. Behalve in geval van preventieve schorsing, schorst het beroep de beslissing.
De Beroepscommissie voor tuchtzaken mag pas uitspraak doen nadat aan het personeelslid en aan de tuchtoverheid en hun respectieve raadsman de gelegenheid werd geboden om te worden gehoord. Die hoorzittingen zijn niet openbaar tenzij het betrokken personeelslid er zelf om verzoekt.
De Beroepscommissie voor tuchtzaken beschikt over een hervormingsrecht.
Binnen zestig dagen na de dag van ontvangst van het tuchtdossier spreekt de
Beroepscommissie voor tuchtzaken zich uit over het beroep. Ze kan evenwel de
oorspronkelijke termijn met zestig dagen verlengen indien ze, voor het
verstrijken van de termijn, de tuchtoverheid en het personeelslid ervan op de
hoogte brengt dat ze pas binnen de verlengde termijn kan beslissen.
De
Beroepscommissie voor tuchtzaken deelt de datum, waarop ze het tuchtdossier
heeft ontvangen, mee aan de tuchtoverheid en de indiener van het beroep.
De Vlaamse Regering stelt de nadere procedureregels vast.
De tuchtstraffen blaam, inhouding van salaris en schorsing worden in het persoonlijk dossier van de personeelsleden doorgehaald na verloop van een termijn van één jaar voor de blaam, drie jaar voor de inhouding van salaris en vier jaar voor de schorsing. Die termijnen lopen vanaf de datum waarop de tuchtstraf werd uitgesproken door de tuchtoverheid of, indien beroep werd aangetekend overeenkomstig artikel 139, vanaf de datum van de uitspraak van de Beroepscommissie voor tuchtzaken. De doorhaling heeft enkel uitwerking voor de toekomst.
Het financiële boekjaar van de gemeente begint op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.
§ 1. Voor het einde van het jaar dat volgt op de gemeenteraadsverkiezingen en
vóór hij beraadslaagt over het budget voor het volgende boekjaar, stelt de
gemeenteraad een meerjarenplan vast. Dat meerjarenplan bestaat uit een
strategische nota en een financiële nota. Het heeft betrekking op de hele
periode waarvoor de gemeenteraad werd verkozen, te rekenen vanaf de datum van
vaststelling ervan.
§ 2. In de strategische nota worden de
beleidsdoelstellingen en de beleidsopties voor het extern en intern te voeren
gemeentebeleid op elkaar afgestemd en geïntegreerd weergegeven.
§ 3. In
de financiële nota wordt verduidelijkt hoe het financiële evenwicht wordt
gehandhaafd en worden de financiële consequenties van de beleidsopties van de
strategische nota weergegeven.
§ 4. Het ontwerp van meerjarenplan wordt
op zijn minst veertien dagen vóór de vergadering waarop het wordt besproken aan
ieder lid van de gemeenteraad bezorgd.
§ 1. De gemeenteraad past jaarlijks waar nodig het meerjarenplan aan in de
loop van het vierde kwartaal en voor hij beraadslaagt over het budget voor het
volgende boekjaar.
De aanpassing van het meerjarenplan in het laatste
jaar van de zesjaarlijkse periode waarvoor de gemeenteraad werd verkozen, is
facultatief.
De gemeenteraad houdt bij de aanpassing rekening met de
termijn waarop het meerjarenplan betrekking heeft. Vanaf het voorlaatste jaar
van de zesjaarlijkse periode waarvoor de gemeenteraad werd verkozen, beschrijft
de financiële nota de financiële consequenties voor ten minste drie boekjaren na
het lopende boekjaar.
§ 2. Het ontwerp van de jaarlijkse aanpassing van
het meerjarenplan wordt op zijn minst veertien dagen vóór de vergadering waarop
het wordt besproken aan ieder lid van de gemeenteraad bezorgd.
§ 1. Voor het begin van ieder financiële boekjaar stelt de gemeenteraad op
basis van het meerjarenplan het budget van de gemeente vast.
§ 2. In
afwijking van de eerste paragraaf kan de gemeenteraad het budget voor het eerste
volledige financiële boekjaar van de zesjaarlijkse periode waarvoor de
gemeenteraad is verkozen, vaststellen in de loop van het eerste kwartaal van dat
boekjaar.
Het budget voor het eerste volledige financiële boekjaar van de
zesjaarlijkse periode hoeft niet te passen in het meerjarenplan.
§ 3. De
gemeenteraad stemt over het budget in zijn geheel. Elk gemeenteraadslid kan
echter de afzonderlijke stemming eisen over een of meer onderdelen van het
budget die hij aanwijst. In dat geval mag over het geheel pas gestemd worden na
de stemming over een of meer onderdelen die aldus zijn aangewezen. De stemming
over het geheel heeft dan betrekking op de onderdelen waarover geen enkel
gemeenteraadslid afzonderlijk wil stemmen, en op de onderdelen die al bij een
afzonderlijke stemming zijn aangenomen.
§ 4. Het ontwerp van budget wordt
op zijn minst veertien dagen vóór de vergadering waarop het wordt besproken aan
ieder lid van de gemeenteraad bezorgd.
Het budget van de gemeente omvat een beleidsnota en een financiële nota.
De beleidsnota verwoordt het beleid dat de gemeente gedurende het financiële boekjaar zal voeren en concretiseert de beleidsdoelstellingen. De beleidsnota omvat een toelichting omtrent de financiële toestand van de gemeente en verwoordt de aansluiting met de financiële nota.
§ 1. De financiële nota bevat minstens het exploitatiebudget, het
investeringsbudget, en het liquiditeitenbudget.
§ 2. Het
exploitatiebudget omvat alle verwachte kosten en opbrengsten.
De volgende
kosten worden in ieder geval in het exploitatiebudget opgenomen:
1° de
vaststaande en opeisbare schulden van de gemeente, alsmede de schulden die ze
moet vereffenen ten gevolge van tegen haar uitgesproken rechterlijke
veroordelingen;
2° de gemeentelijke bijdragen aan de lokale besturen van
de erkende erediensten, bedoeld in het decreet van 7 mei 2004 betreffende de
materiële organisatie van de erkende erediensten, overeenkomstig de
desbetreffende bepalingen;
3° de vergoeding voor huisvesting van de
bedienaren van de erediensten als geen woning wordt verschaft overeenkomstig de
geldende bepalingen;
4° de gemeentelijke bijdrage bedoeld in artikel 106
van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor
maatschappelijk welzijn;
5° de kosten die ten laste worden gelegd van de
gemeente door of krachtens de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een
geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, met inbegrip in de
meergemeentezones van de dotatie van de gemeente aan de politiezone.
§ 3.
Het liquiditeitenbudget is een financieel plan van de geldstromen van de
gemeente.
§ 4. Het investeringsbudget is een financieel plan van de
uitgaven en ontvangsten, en van de kosten en opbrengsten die verbonden zijn aan
de aanschaf, het gebruik en de vervreemding van duurzame middelen.
Een
investeringsbudget bestaat uit een of meer investeringsenveloppes. Als een
investeringsenveloppe eenmaal in het budget werd goedgekeurd, blijft ze drie
jaar geldig als de investering nog niet in uitvoering is. Als de investering
eenmaal in uitvoering is, blijft het budget geldig tot 31 december van het
boekjaar na het jaar waarin de investering definitief opgeleverd wordt.
Verlenging van die termijnen is mogelijk voorzover de gemeenteraad die
goedkeurt.
Tot het budget van de gemeente is vastgesteld, kan de gemeente slechts beschikken over voorlopige kredieten onder de voorwaarden en binnen de grenzen, bepaald door de Vlaamse Regering.
§ 1. Als verscheidene gemeenten betrokken zijn bij een uitgave die door of
krachtens wettelijke of decretale bepalingen aan de gemeente is opgelegd, dragen
ze allemaal daarin bij naar evenredigheid van het belang dat ze erbij kunnen
hebben. In geval van weigering of van onenigheid over de verhouding van dat
belang en van de te dragen lasten, beslist de provinciegouverneur.
§ 2.
Tegen het besluit van de provinciegouverneur kan de gemeenteraad beroep
aantekenen bij de Vlaamse Regering binnen dertig dagen na de verzending van het
besluit aan de gemeente.
De Vlaamse Regering spreekt zich over het beroep
uit binnen een termijn van vijftig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst
ervan, en ze verstuurt haar besluit uiterlijk de laatste dag van die termijn
naar de provinciegouverneur, in voorkomend geval naar de provinciegouverneurs,
en naar de gemeente.
Als binnen de genoemde termijn geen besluit naar de
gemeente is verstuurd, is het besluit van de provinciegouverneur
uitvoerbaar.
§ 1. Budgetwijzigingen zijn die kredietaanpassingen aan het budget die niet
door middel van een interne kredietaanpassing kunnen worden
doorgevoerd.
§ 2. De gemeenteraad stelt de budgetwijzigingen vast op
basis van de voorgelegde cijfers en de verklarende nota ervan.
Het
ontwerp van budgetwijziging wordt uiterlijk samen met de agenda voor de
vergadering waarop het wordt besproken, aan ieder lid van de gemeenteraad
bezorgd.
Op de budgetwijzigingen is artikel 148, § 3, van overeenkomstige
toepassing.
Het college van burgemeester en schepenen beslist over de interne kredietaanpassingen, zoals die gedefinieerd zijn door de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden daarvoor. Het college van burgemeester en schepenen brengt de gemeenteraad, de financieel beheerder en de betrokken budgethouders daarvan onverwijld op de hoogte. De externe auditcommissie heeft toegang tot deze beslissingen.
Een verbintenis mag alleen worden aangegaan door de bevoegde budgethouder op
grond van een goedgekeurde, op het budget voorkomende post of op grond van een
voorlopig krediet.
De personeelsleden, de leden van de gemeenteraad of de
leden van het college van burgemeester en schepenen die in strijd hiermee
verbintenissen hebben aangegaan, zijn hiervoor persoonlijk verantwoordelijk,
behoudens in de gevallen die door of krachtens dit decreet worden bepaald en
onverminderd de eventuele medeverantwoordelijkheid van andere organen of
personeelsleden van de gemeente.
De gemeenteraad kan zonder voorafgaande budgetwijziging over de uitgaven
beslissen die door dwingende en onvoorziene omstandigheden vereist zijn, op
voorwaarde dat hij daartoe een met redenen omkleed besluit neemt.
In
dezelfde omstandigheden en als het geringste uitstel onbetwistbare schade zou
veroorzaken, kan het college van burgemeester en schepenen op eigen
verantwoordelijkheid over de uitgaven beslissen. Het college van burgemeester en
schepenen brengt de gemeenteraad en de externe auditcommissie daarvan onverwijld
op de hoogte.
De bevoegdheid om over de uitgaven te beslissen, houdt de
bevoegdheid in tot het vaststellen van de voorwaarden van overheidsopdrachten,
het vaststellen van de wijze van gunning van overheidsopdrachten, het voeren van
de gunningsprocedure, de gunning en de uitvoering van de overheidsopdrachten.
In de gevallen, bedoeld in het eerste en het tweede lid, worden de
nodige kredieten onverwijld ingeschreven door een budgetwijziging. De betaling
mag evenwel worden uitgevoerd, zonder de budgetwijziging af te wachten.
Het budgethouderschap is de toegekende bevoegdheid tot beheer van een budget dat taakstellend is in die zin dat het een norm inhoudt waarvan de budgethouder de realisatie nastreeft.
§ 1. Het budgethouderschap komt toe aan het college van burgemeester en
schepenen, behoudens de uitzonderingen vermeld in dit decreet en onverminderd de
toepassing van § 2, § 3 en § 4.
§ 2. Het college van burgemeester en
schepenen kan het budgethouderschap voor aangelegenheden van dagelijks bestuur
toekennen aan de gemeentesecretaris, die verantwoordelijk is voor de uitvoering
ervan.
De gemeenteraad bepaalt, op voorstel van het college van
burgemeester en schepenen, wat onder dagelijks bestuur wordt begrepen.
De
gemeentesecretaris kan deze bevoegdheid met betrekking tot bepaalde budgetten
delegeren aan andere personeelsleden. Bij de delegatie wordt rekening gehouden
met het organogram van de gemeentelijke diensten. De betrokken personeelsleden
kunnen de aan hen gedelegeerde bevoegdheid niet weigeren als hun
functieomschrijving erin voorziet. Zij zijn persoonlijk verantwoordelijk voor de
uitvoering van het aan hen gedelegeerde budgethouderschap.
§ 3. Onder de
voorwaarden die door de gemeenteraad vastgesteld worden en na advies van de
gemeentesecretaris, kan het college van burgemeester en schepenen het
budgethouderschap met betrekking tot bepaalde budgetten betreffende
activiteitencentra of projecten delegeren aan bepaalde personeelsleden van de
gemeente, ook voor aangelegenheden die het dagelijks bestuur te boven gaan. Het
college van burgemeester en schepenen houdt daarbij rekening met het organogram
van de gemeentelijke diensten. De betrokken personeelsleden kunnen de aan hen
gedelegeerde bevoegdheid niet weigeren als hun functieomschrijving erin
voorziet. Zij zijn persoonlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van het aan
hen gedelegeerde budgethouderschap.
De gemeentesecretaris brengt het
advies uit, vermeld in het eerste lid binnen dertig dagen na daarom te zijn
verzocht ter kennis van het college van burgemeester en schepenen. Bij gebreke
aan kennisgeving van het advies binnen de voormelde termijn, kan aan dat
adviesvereiste worden voorbijgegaan.
Dergelijke delegatie vervalt in
ieder geval zes maanden na de algehele vernieuwing van de gemeenteraad.
§
4. Onder de voorwaarden die door de gemeenteraad vastgesteld worden, kan het
college van burgemeester en schepenen het budgethouderschap met betrekking tot
bepaalde budgetten betreffende projecten delegeren aan wijkcomités en
burgerinitiatieven, ook voor aangelegenheden die het dagelijks bestuur te boven
gaan. De gemeenteraad bepaalt minstens onder welke voorwaarden een wijkcomité en
een burgerinitiatief als voldoende gedragen voor een wijk of voor de bevolking
kunnen beschouwd worden.
Dergelijke delegatie vervalt in ieder geval zes
maanden na de algehele vernieuwing van de gemeenteraad.
Het college van
burgemeester en schepenen duidt in overleg met het betrokken wijkcomité of
burgerinitiatief een personeelslid aan dat instaat voor de praktische uitvoering
van het budgethouderschap bedoeld in het eerste lid.
§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 157 gaat de budgethouder de
verbintenissen aan, in voorkomend geval binnen de perken van de delegatie,
overeenkomstig het aan hem toevertrouwde budget. In voorkomend geval binnen de
perken van de delegatie, bepaalt hij de wijze van gunnen met betrekking tot de
procedures voor opdrachten van aanneming van werken, leveringen of diensten en
stelt de voorwaarden ervan vast, voert de opdracht uit, wijst de opdracht toe en
keurt de te betalen bedragen goed overeenkomstig het aan hem toevertrouwde
budget.
De bevoegdheid van de budgethouder, vermeld in artikelen 159, 224 en
290, wordt beperkt overeenkomstig de bepalingen, vermeld in artikel 43, § 2, en
artikel 58.
§ 1bis. Bij het vaststellen van de voorwaarden en de wijze
van gunnen, kan de gemeenteraad of het college van burgemeester en schepenen
bepalen dat indien een opdracht van aanneming van werken, leveringen of diensten
waarvoor de raming paste binnen het voorziene budget, bij raadpleging van de
mededinging het voorziene budget blijkt te overschrijden, de opdracht kan
toegewezen worden mits het college van burgemeester en schepenen beslist de
noodzakelijke verhoging van het betrokken krediet ter goedkeuring voor te leggen
aan de gemeenteraad bij de eerstvolgende budgetwijziging.
§ 2. De
voorgenomen financiële verbintenissen die resulteren in een uitgaande
nettokasstroom, zijn onderworpen aan een voorafgaand visum, voordat enige
verbintenis kan worden aangegaan.
De financieel beheerder onderzoekt de
wettigheid en regelmatigheid van deze voorgenomen verbintenissen in het kader
van zijn opdracht bedoeld in artikel 94, eerste lid, 1°. Hij verleent zijn
visum, indien uit dit onderzoek de wettigheid en regelmatigheid van de
voorgenomen verbintenis blijkt.
De gemeenteraad bepaalt, na advies van de
financieel beheerder, de nadere voorwaarden waaronder de financieel beheerder de
controle, vermeld in het tweede lid, uitoefent. De gemeenteraad kan binnen de
perken die vastgelegd zijn door de Vlaamse Regering, en na advies van de
financieel beheerder, bepaalde categorieën van verrichtingen uitsluiten van de
visumverplichting. De gemeenteraad kan, op eensluidend voorstel van de
financieel beheerder, de bevoegdheid, vermeld in het tweede lid, delegeren aan
een of meer personeelsleden, die werken onder de verantwoordelijkheid van de
financieel beheerder.
Verrichtingen die door de gemeenteraad
overeenkomstig het derde lid zijn uitgesloten van de visumverplichting, kunnen,
voordat enige verbintenis werd aangegaan door de betrokken budgethouder en, als
de betrokken budgethouder de gemeenteraad of het college van burgemeester en
schepenen is en het stemgedrag niet wordt genotuleerd door één van zijn leden,
worden voorgelegd aan de financieel beheerder. In dat geval wordt gehandeld
overeenkomstig het tweede lid.
§ 3. De budgethouder is verantwoordelijk
voor de facturatie van de te ontvangen bedragen die betrekking hebben op het aan
hem toevertrouwde budget.
§ 4. De gemeenteraad en het college van
burgemeester en schepenen kunnen als bevoegde budgethouder beslissen, onder de
door hen bepaalde voorwaarden, de goedkeuring van de te betalen bedragen toe te
vertrouwen aan de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris kan die bevoegdheid
niet delegeren.
Als de financieel beheerder, bij gemotiveerde beslissing, aan een door een
budgethouder voorgenomen verbintenis, weigert visum te verlenen, kan het college
van burgemeester en schepenen, op eigen verantwoordelijkheid viseren. In dat
geval bezorgt het college van burgemeester en schepenen de gemotiveerde
beslissing van de financieel beheerder aan de provinciegouverneur,
tegelijkertijd met het afschrift van zijn beslissing. De externe auditcommissie
wordt van de beslissing op de hoogte gesteld.
De beslissing van het
college van burgemeester en schepenen is pas uitvoerbaar als de
toezichtstermijn, bedoeld in artikel 255, is verstreken.
§ 1. Om de betaling mogelijk te maken van geringe exploitatie-uitgaven van
het dagelijkse bestuur, die zonder uitstel of onmiddellijk moet worden gedaan
voor de goede werking van de dienst, kan de gemeentesecretaris na advies van de
financieel beheerder beslissen aan bepaalde budgethouders of personeelsleden een
provisie ter beschikking te stellen. Deze beslissing van de gemeentesecretaris
wordt ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd indien ze niet overeenstemt
met het advies van de financieel beheerder dat hij in volle onafhankelijkheid
heeft verstrekt.
Het personeelslid verantwoordelijk voor de betalingen
overhandigt de voorgeschreven som tegen ontvangstbewijs aan de betrokken
budgethouder of het betrokken personeelslid of stort het bedrag op een daartoe
speciaal geopende rekening die nooit een debetsaldo kan vertonen. Die
budgethouders of personeelsleden zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het
beheer ervan. De op de provisie gedane uitgaven van de gemachtigde
personeelsleden worden periodiek op voorlegging van een staat van uitgaven en de
erbij horende bewijsstukken opgenomen in de boekhouding van de gemeente. Als de
titularis van de provisie ervan wordt ontlast, stort hij het bedrag ervan terug,
in voorkomend geval verminderd met het bedrag van de uitgaven die hij reeds
regelmatig heeft verricht met de provisie, mits voorlegging van bewijsstukken
betreffende de gedane uitgaven.
§ 2. De gemeentesecretaris kan, na advies
van de financieel beheerder, onder zijn verantwoordelijkheid bepaalde
personeelsleden van de gemeente die onder zijn gezag staan, belasten met de
inning van geringe dagontvangsten. Deze beslissing van de gemeentesecretaris
wordt ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd indien ze niet overeenstemt
met het advies van de financieel beheerder dat hij in volle onafhankelijkheid
heeft verstrekt.
Deze personeelsleden storten op geregelde tijdstippen
het totale bedrag van hun inningen in de gemeentekas en verantwoorden die
bedragen door een nauwkeurige invorderingsstaat volgens de onderrichtingen van
de financieel beheerder. De ontvangsten en de storting ervan in de gemeentekas
worden in een kasboekhouding geregistreerd.
§ 3. Minstens eenmaal per
jaar verifieert de financieel beheerder of een door hem aangestelde persoon,
onder zijn verantwoordelijkheid, de boekhouding en de geldvoorraad van de
houders van de provisie, bedoeld in § 1, en de personeelsleden die belast zijn
met de inning van geringe dagontvangsten, bedoeld in § 2.
Van zijn
bevindingen wordt een proces-verbaal gemaakt dat aan de gemeentesecretaris, aan
de bevoegde budgethouder of aan het betrokken personeelslid en, in geval van
onregelmatigheden, aan de externe auditcommissie wordt bezorgd.
Dat
proces-verbaal wordt zowel door het verantwoordelijke personeelslid als door de
financieel beheerder of de door hem aangestelde persoon ondertekend.
§ 4.
De gemeenteraad bepaalt de voorwaarden voor de terbeschikkingstelling van
provisies en de voorwaarden waaronder personeelsleden van de gemeente kunnen
worden belast met de inning van geringe dagontvangsten.
§ 1. De financieel beheerder staat in voor de uitvoering van alle girale
betalingen. Hij of zijn gemachtigde plaatst hiervoor als tweede een handtekening
op de betalingsopdracht aan de financiële instelling. Betalingen ter uitvoering
van uitgaven kunnen nooit door de financieel beheerder verricht worden zonder
een uitdrukkelijke betalingsopdracht van de gemeentesecretaris.Deze opdracht van
de gemeentesecretaris blijkt uit een eerste handtekening op de betalingsopdracht
aan de financiële instelling door de gemeentesecretaris of zijn gemachtigde. De
gemeentesecretaris bevestigt hiermee dat de uitgave wettig en regelmatig
is.
Betalingen in verband met het thesauriebeheer gebeuren autonoom door
de financieel beheerder. Daaronder vallen niet de betalingen naar de rekeningen,
vermeld in artikel 162.
Onverminderd de bevoegdheid van de
personeelsleden, vermeld in artikel 100, § 3, blijft de financieel beheerder
bevoegd voor het verlenen van kwijting.
Onverminderd de
aansprakelijkheid van de gemeentesecretaris zijn eveneens de personeelsleden,
vermeld in dit artikel, en de personeelsleden belast met de kas rekenplichtig
binnen de grenzen van de aan hen toevertrouwde bevoegdheid.
§ 2. Indien
de gemeentesecretaris of een door hem met betalingsverrichtingen belast
personeelslid weigert een betalingsopdracht aan een financiële instelling te
ondertekenen of als een betaling via de kas wordt geweigerd, kan het college van
burgemeester en schepenen op eigen verantwoordelijkheid bevelen de betaling uit
te voeren. Een dergelijk bevel kan niet worden geweigerd.
In dat geval
bezorgt het college van burgemeester en schepenen een afschrift van zijn
beslissing aan de provinciegouverneur en aan de externe auditcommissie. De
beslissing van het college van burgemeester en schepenen is slechts uitvoerbaar
zodra de in artikel 255 bedoelde toezichttermijn is verstreken.
§ 3. In
afwijking van § 1 kunnen de opeisbare schulden door de personen, bepaald door de
Vlaamse Regering, en in de gevallen en onder voorwaarden, bepaald door de
Vlaamse Regering, in mindering worden gebracht van de rekeningen van de
gemeente.
Elke gemeente voert een voor de aard en de omvang van haar activiteiten passende boekhouding, volgens de methode van het dubbel boekhouden.
De financieel beheerder rapporteert in volle onafhankelijkheid minstens eenmaal per jaar aan de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen. Dat rapport omvat minstens een overzicht van de thesaurietoestand, de liquiditeitsprognose, de beheerscontrole, alsook de evolutie van de budgetten. De financieel beheerder stelt tegelijkertijd een afschrift aan de gemeentesecretaris en de externe auditcommissie ter beschikking.
De financieel beheerder rapporteert in volle onafhankelijkheid minstens
eenmaal per jaar aan de gemeenteraad over de uitvoering van zijn taak van
voorafgaande controle van de wettigheid en regelmatigheid van de voorgenomen
verbintenissen.
Hij stelt tegelijkertijd een afschrift van dat rapport
ter beschikking aan het college van burgemeester en schepenen, de
gemeentesecretaris en de externe auditcommissie.
Bij toepassing van artikel 159, § 2, rapporteert de gemeentesecretaris
minstens eenmaal per jaar aan het college van burgemeester en schepenen over de
uitvoering van het budgethouderschap. De gemeentesecretaris rapporteert tegelijk
over de uitvoering van het budgethouderschap door de door hem met het
budgethouderschap belaste personeelsleden.
De door de gemeentesecretaris
met budgethouderschap belaste personeelsleden rapporteren minstens eenmaal per
jaar aan de gemeentesecretaris over de uitvoering van hun
budgethouderschap.
Bij toepassing van artikel 159, § 3, rapporteert het
met budgethouderschap belaste personeel minstens eenmaal per jaar aan het
college van burgemeester en schepenen over de uitvoering van het
budgethouderschap. Met toepassing van artikel 159, § 4, rapporteert het
personeelslid dat instaat voor de praktische uitvoering van het
budgethouderschap, minstens eenmaal per jaar aan het college van burgemeester en
schepenen over de uitvoering van het budgethouderschap.
De externe
auditcommissie heeft toegang tot de in dit artikel vermelde rapporten.
Het college van burgemeester en schepenen rapporteert minstens eenmaal per jaar aan de gemeenteraad over de uitvoering van het budgethouderschap. Een afschrift van dit rapport wordt ter beschikking gesteld van de gemeentesecretaris en de externe auditcommissie.
§ 1. Minstens eenmaal per semester verifieert de externe auditcommissie de
kas van de gemeentesecretaris of, in voorkomend geval, van de rekenplichtigen,
bedoeld in artikel 163.
De externe auditcommissie maakt van de
verificatie een proces-verbaal op waarin zijn opmerkingen, alsmede die van de in
het eerste lid bedoelde personen, worden vermeld. Het proces-verbaal wordt
ondertekend door een lid van de externe auditcommissie en de in het eerste lid
bedoelde personen.
De externe auditcommissie bezorgt het proces-verbaal
aan de gemeenteraad, de gemeentesecretaris en, in voorkomend geval, aan de
rekenplichtigen, bedoeld in artikel 163.
De externe auditcommissie stelt
een aanvullend rapport op van de verificatie indien een tekort werd vastgesteld.
Dat rapport bevat aanbevelingen betreffende de vereffening daarvan. Het rapport
wordt uiterlijk tien dagen na verificatie en tegelijkertijd met het
proces-verbaal bezorgd aan de provinciegouverneur, de gemeenteraad, de
gemeentesecretaris en, in voorkomend geval, aan de rekenplichtigen, bedoeld in
artikel 163.
§ 2. De gemeentesecretaris of, in voorkomend geval, de
rekenplichtigen, bedoeld in artikel 163, brengen de externe auditcommissie
onverwijld op de hoogte van elk tekort dat toe te schrijven is aan diefstal of
verlies.
In voorkomend geval wordt er onverwijld overgegaan tot
verificatie van de kas, overeenkomstig § 1, om het bedrag van het tekort vast te
stellen.
Aan het proces-verbaal van verificatie wordt een toelichting
toegevoegd over de omstandigheden en de bewarende maatregelen die de
gemeentesecretaris of de door hem aangestelde rekenplichtigen hebben
genomen.
§ 3. Als verificatie uitwijst dat er een kastekort is, dan deelt
de gemeenteraad binnen dertig dagen na ontvangst van het proces-verbaal en het
rapport van de externe auditcommissie, aan de provinciegouverneur zijn advies
mee betreffende de mate waarin de gemeentesecretaris of de door hem aangestelde
rekenplichtige voor het tekort aansprakelijk gesteld moeten worden en, in
voorkomend geval, hoeveel het tekort bedraagt dat moet worden
vereffend.
De provinciegouverneur neemt een beslissing, na kennisname van
het advies van de gemeenteraad, het proces-verbaal en het aanvullend rapport van
de externe auditcommissie.
De betrokkene wordt onverwijld met een
aangetekende brief in kennis gesteld van de beslissing van de
provinciegouverneur. In voorkomend geval wordt daarbij een verzoek gevoegd om
het vastgestelde bedrag in de gemeentekas te storten. Een afschrift van de
beslissing van de provinciegouverneur wordt onverwijld bezorgd aan de
gemeente.
§ 4. Binnen zestig dagen na die kennisgeving kan de betrokkene
beroep instellen bij het rechtscollege, bedoeld in artikel 13. Het beroep
schorst de tenuitvoerlegging.
Het rechtscollege doet uitspraak over de
aansprakelijkheid van de gemeentesecretaris of de door hem aangestelde
rekenplichtige en bepaalt het bedrag dat te zijnen laste wordt gelegd.
De
beslissing van het rechtscollege is uitvoerbaar, zelfs indien daartegen een
beroep is ingesteld bij de Raad van State. Deze beslissing kan echter pas ten
uitvoer worden gelegd na het verstrijken van de termijn voor het instellen van
dit beroep.
§ 5. Indien het de gemeentesecretaris of de in artikel 163
bedoelde rekenplichtige onmogelijk is om aanwezig te zijn bij de verificatie,
daarbij opmerkingen te maken en het proces-verbaal van verificatie te
ondertekenen, zoals bedoeld in § 1 en § 2, kan hij zich daartoe laten
vertegenwoordigen.
§ 1.Als het ambt van de financieel beheerder, de gemeentesecretaris of de
opdracht van de rekenplichtigen, bedoeld in artikel 163, een einde neemt,
controleert de externe auditcommissie de juistheid en volledigheid van de
boekhouding en wijst op ieder tekort. Zij brengt hierover verslag uit.
De
externe auditcommissie maakt van de verificatie een proces-verbaal op waarin
zijn opmerkingen en, in voorkomend geval, die van de financieel beheerder, de
gemeentesecretaris en de rekenplichtigen, bedoeld in artikel 163 of, in geval
van overlijden, van hun erfgenamen worden vermeld. Het proces-verbaal wordt,
naar gelang van het geval, ondertekend door een lid van de externe
auditcommissie en door de financieel beheerder, de gemeentesecretaris en, in
voorkomend geval, de rekenplichtige of, in geval van overlijden, hun erfgenamen
indien aanwezig.
De externe auditcommissie bezorgt het proces-verbaal aan
de gemeenteraad, de financieel beheerder, de gemeentesecretaris en, in
voorkomend geval, aan de rekenplichtigen, bedoeld in artikel 163, of hun
erfgenamen.
§ 2. De externe auditcommissie stelt een aanvullend rapport
op van de verificatie indien een onjuistheid of onvolledigheid werd vastgesteld.
Dat rapport omvat aanbevelingen betreffende de vereffening daarvan. Het rapport
wordt uiterlijk dertig dagen na verificatie en tegelijkertijd met het
proces-verbaal bezorgd aan de provinciegouverneur, de gemeenteraad, de
financieel beheerder, de gemeentesecretaris en, in voorkomend geval, aan de
rekenplichtigen, bedoeld in artikel 163, of hun erfgenamen.
§ 3. Als er
onjuistheden of onvolledigheden werden vastgesteld, deelt de gemeenteraad binnen
dertig dagen na ontvangst van het proces-verbaal en het rapport van de externe
auditcommissie aan de provinciegouverneur zijn advies mee betreffende de mate
waarin de financieel beheerder, de gemeentesecretaris, of de rekenplichtigen,
bedoeld in artikel 163, aansprakelijk gesteld moeten worden voor de vastgestelde
onregelmatigheden. In voorkomend geval wordt aangegeven welk bedrag in de
gemeentekas moet worden gestort.
De provinciegouverneur neemt een
beslissing, na kennisname van het advies van de gemeenteraad, het proces-verbaal
en het aanvullend rapport van de externe auditcommissie.
De betrokkene,
of diens erfgenamen in geval van overlijden, indien bekend, worden onverwijld
met een aangetekende brief in kennis gesteld van de beslissing van de
provinciegouverneur. In voorkomend geval wordt daarbij een verzoek gevoegd om
het vastgestelde bedrag in de gemeentekas te storten. Een afschrift van de
beslissing van de provinciegouverneur wordt onverwijld bezorgd aan de
gemeente.
§ 4. Artikel 169, § 4, is van overeenkomstige toepassing als
een van de personeelsleden, bedoeld in het eerste lid, of hun
rechtsverkrijgenden worden verzocht een tekort te vereffenen.
§ 5. Indien
het de gemeentesecretaris, de in artikel 163 bedoelde rekenplichtige of de
financieel beheerder onmogelijk is om aanwezig te zijn bij de verificatie,
daarbij opmerkingen te maken en het proces-verbaal van verificatie te
ondertekenen, zoals bedoeld in § 1, kan hij zich daartoe laten
vertegenwoordigen.
§ 6. Bij afwezigheid of verhindering die aanleiding
geeft tot vervanging in de zin van artikel 81 of 91, is dit artikel van
overeenkomstige toepassing op de gemeentesecretaris of de financieel
beheerder.
§ 7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de
waarnemende financieel beheerder en de waarnemende gemeentesecretaris, als de
vervanging een einde neemt.
Onder leiding van de financieel beheerder en in overleg met het managementteam worden uiterlijk op 31 december van ieder jaar de nodige opnemingen, verificaties, opzoekingen en waarderingen gedaan om de inventaris op te maken van al de bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van de gemeente van welke aard ook.
§ 1. Nadat de rekeningen in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens van
de inventaris, worden ze samengevat opgenomen in het ontwerp van de
jaarrekening.
De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast voor de
consolidatie van de jaarrekening van de gemeente met de jaarrekeningen van de
autonome gemeentebedrijven en de gemeentelijk extern verzelfstandigde
agentschappen met privaatrechtelijke vorm.
§ 2. De externe auditcommissie
controleert of het ontwerp van de jaarrekening juist en volledig is, of ze een
waar en getrouw beeld geeft van de financiële toestand van de gemeente en of de
erin opgenomen opbrengsten, kosten, ontvangsten en uitgaven wettelijk en
regelmatig zijn. De externe auditcommissie rapporteert over haar bevindingen in
een verslag. Zij deelt dit verslag mee aan de gemeente binnen dertig dagen nadat
de jaarrekening haar voor controle werd bezorgd.
Na kennisname van het verslag van de externe auditcommissie over het ontwerp
van de jaarrekening spreekt de gemeenteraad zich in de loop van het eerste
semester van het boekjaar dat volgt op datgene waarop de rekening betrekking
heeft uit over de vaststelling van de jaarrekening.
Als de gemeenteraad
bepaalde verrichtingen verworpen heeft, formuleert hij een advies over de
aansprakelijkheid van de bij die verrichtingen betrokken actoren. Dat advies
wordt als bijlage bij de jaarrekening gevoegd.
Tijdens de vergadering
waarop de gemeenteraad over de jaarrekening beraadslaagt, brengt het college van
burgemeester en schepenen verslag uit over de financiële toestand, over het
gevoerde beleid en beheer tijdens het voorafgaande jaar en over de uitvoering
van het budget.
Een afschrift van de overeenkomstig dit artikel
vastgestelde jaarrekening wordt binnen twintig dagen bezorgd aan de
provinciegouverneur en de externe auditcommissie.
§ 1. Artikel 148, § 3, is van overeenkomstige toepassing op de stemming door
de gemeenteraad over de jaarrekening.
§ 2. Het ontwerp van de
jaarrekening wordt op zijn minst veertien dagen vóór de vergadering waarop het
wordt besproken aan ieder lid van de gemeenteraad bezorgd.
§ 1. Na ontvangst van het afschrift van de jaarrekening, overeenkomstig
artikel 173, vierde lid, rapporteert de externe auditcommissie binnen dertig
dagen aan de provinciegouverneur over de door de gemeenteraad vastgestelde
rekening in het geval de externe auditcommissie of de gemeenteraad van mening
zijn dat een bepaalde persoon of bepaalde personen aansprakelijk zijn. Indien de
gemeenteraad geen rekening gehouden heeft met de bevindingen van de externe
auditcommissie over de aansprakelijkheden voor onregelmatigheden of tekorten,
wordt dat door de externe auditcommissie expliciet vermeld.
De externe
auditcommissie bezorgt een afschrift van dit rapport aan de gemeente.
§
2. Indien de gemeenteraad geen verrichtingen verworpen heeft en de externe
auditcommissie in zijn rapport, vermeld in § 1, er geen melding van maakt dat de
gemeenteraad met bevindingen van de externe auditcommissie geen rekening heeft
gehouden, is de vaststelling van de jaarrekening door de gemeenteraad
definitief.
De definitieve vaststelling van de jaarrekening door de
gemeenteraad houdt van rechtswege kwijting in van het beheer van de
gemeentesecretaris, de financieel beheerder en van de door de gemeentesecretaris
aangestelde rekenplichtigen en de budgethouders, voorzover de ware toestand niet
werd verborgen door enige weglating of onjuiste opgave in de
jaarrekening.
§ 3. Indien de gemeenteraad bepaalde verrichtingen
verworpen heeft of indien de externe auditcommissie in zijn rapport, vermeld in
§ 1, er melding van maakt dat de gemeenteraad geen rekening heeft gehouden met
bevindingen van de externe auditcommissie over de aansprakelijkheden voor
onregelmatigheden of tekorten, beslist de provinciegouverneur over de
aansprakelijkheid van de bij de betwiste verrichtingen betrokken actoren en
beslist hij over de kwijting. Hij brengt in voorkomend geval, de nodige
wijzigingen aan in de jaarrekening en stelt de rekening definitief
vast.
Indien de gouverneur zich niet uitgesproken heeft binnen de honderd
dagen na ontvangst van de jaarrekening, wordt hij geacht de vaststelling van de
jaarrekening door de gemeenteraad te bevestigen en, in voorkomend geval, wordt
hij geacht aangaande de aansprakelijkheid van de bij verworpen verrichtingen
betrokken actoren te hebben beslist overeenkomstig het advies van de
gemeenteraad.
§ 4. De betrokkenen worden onverwijld met een aangetekende
brief in kennis gesteld van de beslissing van de provinciegouverneur. In
voorkomend geval wordt daarbij een verzoek gevoegd om het vastgestelde bedrag in
de gemeentekas te storten. Behoudens in geval van toepassing van § 3, tweede
lid, wordt onverwijld een afschrift van de beslissing van de provinciegouverneur
bezorgd aan de gemeente.
§ 5. Degenen aan wie kwijting is geweigerd en de
Vlaamse Regering kunnen binnen zestig dagen na deze kennisgeving een beroep
instellen bij het rechtscollege, bedoeld in artikel 13, tegen de beslissingen
van de provinciegouverneur, bedoeld in § 3. Dat beroep heeft schorsende werking.
Het rechtscollege doet uitspraak over de aansprakelijkheid van de betrokkene en
bepaalt het bedrag dat te zijnen laste wordt gelegd of verleent definitief
kwijting.
Als de verwerping van bepaalde verrichtingen aanleiding gaf tot
het definitief afwijzen van bepaalde uitgaven, kan degene die beroep heeft
ingesteld de personen die hij aansprakelijk of medeaansprakelijk acht ter
verantwoording roepen in het geding voor het rechtscollege om de beslissing van
het rechtscollege voor hen bindend en tegenstelbaar te horen verklaren. In dat
geval doet het rechtscollege mee uitspraak over de aansprakelijkheid van de ter
verantwoording geroepen personen.
De beslissing van het rechtscollege is
uitvoerbaar, zelfs indien daartegen een beroep is ingesteld bij de Raad van
State. Deze beslissing kan echter pas ten uitvoer worden gelegd na het
verstrijken van de termijn voor het instellen van dat beroep.
§ 1. Onverminderd de bevoegdheid van de toezichthoudende overheid tot
schorsing en vernietiging wegens schending van het recht of strijdigheid met het
algemeen belang schorst de provinciegouverneur de uitvoering van het
meerjarenplan en de beslissing tot wijziging ervan:
1° als niet afdoende
of slechts op basis van fictieve gegevens aangetoond wordt dat het financieel
evenwicht gevrijwaard blijft in de boekjaren waarop het meerjarenplan betrekking
heeft;
2° als bekende en verwachte opbrengsten of ontvangsten, of
verplichte kosten of uitgaven, die krachtens de wet of het decreet gedurende de
periode waarop het meerjarenplan betrekking heeft ten gunste of ten laste van de
gemeente komen, geheel of gedeeltelijk niet in het meerjarenplan worden
opgenomen;
3° als bepaalde opbrengsten of ontvangsten die de gemeenteraad
op het meerjarenplan heeft gebracht, geheel of gedeeltelijk niet aan de gemeente
toekomen of als het meerjarenplan bepaalde kosten of uitgaven voorziet die
strijdig zijn met het recht;
4° als het meerjarenplan geen of slechts
gedeeltelijk rekening houdt met eerder goedgekeurde
investeringsenveloppes.
Voorzover de redenen die aanleiding geven tot de
schorsing het evenwicht van het meerjarenplan niet in gevaar brengen, kan de
schorsing beperkt worden tot een of meer onderdelen van het
meerjarenplan.
§ 2. De gemeenteraad spreekt zich uit over het
schorsingsbesluit en stelt het meerjarenplan of de wijziging ervan opnieuw vast.
Hij stuurt zijn gemotiveerde beslissing naar de Vlaamse Regering. Een afschrift
van die beslissing wordt dezelfde dag naar de provinciegouverneur
gestuurd.
§ 3. De Vlaamse Regering neemt een gemotiveerde beslissing over
het meerjarenplan of de wijziging eraan die de gemeenteraad opnieuw heeft
vastgesteld. Onverminderd haar bevoegdheid tot vernietiging wegens schending van
het recht of strijdigheid met het algemeen belang stelt de Vlaamse Regering het
meerjarenplan of de wijziging ervan opnieuw vast in de hierna volgende
gevallen:
1° als niet afdoende, of slechts op basis van fictieve gegevens
aangetoond wordt dat het financieel evenwicht gevrijwaard blijft in de boekjaren
waarop het meerjarenplan betrekking heeft;
2° als bekende en verwachte
opbrengsten of ontvangsten of verplichte kosten of uitgaven, die krachtens de
wet of het decreet gedurende de periode waarop het meerjarenplan betrekking
heeft ten gunste of ten laste van de gemeente komen, geheel of gedeeltelijk niet
in het meerjarenplan worden opgenomen;
3° als bepaalde opbrengsten of
ontvangsten die de gemeenteraad op het meerjarenplan heeft gebracht, geheel of
gedeeltelijk niet aan de gemeente toekomen of als het meerjarenplan bepaalde
kosten of uitgaven voorziet die strijdig zijn met het recht;
4° als het
meerjarenplan geen of slechts gedeeltelijk rekening houdt met eerder
goedgekeurde investeringsenveloppes.
In het eerste geval neemt de Vlaamse
Regering alle vereiste maatregelen om het evenwicht te herstellen. In het tweede
geval schrijft de Vlaamse Regering de opbrengsten of verplichte kosten amtshalve
in. In het derde geval schrapt de Vlaamse Regering de bedoelde ontvangsten of
schrijft ze die op het juiste bedrag in. In het laatste geval verhoogt de
Vlaamse Regering de kredieten, zodat de reeds eerder goedgekeurde
investeringsenveloppes passen in het vastgestelde meerjarenplan.
De
Vlaamse Regering neemt haar beslissing binnen vijftig dagen, die ingaan op de
dag na het inkomen van het besluit van de gemeenteraad en verstuurt haar
beslissing naar de gemeenteoverheid uiterlijk de laatste dag van die termijn. Ze
stuurt dezelfde dag een afschrift van haar beslissing ter kennisgeving aan de
provinciegouverneur.
Als binnen de in het derde lid bepaalde termijn geen
beslissing naar de gemeenteoverheid is verstuurd, is het door de Vlaamse
Regering ontvangen meerjarenplan of de wijzigingen ervan definitief.
§ 4.
Het meerjarenplan en de beslissingen tot wijziging ervan van de gemeente die met
het oog op de sanering van haar financiën leningen afsluit, is onderworpen aan
het advies van de provinciegouverneur en de goedkeuring van de Vlaamse Regering,
indien aan die leningen de gewestwaarborg is verleend.
De gouverneur
brengt zijn advies uit binnen dertig dagen na het inkomen van het besluit van de
gemeenteraad bij de gouverneur en verstuurt zijn advies uiterlijk de laatste dag
van die termijn aan de Vlaamse Regering. Bij gebrek aan advies wordt de
gouverneur geacht een gunstig advies te hebben uitgebracht.
De Vlaamse
Regering spreekt zich uit bij gemotiveerd besluit en stelt het meerjarenplan
vast overeenkomstig § 3.
§ 5. De schorsing van het meerjarenplan of van
de wijziging ervan impliceert van rechtswege de schorsing van het budget dat
werd vastgesteld op basis van het geschorste meerjarenplan of het meerjarenplan
zoals gewijzigd bij de geschorste wijziging. Deze schorsing neemt een einde op
de datum van de gemotiveerde beslissing van de Vlaamse Regering, bedoeld in §
3.
§ 1. Onverminderd de bevoegdheid van de toezichthoudende overheid tot
schorsing en vernietiging wegens schending van het recht of strijdigheid met het
algemeen belang overeenkomstig artikel 252 tot 260, schorst de
provinciegouverneur het budget of de budgetwijzigingen:
1° als die niet
passen in het meerjarenplan, voorzover het budget of de budgetwijzigingen geen
betrekking heeft op het eerste volledige boekjaar van de zesjaarlijkse periode
waarvoor de gemeenteraad werd verkozen;
2° als die een negatief resultaat
op kasbasis vertonen voorzover de financiële nota van het budget of de
budgetwijzigingen betrekking hebben op het eerste volledige boekjaar waarvoor de
gemeenteraad werd verkozen;
3° als bekende of verwachte opbrengsten of
ontvangsten, of verplichte kosten of uitgaven, die krachtens de wet of het
decreet gedurende de periode waarop het budget betrekking heeft ten gunste of
ten laste van de gemeente komen, geheel of gedeeltelijk niet in het budget
worden opgenomen;
4° als bepaalde opbrengsten of ontvangsten die de
gemeenteraad op het budget heeft gebracht, geheel of gedeeltelijk niet aan de
gemeente toekomen of als het budget bepaalde kosten of uitgaven voorziet die
strijdig zijn met het recht.
Voorzover de redenen die aanleiding geven
tot de schorsing niet tot gevolg hebben dat het budget niet meer past binnen het
meerjarenplan, kan de schorsing beperkt worden tot een of meer onderdelen van
het budget.
§ 2. De gemeenteraad spreekt zich uit over het
schorsingsbesluit en stelt het budget of de budgetwijziging opnieuw vast. Hij
stuurt zijn gemotiveerde beslissing naar de Vlaamse Regering. Een afschrift van
die beslissing wordt dezelfde dag naar de provinciegouverneur gezonden.
§
3. De Vlaamse Regering neemt een gemotiveerde beslissing over het budget of de
budgetwijziging die de gemeenteraad opnieuw heeft vastgesteld. Onverminderd haar
bevoegdheid tot vernietiging wegens schending van het recht of strijdigheid met
het algemeen belang, stelt de Vlaamse Regering het budget of de
budgetwijzigingen opnieuw vast in de hierna volgende gevallen:
1° als ze
niet passen in het meerjarenplan, voorzover het budget of de budgetwijzigingen
geen betrekking hebben op het eerste volledige boekjaar van de zesjaarlijkse
periode waarvoor de gemeenteraad werd verkozen;
2° als ze een negatief
resultaat op kasbasis vertonen, voorzover het budget of de budgetwijzigingen
betrekking hebben op het eerste volledige boekjaar waarvoor de gemeenteraad werd
verkozen;
3° als bekende of verwachte opbrengsten of ontvangsten, of
verplichte kosten of uitgaven, die krachtens de wet of het decreet gedurende de
periode waarop het budget betrekking heeft ten gunste of ten laste van de
gemeente komen, geheel of gedeeltelijk niet in het budget worden
opgenomen;
4° als bepaalde opbrengsten of ontvangsten die de gemeenteraad
op het budget heeft gebracht, geheel of gedeeltelijk niet aan de gemeente
toekomen of als het budget bepaalde kosten of uitgaven voorziet die strijdig
zijn met het recht.
In het eerste geval neemt de Vlaamse Regering alle
vereiste maatregelen om het budget te doen passen binnen het meerjarenplan. In
het tweede geval neemt de Vlaamse Regering de nodige maatregelen om het
evenwicht op kasbasis te herstellen. In het derde geval schrijft de Vlaamse
Regering de opbrengsten of verplichte kosten amtshalve in. In het laatste geval
schrapt de Vlaamse Regering de bedoelde ontvangsten of schrijft ze die op het
juiste bedrag in.
De Vlaamse Regering neemt haar beslissing binnen
vijftig dagen, die ingaan op de dag na het inkomen van het besluit van de
gemeenteraad en verstuurt haar beslissing naar de gemeenteoverheid uiterlijk de
laatste dag van die termijn. Ze stuurt dezelfde dag een afschrift van haar
beslissing ter kennisgeving aan de provinciegouverneur.
Als binnen de in
het derde lid bepaalde termijn geen beslissing naar de gemeenteoverheid is
verstuurd, is het budget of de budgetwijziging definitief die door de
gemeenteraad opnieuw is vastgesteld.
§ 4. Het budget en de beslissingen
tot budgetwijziging van de gemeente die met het oog op de sanering van haar
financiën leningen afsluit, is onderworpen aan het advies van de
provinciegouverneur en de goedkeuring van de Vlaamse Regering, als aan die
leningen de gewestwaarborg is verleend.
De gouverneur brengt zijn advies
uit binnen dertig dagen na het inkomen van het besluit van de gemeenteraad bij
de gouverneur en verstuurt zijn advies uiterlijk de laatste dag van die termijn
aan de Vlaamse Regering. Bij gebrek aan advies wordt de gouverneur geacht een
gunstig advies te hebben uitgebracht.
De Vlaamse Regering spreekt zich
uit bij gemotiveerd besluit en stelt het budget vast overeenkomstig §
3.
De uitvoering van het budget van de gemeenten, bedoeld in het eerste
lid, wordt doorlopend gecontroleerd door de daartoe door de regering aangewezen
diensten.
De toezichthoudende overheid kan te allen tijde de externe auditcommissie gelasten de beslissingen met financiële impact, de boekhouding en de gemeentekas te onderzoeken. Van elk onderzoek wordt een verslag opgemaakt dat aan de gemeenteraad wordt voorgelegd.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de "toekomstige versie".
§ 1. Onmiddellijk na de verzending van het meerjarenplan, de aanpassing van
het meerjarenplan, het budget of de jaarrekening aan de toezichthoudende
overheid bezorgt de gemeente de gegevens over het vastgestelde beleidsrapport in
een digitaal bestand aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering bepaalt welke
gegevens de besturen bezorgen en de wijze waarop die gegevens elektronisch
worden aangeleverd. Bij gebrek aan een vastgestelde jaarrekening op 30 juni van
het jaar dat volgt op het financiële boekjaar in kwestie, bezorgt de gemeente de
gegevens over het ontwerp van de jaarrekening in een digitaal bestand aan de
Vlaamse Regering.
Het vastgestelde beleidsrapport van de gemeenteraad,
vermeld in het eerste lid, is pas uitvoerbaar als de Vlaamse Regering in het
bezit is van de digitale rapporten. De Vlaamse Regering stuurt onmiddellijk een
ontvangstmelding van de rapporten naar het bestuur.
§ 2. De gemeente
rapporteert aan de Vlaamse Regering over de verrichte transacties van elk
kwartaal voor het einde van de maand die volgt op het kwartaal. De Vlaamse
Regering bepaalt welke gegevens worden aangeleverd en de wijze waarop die
gegevens elektronisch worden aangeleverd.
De Vlaamse Regering bepaalt nadere voorschriften voor de uitvoering van deze
titel, evenals aangaande de daarbijbehorende documenten, met inbegrip van de te
hanteren modellen.
De Vlaamse Regering bepaalt de minimale vereisten
waaraan de informaticasystemen die door de gemeente worden gehanteerd moeten
voldoen.
De gemeentesecretaris woont de vergaderingen van de gemeenteraad en van het
college van burgemeester en schepenen bij en is verantwoordelijk voor het
opstellen van de notulen ervan, alsook voor de bewaring van de
originelen.
De originelen van de notulen van de gemeenteraad worden, na
goedkeuring, ondertekend door de voorzitter van de gemeenteraad en de
gemeentesecretaris. De originelen van de notulen van het college van
burgemeester en schepenen worden, na goedkeuring, door de burgemeester en door
de gemeentesecretaris ondertekend.
§ 1. De notulen van de vergaderingen van de gemeenteraad vermelden, in
chronologische volgorde, alle besproken onderwerpen, alsook het gevolg dat werd
gegeven aan de punten waarover de gemeenteraad geen beslissing heeft genomen. Ze
maken melding van alle beslissingen en het resultaat van de stemmingen. Behalve
bij geheime stemming, vermelden de notulen hoe elk lid gestemd heeft. Van deze
laatste verplichting kan worden afgeweken voor beslissingen genomen met
unanimiteit.
§ 2. De notulen van de vergaderingen van het college van
burgemeester en schepenen vermelden de beslissingen van het
college.
Wanneer het college overeenkomstig het artikel 161 op eigen
verantwoordelijkheid een voorgenomen verbintenis viseert of overeenkomstig 163
op eigen verantwoordelijkheid een bevel geeft tot betaling van een uitgave,
wordt, op verzoek van een lid van het college, een verklaring inzake zijn
stemgedrag in de notulen opgenomen.
§ 1. De reglementen, verordeningen, beslissingen, akten van de gemeenteraad
en alle andere stukken of briefwisseling die specifiek betrekking hebben op de
gemeenteraad worden ondertekend door de voorzitter van de gemeenteraad en
medeondertekend door de gemeentesecretaris.
§ 2. De reglementen,
verordeningen, beslissingen en akten van de burgemeester en van het college van
burgemeester en schepenen worden ondertekend door de burgemeester en
medeondertekend door de gemeentesecretaris.
§ 3. De beslissingen, de
akten, de verslagen en de brieven van de financieel beheerder worden door hem
ondertekend als ze specifiek betrekking hebben op de aan hem toevertrouwde
taken.
De beslissingen, de akten en de briefwisseling van personeelsleden
aan wie bevoegdheden werden gedelegeerd of toevertrouwd, worden door die
personeelsleden ondertekend.
Het dwangbevel, uitgevaardigd voor de
invordering van schuldvorderingen, wordt, met behoud van de
ondertekeningsbevoegdheid inzake de uitvoerbaarverklaring ervan, ondertekend
door de financieel beheerder.
§ 4. Onverminderd §§ 1 en 3 wordt de
briefwisseling van de gemeente ondertekend door de burgemeester en
medeondertekend door de gemeentesecretaris.
§ 5. De gemeenteraad bepaalt
in het huishoudelijk reglement door wie en op welke wijze de andere stukken van
de gemeente, die niet bedoeld worden in de voorgaande paragrafen, worden
ondertekend, en, als dat nodig wordt geacht, medeondertekend. Als de
gemeenteraad die werkwijze niet vaststelt, is de tweede paragraaf van
overeenkomstige toepassing.
De burgemeester kan zijn bevoegdheid tot ondertekening schriftelijk opdragen
aan een of meer leden van het college van burgemeester en schepenen, tenzij de
bevoegdheid betrekking heeft op de ondertekening van de notulen, vermeld in
artikel 180. Die opdracht kan te allen tijde worden herroepen.
De schepen
aan wie de opdracht is gegeven, moet boven zijn handtekening, naam en functie
tevens melding maken van die opdracht.
De voorzitter van de gemeenteraad kan zijn bevoegdheid tot ondertekening
opdragen aan één of meer leden van de gemeenteraad, tenzij die bevoegdheid
betrekking heeft op de ondertekening van notulen als vermeld in artikel
180.
De voorzitter van de gemeenteraad kan tevens zijn bevoegdheden die
voortvloeien uit artikel 43, § 2, 12°, delegeren aan een of meer leden van de
gemeenteraad.
Die opdracht kan te allen tijde worden
herroepen.
Het gemeenteraadslid aan wie de opdracht tot ondertekening is
gegeven, moet boven zijn handtekening, naam en functie tevens melding maken van
die opdracht.
De gemeentesecretaris kan zijn bevoegdheid tot ondertekening of
medeondertekening opdragen aan een of meer personeelsleden van de gemeente,
tenzij de bevoegdheid betrekking heeft op de ondertekening van de notulen,
vermeld in artikel 180.
Deze opdracht gebeurt schriftelijk en is te allen
tijde herroepbaar. De gemeenteraad wordt daarvan op de hoogte gebracht tijdens
zijn eerstvolgende vergadering.
De personeelsleden aan wie de opdracht
tot ondertekening of medeondertekening is gegeven, moeten boven hun
handtekening, naam en functie tevens melding maken van die opdracht.
De gemeentesecretaris maakt in de rand van de notulen van de gemeenteraad of
van het college van burgemeester en schepenen kantmelding van de intrekking van
een besluit door de gemeenteraad of het college van burgemeester en schepenen,
van de vernietiging of de niet-goedkeuring van een besluit door een
toezichthoudende overheid en van het feit dat een besluit geacht wordt nooit te
hebben bestaan met toepassing van artikel 256, vierde lid.
De
gemeentesecretaris brengt de gemeenteraad en het college van burgemeester en
schepenen van elke kantmelding op de hoogte op de eerstvolgende vergadering van
respectievelijk de gemeenteraad of het college.
De reglementen en verordeningen van de gemeenteraad, het college van
burgemeester en schepenen en van de burgemeester worden door laatstgenoemde
bekendgemaakt door middel van een aanplakbrief die het onderwerp van het
reglement of de verordening vermeldt, de datum van de beslissing waarbij het
reglement of de verordening werd aangenomen en, in voorkomend geval, de
beslissing van de toezichthoudende overheid. De aanplakbrief wordt opgehangen op
een aanplakbord aan het gemeentehuis en blijft minstens twintig dagen
aangeplakt. De reglementen en verordeningen kunnen worden bekend gemaakt zodra
de beslissing is genomen
De aanplakbrief vermeldt de plaats of plaatsen
waar de tekst van het reglement of de verordening ter inzage ligt van het
publiek.
De reglementen en verordeningen, bedoeld in artikel 186, treden in werking de
vijfde dag na de bekendmaking ervan, tenzij het anders bepaald is.
De
bekendmaking en de datum van bekendmaking van deze reglementen en verordeningen
moeten blijken uit de aantekening in een speciaal register, dat bijgehouden
wordt op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering.
Stukken van de gemeente worden bij gewone brief aan de betrokkene bezorgd, tenzij de wet, dit decreet of een ander decreet een andere vorm van mededeling of kennisgeving oplegt. Het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad kan bepalen dat stukken bovendien op een andere wijze meegedeeld of ter kennis gebracht worden.
Alle briefwisseling aan de gemeente wordt geacht te zijn gericht aan het college van burgemeester en schepenen. Behalve bij andersluidende beslissing van de gemeenteraad wordt de briefwisseling verstuurd naar het gemeentehuis. Er wordt een register aangelegd van alle ingaande en uitgaande briefwisseling, van welke aard ook.
§ 1. Voor de toepassing van dit decreet wordt de termijn berekend vanaf de
dag na de dag van de akte of de gebeurtenis die de termijn doet ingaan, en omvat
de termijn alle dagen, ook de zaterdag, de zondag en de wettelijke of decretale
feestdagen. De vervaldag is in de termijn begrepen. Als die dag echter een
zaterdag, een zondag of een wettelijke of decretale feestdag is, dan wordt de
vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.
§ 2. Bij gebrek aan
een akte of gebeurtenis die de termijn doet ingaan, wordt de termijn berekend
door terug te tellen vanaf de gebeurtenis die de termijn doet eindigen. In dat
geval wordt de dag van de gebeurtenis die de termijn doet eindigen niet in de
termijn begrepen. De dag van verzending is niet in de termijn begrepen.
De gemeente en de autonome gemeentebedrijven kunnen, op voorwaarde van bijzondere en omstandige motivering, zakelijke rechten vestigen op openbare domeingoederen voorzover die rechten niet kennelijk onverenigbaar zijn met de bestemming van die goederen.
De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de gemeenteraad en provincieraad
in kwestie, welke wegen op het grondgebied van die gemeente als gewest- of
provinciewegen beschouwd worden.
Als bestaande wegen of weggedeelten niet
langer beschouwd worden als gewest- of provinciewegen, worden ze beschouwd als
gemeentewegen, mits de gemeenteraad daarmee instemt. Die overdracht heeft de
toekenning om niet van de eigendom van die wegen tot gevolg. Bij de
eigendomsoverdracht moeten deze wegen zich in goede staat van onderhoud
bevinden.
De gemeente en de gemeentelijke verzelfstandigde agentschappen, bedoeld in titel VII, kunnen landmeters-experten aanstellen voor het opstellen van schattingsverslagen in het kader van de onroerende verrichtingen die worden gesteld door de gemeente en de gemeentelijke verzelfstandigde agentschappen, bedoeld in titel VII.
De Vlaamse Regering bepaalt de procedure en de voorwaarden volgens welke de landmeter-expert de erkenning kan verkrijgen om schattingsverslagen op te stellen voor de gemeente en de gemeentelijke verzelfstandigde agentschappen, bedoeld in titel VII.
Voor de toepassing van artikelen 192bis en 192ter wordt verstaan onder
:
1° landmeter-expert : de landmeter-expert, ingeschreven op het tableau van
de beoefenaars van het beroep als bedoeld in de wet van 11 mei 2003 tot
bescherming van de titel en van het beroep van landmeter-expert en op wie het
koninklijk besluit van 15 december 2005 tot vaststelling van de voorschriften
inzake de plichtenleer van de landmeter-expert van toepassing is;
2°
schattingsverslag : verslag waarbij de waarde van het onroerend goed wordt
bepaald aan de hand van vooraf vastgelegde objectieve regels zoals
vergelijkingspunten uit de omgeving.
Het college van burgemeester en schepenen beslist tot het optreden in rechte
namens de gemeente.
De gemeenteraad kan echter beslissen om deze
bevoegdheid in de plaats van het college uit te oefenen. In de gevallen waarin
een lid of meerdere leden van het college van burgemeester en schepenen
betrokken zijn in de zaak, beslist de gemeenteraad.
Als het college van burgemeester en schepenen of de gemeenteraad niet in
rechte optreden, kunnen een of meer inwoners in rechte optreden namens de
gemeente, mits zij onder zekerheidstelling aanbieden om persoonlijk de kosten
van het geding te dragen en in te staan voor de veroordeling tot
schadevergoeding of boete wegens tergend en roekeloos geding of hoger beroep die
kan worden uitgesproken.
Dit recht staat ook open voor de rechtspersonen
waarvan de maatschappelijke zetel in de gemeente is gevestigd.
De
gemeente kan over het geding geen dading aangaan of er afstand van doen zonder
instemming van degene die het geding in haar naam heeft gevoerd.
§ 1. Zonder afbreuk te doen aan het decreet van 6 juli 2001 houdende de
intergemeentelijke samenwerking, kunnen de gemeenten verenigingen, stichtingen
en vennootschappen met sociaal oogmerk oprichten, erin deelnemen of zich erin
laten vertegenwoordigen voorzover die verenigingen, stichtingen en
vennootschappen met sociaal oogmerk niet belast worden met de verwezenlijking
van welbepaalde taken van gemeentelijk belang.
Onder dezelfde voorwaarden
kunnen de gemeenten een andere vennootschap in de zin van het Wetboek
Vennootschappen oprichten, erin deelnemen of zich erin laten vertegenwoordigen
indien deze vennootschap de realisatie van lokale PPS-projecten in de zin van
het decreet betreffende publiek-private samenwerking als uitsluitende
doelstelling heeft.
Het college van burgemeester en schepenen houdt een
volledig en geactualiseerd overzicht bij van de verenigingen, stichtingen en
vennootschappen waarin de gemeente deelneemt.
Minstens eenmaal per jaar
wordt de gemeenteraad in kennis gesteld van dit geactualiseerd overzicht met een
toelichting over alle wijzigingen dewelke zich sinds de vorige toelichting aan
deze overzichtslijst hebben voorgedaan.
§ 2. Deze oprichting, deelname of
vertegenwoordiging mag niet gepaard gaan met de overdracht of
terbeschikkingstelling van gemeentelijk personeel of met de overdracht van
gemeentelijke infrastructuur.
§ 3. Het is de gemeenten verboden om,
rechtstreeks of onrechtstreeks, rechtspersonen die niet belast zijn met
welbepaalde taken van gemeentelijk belang op te richten, erin deel te nemen of
zich erin te laten vertegenwoordigen, tenzij die rechtspersonen voldoen aan de
voorschriften van dit hoofdstuk of er voor die oprichting, deelname of
vertegenwoordiging een andere decretale of wettelijke rechtsgrond bestaat.
Zonder afbreuk te doen aan het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, kunnen de gemeenten onderling overeenkomsten sluiten.
De gemeenteraad organiseert bij reglement een systeem van klachtenbehandeling.
§ 1. Het systeem van klachtenbehandeling moet worden georganiseerd op het
ambtelijke niveau van de gemeente en maximaal onafhankelijk van de diensten
waarop de klachten betrekking hebben.
§ 2. Elke gemeente kan op een van
de volgende wijzen een ombudsdienst oprichten :
1° in eigen beheer;
2° in
samenwerking met het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de
gemeente bedient;
3° in het kader van een intergemeentelijk
samenwerkingsverband, zoals bepaald in het decreet van 6 juli 2001 houdende de
intergemeentelijke samenwerking »;
4° via een overeenkomst met de Vlaamse
Ombudsdienst opgericht bij decreet van 7 juli 1998.
De gemeenteraad neemt initiatieven om de betrokkenheid en de inspraak van de burgers of van de doelgroepen te verzekeren bij de beleidsvoorbereiding, bij de uitwerking van de gemeentelijke dienstverlening en bij de evaluatie ervan.
§ 1. Onder voorbehoud van de toepassing van de op dit gebied geldende
wettelijke en decretale bepalingen, kan alleen de gemeenteraad overgaan tot de
organisatie van raden en overlegstructuren die tot opdracht hebben op
regelmatige en systematische wijze het gemeentebestuur te adviseren.
§ 2.
Ten hoogste twee derde van de leden van de hier bedoelde raden en
overlegstructuren is van hetzelfde geslacht. Zoniet kan niet op rechtsgeldige
wijze advies worden uitgebracht.
§ 3. De gemeenteraad stelt de nadere
voorwaarden vast voor de representativiteit en regelt de samenstelling, de
werkwijze en de procedures van de hier bedoelde raden en overlegstructuren.
Daarbij wordt uitdrukkelijk bepaald op welke wijze het gevolg dat aan de
adviezen wordt gegeven, zal worden meegedeeld. De gemeenteraad waakt erover dat
de nodige middelen ter beschikking worden gesteld voor de vervulling van de
adviesopdracht.
De verslagen en einddocumenten van de hier bedoelde raden
en overlegstructuren worden meegedeeld aan de gemeenteraad.
§ 4.
Gemeenteraadsleden en leden van het college van burgemeester en schepenen kunnen
geen stemgerechtigd lid zijn van de hier bedoelde raden en
overlegstructuren.
De inwoners hebben het recht te verzoeken om de door hen in een gemotiveerde
nota nader omschreven voorstellen en vragen over de gemeentelijke beleidsvoering
en dienstverlening op de agenda van de gemeenteraad in te schrijven en om deze
agendapunten te komen toelichten in de gemeenteraad. Ze voegen bij die nota
eventueel alle nuttige stukken die de gemeenteraad kunnen
voorlichten.
Dat verzoek moet worden gesteund door ten minste :
1° 2 %
van het aantal inwoners ouder dan 16 jaar in gemeenten met minder dan 15 000
inwoners;
2° 300 inwoners ouder dan 16 jaar in gemeenten met minstens 15 000
inwoners en minder dan 30 000 inwoners;
3° 1 % van het aantal inwoners ouder
dan 16 jaar in gemeenten met minstens 30 000 inwoners.
Het verzoek wordt ingediend met een formulier, dat de gemeente ter
beschikking stelt, en wordt met een aangetekende brief gestuurd aan de gemeente.
Het moet de naam, voornamen, geboortedatum en woonplaats vermelden van iedereen
die het verzoekschrift ondertekend heeft.
Het college van burgemeester en
schepenen gaat na of aan die voorwaarden voldaan is.
Het verzoek moet minstens twintig dagen voor de dag van de vergadering van de
gemeenteraad bij het college van burgemeester en schepenen ingediend zijn om in
de eerstvolgende gemeenteraad te kunnen worden behandeld, zo niet wordt het
verzoek behandeld op de daaropvolgende vergadering van de raad.
De gemeenteraad doet vooraf uitspraak over zijn bevoegdheid ten aanzien van
de in het verzoekschrift opgenomen voorstellen en vragen. Binnen zijn
bevoegdheid bepaalt de gemeenteraad ook welk gevolg daaraan wordt gegeven en hoe
dat wordt bekendgemaakt.
Ieder heeft het recht verzoekschriften, door een of meer personen
ondertekend, schriftelijk bij de organen van de gemeente in te
dienen.
Verzoekschriften die een onderwerp betreffen dat niet tot de
bevoegdheid van de gemeente behoort, zijn onontvankelijk.
De gemeenteraad kan de bij hem ingediende verzoekschriften naar het college
van burgemeester en schepenen of naar een gemeenteraadscommissie verwijzen met
het verzoek om over de inhoud ervan uitleg te verstrekken.
De verzoeker
of, indien het verzoekschrift door meer personen ondertekend is, de eerste
ondertekenaar van het verzoekschrift, kan worden gehoord door een orgaan van de
gemeente. In dat geval, heeft de verzoeker of de eerste ondertekenaar van een
verzoekschrift het recht zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze.
De gemeenteraad verstrekt, binnen drie maanden na de indiening van het verzoekschrift, een gemotiveerd antwoord aan de verzoeker of, indien het verzoekschrift door meer personen ondertekend is, aan de eerste ondertekenaar van het verzoekschrift.
Het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad bepaalt de nadere voorwaarden waaronder dit recht wordt uitgeoefend en de wijze waarop de verzoekschriften worden behandeld.
De gemeenteraad kan, op eigen initiatief of op verzoek van de inwoners van de
gemeente, beslissen om de inwoners te raadplegen over de aangelegenheden,
bedoeld in artikel 2, eerste lid.
Het initiatief dat uitgaat van de
inwoners van de gemeente moet worden gesteund door ten minste:
1° 20% van
de inwoners in gemeenten met minder dan 15.000 inwoners;
2° 3000 inwoners
in gemeenten met minstens 15.000 inwoners en minder dan 30.000
inwoners;
3° 10% van de inwoners in gemeenten met minstens 30.000
inwoners.
Elk verzoek tot het houden van een raadpleging op initiatief van de inwoners
van de gemeente wordt met een aangetekende brief gericht aan het college van
burgemeester en schepenen.
Het verzoek is alleen ontvankelijk als het wordt ingediend door middel van
een formulier, afgegeven door de gemeente, en als het, buiten de naam van de
gemeente en de tekst van artikel 196 van het Strafwetboek, de volgende
vermeldingen bevat:
1° de vraag of vragen waarop de voorgenomen
raadpleging betrekking heeft;
2° de naam, voornamen, geboortedatum en
woonplaats van iedereen die het verzoekschrift heeft ondertekend;
3° de
naam, voornamen, geboortedatum en woonplaats van de personen die het initiatief
nemen tot de raadpleging.
Na ontvangst van het verzoek onderzoekt het college van burgemeester en
schepenen of het verzoek gesteund is door een voldoende aantal geldige
handtekeningen.
Naar aanleiding van dat onderzoek schrapt het college van
burgemeester en schepenen:
1° de dubbele handtekeningen;
2° de
handtekeningen van de personen die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in
artikel 209;
3° de handtekeningen van de personen voor wie de verschafte
gegevens ontoereikend zijn om toetsing van hun identiteit mogelijk te
maken.
De controle wordt beëindigd als het aantal geldige handtekeningen
is bereikt. In dat geval organiseert de gemeenteraad een volksraadpleging.
§ 1. Een persoon kan verzoeken om een volksraadpleging of eraan deelnemen als
hij:
1° in het bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven of vermeld
is;
2° de volle leeftijd van zestien jaar heeft bereikt;
3° niet het
voorwerp uitmaakt van een veroordeling of beslissing die voor een
gemeenteraadskiezer de uitsluiting of schorsing van het kiesrecht
meebrengt.
§ 2. De voorwaarden in § 1 moeten vervuld zijn op de datum
waarop het verzoekschrift werd ingediend voor wie verzoekt om een
volksraadpleging.
Voor wie deelneemt aan de volksraadpleging moeten de
voorwaarden, vermeld in § 1, 2° en 3°, vervuld zijn op de dag van de
raadpleging, en de voorwaarde, vermeld in § 1, 1°, op de datum waarop de lijst
van deelnemers aan de volksraadpleging wordt afgesloten.
De deelnemers
die na de datum waarop de lijst van de deelnemers aan de volksraadpleging wordt
afgesloten, het voorwerp zijn van een veroordeling of van een beslissing die
voor een gemeenteraadskiezer ofwel de uitsluiting van het kiesrecht, ofwel de
schorsing van dat recht op de dag van de raadpleging meebrengt, worden van de
lijst van deelnemers aan de volksraadpleging geschrapt.
§ 3.Artikel 15, §
5, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 is van toepassing
op alle categorieën van personen die voldoen aan de voorwaarden, bepaald in §
1.
Voor niet-Belgische onderdanen en voor Belgische onderdanen die jonger
zijn dan achttien jaar wordt de kennisgeving door de parketten van de hoven en
rechtbanken gedaan als de veroordeling of de internering, waartegen met geen
gewoon rechtsmiddel meer kan worden opgekomen, zou hebben geleid tot uitsluiting
van het kiesrecht of opschorting van dit recht als ze ten laste van een
gemeenteraadskiezer werd uitgesproken. In geval van kennisgeving nadat de lijst
van deelnemers is opgemaakt, worden de betrokkenen van deze lijst geschrapt.
Op de dertigste dag voor de raadpleging maakt het college van burgemeester en
schepenen een lijst op van deelnemers aan de volksraadpleging.
Op die
lijst worden de volgende personen vermeld:
1° de personen die op de
vermelde datum in het bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven of vermeld
zijn en die de andere deelnemingsvoorwaarden vervullen, bedoeld in artikel 209,
§ 1;
2° de deelnemers die tussen deze datum en de datum van de
raadpleging de leeftijd van zestien jaar bereiken;
3° de personen voor
wie de schorsing van het kiesrecht een einde neemt of zou nemen uiterlijk op de
dag die is vastgesteld voor de raadpleging.
Voor elke persoon die voldoet
aan de deelnemingsvoorwaarden vermeldt de lijst van deelnemers aan de
volksraadpleging de naam, de voornamen, de geboortedatum, het geslacht en de
hoofdverblijfplaats. De lijst wordt volgens een doorlopende nummering en
eventueel per wijk van de gemeente opgemaakt, ofwel in alfabetische volgorde van
de deelnemers, ofwel geografisch volgens de straten.
De deelname aan de volksraadpleging is niet verplicht. Elke deelnemer heeft
recht op één stem. De stemming is geheim.
De volksraadpleging kan enkel
op een zondag plaatsvinden. De deelnemers worden tot de stemming toegelaten van
8 tot 13 uur. De personen die zich voor 13 uur in het stemlokaal bevinden,
worden nog tot de stemming toegelaten.
Tot stemopneming wordt pas overgegaan als ten minste het volgende aantal
inwoners aan de raadpleging heeft deelgenomen:
1° 20% van de inwoners in
gemeenten met minder dan 15.000 inwoners;
2° 3000 inwoners in gemeenten
met minstens 15.000 inwoners en minder dan 30.000 inwoners;
3° 10% van de
inwoners in gemeenten met minstens 30.000 inwoners.
§ 1. De volgende potentiële deelnemers aan de gemeentelijke volksraadpleging
kunnen een andere potentiële deelnemer aan de gemeentelijke volksraadpleging
machtigen om in hun naam te stemmen :
1° potentiële deelnemers aan de
gemeentelijke volksraadpleging die wegens ziekte of gebrekkigheid niet in staat
zijn om zich naar het stembureau te begeven of er naartoe gevoerd te worden. Die
onbekwaamheid blijkt uit een medisch attest. Artsen die kandidaat zijn, mogen
een dergelijk attest niet afgeven;
2° potentiële deelnemers aan de
gemeentelijke volksraadpleging die om beroeps- of dienstredenen :
a) in het
buitenland zijn opgehouden, alsook de leden van het gezin of het gevolg van die
potentiële deelnemers aan de gemeentelijke volksraadpleging die met hen aldaar
verblijven;
b) zich op de dag van de gemeentelijke volksraadpleging in het
Rijk bevinden, maar in de onmogelijkheid verkeren zich in het stembureau te
melden.
Die onmogelijkheid, vermeld in a) en b), blijkt uit een attest van de
militaire of burgerlijke overheid of van de werkgever onder wie betrokkenen
ressorteren;
3° potentiële deelnemers aan de gemeentelijke volksraadpleging
die het beroep van schipper, marktkramer of kermisreiziger uitoefenen en de
leden van hun gezin die met hen samenwonen. De uitoefening van het beroep blijkt
uit een attest van de burgemeester van de gemeente waar de betrokkenen in het
bevolkingsregister zijn ingeschreven;
4° potentiële deelnemers aan de
gemeentelijke volksraadpleging die op de dag van de gemeentelijke
volksraadpleging ten gevolge van een rechterlijke maatregel in een toestand van
vrijheidsbeneming verkeren. Die toestand wordt bevestigd door de directie van de
inrichting waar de betrokkenen zich bevinden;
5° potentiële deelnemers aan de
gemeentelijke volksraadpleging die om redenen in verband met hun
geloofsovertuiging in de onmogelijkheid verkeren zich op het stembureau te
melden. Die onmogelijkheid blijkt uit een attest dat is afgegeven door de
religieuze overheid;
6° studenten die zich om studieredenen, in de
onmogelijkheid bevinden om zich in het stembureau te melden, op voorwaarde dat
ze een attest overleggen van de directie van de instelling waar ze
studeren;
7° potentiële deelnemers aan de gemeentelijke volksraadpleging die
om andere redenen op de dag van de gemeentelijke volksraadpleging niet in hun
woonplaats zijn wegens een tijdelijk verblijf in het buitenland, en bijgevolg in
de onmogelijkheid verkeren om zich in het stembureau aan te melden, voor zover
de onmogelijkheid door de burgemeester van hun woonplaats vastgesteld is, na
overlegging van de nodige bewijsstukken. De Vlaamse Regering bepaalt het model
van het attest dat door de burgemeester moet worden afgegeven. De aanvraag moet
bij de burgemeester van de woonplaats uiterlijk de derde dag voor die van de
verkiezing worden ingediend.
§ 2. Als gemachtigde kan worden aangewezen,
eenieder die de hoedanigheid van potentiële deelnemer aan de gemeentelijke
volksraadpleging bezit. De gemachtigde kan zijn hoedanigheid bewijzen door
middel van zijn oproepingsbrief.
Iedere gemachtigde mag maar één volmacht
hebben.
§ 3. De volmacht wordt gesteld op een formulier waarvan het model
door de Vlaamse Regering wordt bepaald. Het wordt kosteloos afgegeven op de
gemeentesecretarie.
De volmacht vermeldt de volksraadpleging waarvoor ze
geldig is, de naam, de voornamen, de geboortedatum en het adres van de
volmachtgever en van de gemachtigde.
Het volmachtformulier wordt door de
volmachtgever en de gemachtigde ondertekend.
§ 4. Om tot de gemeentelijke
volksraadpleging toegelaten te worden, overhandigt de gemachtigde aan de
voorzitter van het stembureau waar de volmachtgever had moeten stemmen, de
volmacht en een van de attesten, vermeld in § 1. Hij toont hem eveneens zijn
identiteitskaart, de oproepingsbrief van de volmachtgever en zijn eigen
oproepingsbrief, waarop de voorzitter de vermelding « heeft bij volmacht gestemd
» noteert.
De bepalingen van hoofdstuk 1 van deel 5, titel 1, van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011, met uitzondering van artikel 234, zijn van overeenkomstige toepassing op de gemeentelijke volksraadpleging, met dien verstande dat de woorden « kiezer » en « kiezers » steeds worden vervangen door respectievelijk de woorden « deelnemer » en « deelnemers », de woorden « verkiezing », « verkiezingen » en « kiesverrichtingen » door het woord « volksraadpleging » en het woord « kiescollege » door « college ».
§ 1. Persoonlijke aangelegenheden en aangelegenheden betreffende de
rekeningen, de gemeentebelastingen, de retributies, het meerjarenplan en de
aanpassingen eraan, het budget en de budgetwijzigingen kunnen niet het voorwerp
zijn van een raadpleging.
§ 2. Een raadpleging kan niet worden
georganiseerd in een periode van twaalf maanden voor de gewone vergadering van
de kiezers voor de vernieuwing van de gemeenteraden. Bovendien kan er geen
raadpleging worden georganiseerd in een periode van veertig dagen voor de
rechtstreekse verkiezing van de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers,
de Senaat, de gemeenschaps- en gewestparlementen en het Europees
Parlement.
De inwoners van de gemeente kunnen slechts eenmaal om de zes
maanden worden geraadpleegd, met een maximum van zes raadplegingen per
zittingsperiode. Gedurende het tijdvak tussen twee vernieuwingen van de
gemeenteraad kan slechts één volksraadpleging over hetzelfde onderwerp worden
gehouden.
Een verzoek tot het houden van een volksraadpleging wordt ingeschreven op de
agenda van de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en
schepenen en van de gemeenteraad.
Tot de inschrijving wordt overgegaan
nadat de controle, bedoeld in artikel 208, werd afgesloten.
De voorzitter
van de gemeenteraad is verplicht om tot inschrijving op de agenda van de
gemeenteraad over te gaan, tenzij de gemeenteraad kennelijk onbevoegd is om over
het verzoek te beslissen. Als hieromtrent twijfel bestaat, beslist de
gemeenteraad.
Elke beslissing over het al dan niet houden van een volksraadpleging wordt
uitdrukkelijk gemotiveerd.
Het voorgaande lid is tevens van toepassing op
elke beslissing die rechtstreeks betrekking heeft op een aangelegenheid die het
onderwerp is geweest van een raadpleging.
Ten minste één maand voor de dag van de raadpleging stelt de gemeente aan de inwoners een brochure ter beschikking waarin het onderwerp van de raadpleging op een objectieve manier wordt uiteengezet. Deze brochure bevat bovendien de gemotiveerde nota, bedoeld in artikel 206, tweede lid, alsmede de vraag of vragen waarover de inwoners zullen worden geraadpleegd.
De vraag moet zo geformuleerd zijn dat met ja of nee kan worden geantwoord.
De Raad voor Verkiezingsbetwistingen doet uitspraak over de geschillen
betreffende de stemopneming vermeld in artikel 212. Het bezwaar moet worden
ingesteld binnen de acht dagen nadat het proces-verbaal waarin is vastgesteld
dat het vereiste aantal deelnemers vermeld in artikel 212 niet is bereikt of
waarin de uitslag van de gemeentelijke volksraadpleging is vermeld is
bekendgemaakt aan het gemeentehuis.
Tegen de uitspraken van de Raad voor
Verkiezingsbetwistingen, is binnen een termijn van acht dagen na de kennisgeving
een beroep mogelijk bij de Raad van State. Dat beroep is niet schorsend. De
hoofdgriffier van de Raad van State deelt het beroep binnen acht dagen na de
ontvangst ervan mee aan de betrokkene en aan de gemeente in kwestie. De Raad van
State doet uitspraak binnen zestig dagen. Het arrest van de Raad van State wordt
door de zorg van de hoofdgriffier onmiddellijk ter kennis gebracht van de
betrokkene, de provinciegouverneur en de gemeente.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere procedureregels voor het houden van een gemeentelijke volksraadpleging, naar analogie van de procedure, bedoeld in de het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 voor de verkiezing van de gemeenteraadsleden.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de uitslag van de raadpleging aan de bevolking wordt bekendgemaakt.
§ 1. De intern verzelfstandigde agentschappen zijn diensten zonder eigen
rechtspersoonlijkheid die door de gemeente belast zijn met welbepaalde
beleidsuitvoerende taken van gemeentelijk belang en die beschikken over
operationele autonomie als bedoeld in artikel 222.
Ze worden beheerd
buiten de algemene diensten van de gemeenten, bedoeld in titel II, hoofdstuk V
van dit decreet.
§ 2. De gemeenteraad is bevoegd om intern
verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid op te
richten.
§ 3. Het hoofd van een intern verzelfstandigd agentschap is het
personeelslid dat, onverminderd de eventuele mogelijkheid tot delegatie en
subdelegatie van die bevoegdheid, belast is met de algemene leiding, de werking
en de buitengerechtelijke vertegenwoordiging van het agentschap.
Het oprichtingsbesluit van een intern verzelfstandigd agentschap omvat
minstens de volgende punten:
1° een opsomming van de beleidsuitvoerende
taken van gemeentelijk belang die aan het intern verzelfstandigde agentschap
worden toevertrouwd;
2° een beschrijving van de operationele autonomie
die aan het hoofd van het agentschap wordt gedelegeerd. Deze autonomie kan
betrekking hebben op:
a) het vaststellen en wijzigen van de
organisatiestructuur van het agentschap;
b) de organisatie van de
operationele processen met het oog op de realisatie van de afgesproken
doelstellingen;
c) de uitvoering van het personeelsbeleid;
d) het
aanwenden van de ter beschikking gestelde middelen voor de werking van het
agentschap, de uitvoering van de doelstellingen en taken van het agentschap en
het sluiten van contracten ter verwezenlijking van de opdrachten van het
agentschap;
e) de interne controle binnen het intern verzelfstandigd
agentschap;
f) specifieke delegaties naar gelang van de eigen aard van
het intern verzelfstandigd agentschap.
§ 1. Tussen het college van burgemeester en schepenen en het hoofd van een
intern verzelfstandigd agentschap wordt na onderhandeling een
beheersovereenkomst gesloten.
De beheersovereenkomst, evenals elke
verlenging, wijziging, schorsing of ontbinding ervan, wordt verzonden aan de
Vlaamse Regering en ter inzage neergelegd op het secretariaat van de oprichtende
gemeente.
§ 2. De beheersovereenkomst regelt minstens de volgende
aangelegenheden:
1° de concretisering van de wijze waarop het agentschap
zijn taken moet vervullen en van de doelstellingen ervan;
2° de
toekenning van middelen voor de eigen werking en de uitvoering van de taken van
het agentschap;
3° de voorwaarden waaronder eigen inkomsten of andere
financieringen mogen worden verworven en aangewend;
4° de
informatieverstrekking aan het college van burgemeester en schepenen.
§
3. Onder voorbehoud van de mogelijkheid tot verlenging, wijziging, schorsing en
ontbinding van de beheersovereenkomst, wordt die gesloten voor een periode die
eindigt uiterlijk zes maanden na de volledige vernieuwing van de
gemeenteraad.
De beheersovereenkomst en de uitvoering ervan worden
jaarlijks geëvalueerd door de gemeenteraad.
Als bij het verstrijken van
de beheersovereenkomst geen nieuwe beheersovereenkomst in werking is getreden,
wordt de bestaande overeenkomst van rechtswege verlengd.
§ 1. De bepalingen van titel IV zijn van overeenkomstige toepassing op de
gemeentelijke intern verzelfstandigde agentschappen, onder voorbehoud van de
toepassing van de bepalingen die opgenomen zijn in de hiernavolgende
paragrafen.
§ 2. Het budget en de jaarrekening van het intern
verzelfstandigd agentschap worden geconsolideerd met het budget en de
jaarrekening van de gemeente, overeenkomstig de nadere regels die door de
Vlaamse Regering worden vastgesteld.
§ 3. Het hoofd van het agentschap is
budgethouder voor het budget van het gemeentelijk intern verzelfstandigd
agentschap.
Hij kan het budgethouderschap delegeren aan andere
personeelsleden binnen de grenzen die bepaald zijn in de beheersovereenkomst. De
betrokken personeelsleden kunnen de aan hen gedelegeerde bevoegdheid niet
weigeren als hun functieomschrijving erin voorziet.
§ 1. De gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen zijn diensten met
een eigen rechtspersoonlijkheid die door de gemeente worden opgericht of waarin
de gemeente deelneemt en die belast zijn met welbepaalde beleidsuitvoerende
taken van gemeentelijk belang. Vanuit hun taakstelling inzake beleidsuitvoering
kunnen de gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen tevens betrokken
worden bij de beleidsvoorbereiding. De Vlaamse Regering kan de taken van
gemeentelijk belang nader bepalen waarvoor gemeentelijke extern verzelfstandigde
agentschappen kunnen worden opgericht of waarin kan worden
deelgenomen.
Onder voorbehoud van de toepassing van andere wettelijke en
decretale bepalingen, mogen de gemeentelijke extern verzelfstandigde
agentschappen hun taken van gemeentelijk belang noch geheel, noch gedeeltelijk
overdragen aan andere rechtspersonen.
§ 2. Het is de gemeenten verboden
om, rechtstreeks of onrechtstreeks, rechtspersonen die belast zijn met
welbepaalde taken van gemeentelijk belang op te richten, erin deel te nemen of
zich erin te laten vertegenwoordigen of om aan die rechtspersonen personeel,
financiële middelen, infrastructuur of andere activa ter beschikking te stellen,
tenzij die rechtspersonen voldoen aan de voorschriften van deze titel of er voor
de oprichting, deelname of vertegenwoordiging een andere decretale of wettelijke
rechtsgrond bestaat.
§ 3. Met het oog op de toepassing van § 2, wordt
vermoed dat een rechtspersoon door een gemeente met welbepaalde taken van
gemeentelijke belang is belast als hij aan een van de volgende voorwaarden
voldoet:
1° een of meer van zijn organen bestaan voor meer dan de helft
uit gemeenteraadsleden of leden van het college van burgemeester en schepenen
van de gemeente in kwestie of de leden van de organen worden voor meer dan de
helft aangewezen of voorgedragen door die personen;
2° de gemeente of
haar vertegenwoordigers beschikken over de meerderheid van de stemrechten in één
of meer van zijn organen;
3° zijn financiële middelen vallen voor meer
dan de helft ten laste van het gemeentebudget.
Onder voorbehoud van de toepassing van andere wettelijke of decretale
bepalingen, bestaan er drie vormen van gemeentelijke extern verzelfstandigde
agentschappen :
1° het autonoom gemeentebedrijf;
2° het gemeentelijke
extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm;
3° het autonoom
gemeentelijk havenbedrijf.
De beslissing tot oprichting van of deelname in een gemeentelijk extern
verzelfstandigd agentschap kan niet worden genomen in de loop van een periode
van twaalf maanden voor de datum van de volledige vernieuwing van de
gemeenteraden.
Elk gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap legt in
de loop van het eerste jaar na de volledige vernieuwing van de gemeenteraden een
evaluatieverslag voor aan de gemeenteraad over de uitvoering van de beheers- of
samenwerkingsovereenkomst sinds de inwerkingtreding ervan. Dat verslag omvat ook
een evaluatie van de verzelfstandiging, waarover de gemeenteraad zich binnen
drie maanden uitspreekt.
Het college van burgemeester en schepenen houdt
een volledig en geactualiseerd overzicht bij van alle extern verzelfstandigde
agentschappen van de gemeente, hun statuten en hun overeenkomsten met de
gemeente.
De gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen zijn onderworpen aan de verplichtingen inzake formele motivering en openbaarheid van bestuur die gelden voor de gemeente.
De volgende personen kunnen niet worden voorgedragen of aangewezen als
vertegenwoordiger of bestuurder in een gemeentelijk extern verzelfstandigd
agentschap:
1° de provinciegouverneurs, de gouverneur en de vice-gouverneur
van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de adjunct van de
gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de provinciegriffiers, de
arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen
voorzover het gemeentelijke extern verzelfstandigd agentschap gevestigd is in
hun ambtsgebied;
2° de magistraten, de plaatsvervangende magistraten en de
griffiers bij de hoven en de rechtbanken, de administratieve rechtscolleges en
het Grondwettelijk Hof;
3° de leden van het operationeel, administratief of
logistiek kader van de politiezone waar de gemeente toe behoort die het
gemeentelijke extern verzelfstandigd agentschap heeft opgericht of die erin
deelneemt;
4° de personen die op commerciële wijze of met een winstoogmerk
activiteiten uitoefenen in dezelfde beleidsdomeinen als het agentschap en waarin
het agentschap niet deelneemt, alsook de werknemers en de leden van een
bestuurs- of controleorgaan van die personen.
5° de personen die in een
andere lidstaat van de Europese Unie een ambt of een functie uitoefenen,
gelijkwaardig aan een ambt of een functie, vermeld in dit artikel, en de
personen die in een lokale basisoverheid van een andere lidstaat van de Europese
Unie een ambt of een mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van
gemeenteraadslid, schepen of burgemeester.
Bij gemeenteraadsbesluit kan de gemeente aan haar gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen middelen, infrastructuur of, mits de terzake geldende rechtspositieregeling nageleefd wordt, personeel ter beschikking stellen of overdragen.
...
Een autonoom gemeentebedrijf wordt opgericht bij gemeenteraadsbeslissing op
grond van een door het college van burgemeester en schepenen opgemaakt verslag.
In dat verslag worden de voor- en de nadelen van externe verzelfstandiging tegen
elkaar afgewogen en wordt aangetoond dat beheer binnen de rechtspersoonlijkheid
van de gemeente niet dezelfde voordelen kan bieden. De oprichtingsbeslissing
stelt de statuten van het autonoom gemeentebedrijf vast. Onder voorbehoud van de
toepassing van de bepalingen inzake het goedkeuringstoezicht verkrijgt het
autonoom gemeentebedrijf rechtspersoonlijkheid op de datum van voormelde
oprichtingsbeslissing.
De oprichtingsbeslissing wordt samen met het in
het eerste lid bedoelde verslag en met de statuten van het autonoom
gemeentebedrijf binnen dertig dagen aan de Vlaamse Regering verzonden. Binnen
honderd dagen na verzending keurt de Vlaamse Regering de oprichtingsbeslissing
al dan niet goed. Als die termijn verstrijkt zonder dat de Vlaamse Regering een
beslissing genomen en verzonden heeft aan de gemeente, dan wordt de goedkeuring
geacht te zijn verleend.
De goedgekeurde oprichtingsbeslissing en de
statuten worden samen met het in het eerste lid bedoelde verslag ter inzage
neergelegd op het secretariaat van de oprichtende gemeente en van het autonoom
gemeentebedrijf.
De statuten van het autonoom gemeentebedrijf vermelden ten minste:
1°
de naam en eventueel de afkorting;
2° het maatschappelijke doel,
inzonderheid een omschrijving van de beleidsuitvoerende taken van gemeentelijk
belang waarmee het autonoom gemeentebedrijf belast wordt;
3° de
maatschappelijke zetel, gevestigd in de oprichtende gemeente;
4° de
samenstelling, de vergaderwijze, de werkingsvoorwaarden en de bevoegdheden van
de organen;
5° de wijze van opmaak van het budget, de rekeningen en het
jaarlijkse ondernemingsplan, onder voorbehoud van de toepassing artikel
243;
6° de wijze van ontbinding en vereffening van het autonoom
gemeentebedrijf.
De wijzigingen in de statuten worden aangebracht bij beslissing van de
gemeenteraad, op voorstel of na advies van de raad van bestuur van het autonoom
gemeentebedrijf in kwestie.
De beslissing van de gemeenteraad tot
wijziging van de statuten wordt, samen met bijbehorende documenten waaronder het
voorstel of het advies van de raad van bestuur, binnen dertig dagen aan de
Vlaamse Regering verzonden. Binnen honderd dagen na verzending keurt de Vlaamse
Regering de wijzigingsbeslissing al dan niet goed. Als die termijn verstrijkt
zonder dat de Vlaamse Regering een beslissing genomen en verzonden heeft aan de
gemeente, dan wordt de goedkeuring geacht te zijn verleend.
De
statutenwijzigingen worden op dezelfde wijze als de oprichtingsbeslissing en de
statuten neergelegd en bekendgemaakt. Een volledig gecoördineerde tekst van de
statuten wordt ter inzage neergelegd op het secretariaat van de oprichtende
gemeente en van het autonoom gemeentebedrijf.
§ 1. Tussen de gemeente en het autonoom gemeentebedrijf wordt na
onderhandeling een beheersovereenkomst gesloten. Bij het onderhandelen over de
beheersovereenkomst wordt de gemeente vertegenwoordigd door het college van
burgemeester en schepenen en het autonoom gemeentebedrijf door de raad van
bestuur.
De beheersovereenkomst, evenals elke verlenging, wijziging,
schorsing of ontbinding ervan, wordt verzonden aan de Vlaamse Regering en ter
inzage neergelegd op het secretariaat van de oprichtende gemeente en van het
autonoom gemeentebedrijf.
§ 2. De beheersovereenkomst regelt minstens de
volgende aangelegenheden:
1° de concretisering van de wijze waarop het
agentschap zijn taken moet vervullen en van de doelstellingen ervan;
2°
de toekenning van middelen voor de eigen werking en de uitvoering van de
doelstellingen van het autonoom gemeentebedrijf;
3° binnen de perken en
overeenkomstig de toekenningsvoorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, het
presentiegeld en de andere vergoedingen die in het kader van de bestuurlijke
werking van het autonoom gemeentebedrijf worden toegekend;
4° de
voorwaarden waaronder eigen inkomsten of andere financieringen mogen worden
verworven en aangewend;
5° de wijze waarop de tarieven voor de geleverde
prestaties door de raad van bestuur vastgesteld en berekend worden;
6° de
gedragsregels inzake dienstverlening door het autonoom
gemeentebedrijf;
7° de voorwaarden waaronder het autonoom gemeentebedrijf
andere personen kan oprichten, erin kan deelnemen of zich erin kan laten
vertegenwoordigen;
8° de informatieverstrekking door het autonoom
gemeentebedrijf aan de gemeente. Er wordt minstens voorzien in een jaarlijks
ondernemingsplan en een operationeel plan op middellange en lange
termijn;
9° de rapportering door het autonoom gemeentebedrijf aan de
gemeente op basis van beleids- en beheersrelevante indicatoren en kengetallen.
Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in artikel 227, tweede lid,
wordt minstens voorzien in een jaarlijks rapport betreffende de uitvoering van
de beheersovereenkomst gedurende het afgelopen kalenderjaar;
10° de wijze
waarop het autonoom gemeentebedrijf zal voorzien in een systeem van interne
controle, de wijze waarop de externe auditcommissie bij het autonoom
gemeentebedrijf de audittaken uitoefent die haar overeenkomstig artikel 265 zijn
opgedragen en de wijze van rapportering van de externe auditcommissie aan de
gemeenteraad;
11° de maatregelen bij niet-naleving door een partij van
haar verbintenissen uit hoofde van de beheersovereenkomst en de bepalingen
inzake beslechting van geschillen die rijzen bij de uitvoering van de
beheersovereenkomst;
12° de omstandigheden waarin en de wijze waarop de
beheersovereenkomst kan worden verlengd, gewijzigd, geschorst en
ontbonden.
§ 3. Onder voorbehoud van de mogelijkheid tot verlenging,
wijziging, schorsing en ontbinding van de beheersovereenkomst, wordt die
gesloten voor een periode die eindigt uiterlijk zes maanden na de volledige
vernieuwing van de gemeenteraad.
De beheersovereenkomst en de uitvoering
ervan worden jaarlijks geëvalueerd door de gemeenteraad.
Als bij het
verstrijken van de beheersovereenkomst geen nieuwe beheersovereenkomst in
werking is getreden, wordt de bestaande overeenkomst van rechtswege
verlengd.
Als geen nieuwe beheersovereenkomst in werking is getreden
binnen één jaar na de in het derde lid bedoelde verlenging, of als een
beheersovereenkomst werd ontbonden of geschorst, kan de gemeenteraad na overleg
met het autonoom gemeentebedrijf voorlopige regels vaststellen inzake de in de
beheersovereenkomst bedoelde aangelegenheden. Die voorlopige regels zullen als
beheersovereenkomst gelden tot op het ogenblik dat een nieuwe
beheersovereenkomst in werking treedt.
§ 1. Het autonoom gemeentebedrijf beschikt over een raad van
bestuur.
De raad van bestuur is bevoegd voor alles wat niet uitdrukkelijk
bij decreet, in de statuten of in de beheersovereenkomst aan de gemeenteraad is
voorbehouden.
De raad van bestuur vertegenwoordigt het autonoom
gemeentebedrijf in rechte als eiser of als verweerder.
De raad van
bestuur is binnen de grenzen, vastgesteld in de statuten, bevoegd voor alle
personeelsaangelegenheden.
§ 2. Het aantal leden van de raad van bestuur
bedraagt ten hoogste de helft van het aantal gemeenteraadsleden, maar met een
absoluut maximum van twaalf. Ten hoogste twee derde van de leden van de raad van
bestuur is van hetzelfde geslacht.
De leden van de raad van bestuur
worden benoemd door de gemeenteraad.
Elke fractie kan minstens één lid
van de raad van bestuur aanduiden en dit recht waarborgt elke fractie een
vertegenwoordiging in de raad van bestuur. De overige leden van de raad van
bestuur worden aangeduid overeenkomstig het vierde lid. Indien de gewaarborgde
vertegenwoordiging evenwel afbreuk zou doen aan de mogelijkheid voor de fracties
die vertegenwoordigd zijn in het college van burgemeester en schepenen om
minstens de helft van de leden van de raad van bestuur aan te duiden, worden al
de leden aangeduid overeenkomstig het vierde lid. Als aan het vereiste, vermeld
in het eerste lid, dat ten hoogste twee derde van de leden van de raad van
bestuur van hetzelfde geslacht dient te zijn niet is voldaan op basis van de
aangeduide kandidaten, geldt het vereiste dat ten hoogste twee derde van de
leden van de raad van bestuur van hetzelfde geslacht dient te zijn zowel voor de
fracties die deel uitmaken van het college van burgemeester en schepenen als
voor de fracties die geen deel uitmaken van het college van burgemeester en
schepenen. Als niet aan dat vereiste wordt voldaan, duiden de grootste fracties
in afnemende volgorde het lid van het andere geslacht aan tot voldaan is aan het
vereiste dat ten hoogste twee derde van de leden van de raad van bestuur van
hetzelfde geslacht moeten zijn.
De leden van de raad van bestuur worden
als volgt aangeduid :
1° het aantal leden wordt evenredig verdeeld onder de
fracties die deel uitmaken van het college van burgemeester en schepenen en de
fracties die geen deel uitmaken van het college van burgemeester en
schepenen;
2° het aantal leden dat overeenkomstig punt 1° toekomt aan de
fracties die deel uitmaken van het college van burgemeester en schepenen wordt
evenredig verdeeld onder die fracties;
3° het aantal leden dat overeenkomstig
punt 1° toekomt aan de fracties die geen deel uitmaken van het college van
burgemeester en schepenen wordt evenredig verdeeld onder die fracties.
Het mandaat van lid van de raad van bestuur is hernieuwbaar. De leden
van de raad van bestuur kunnen te allen tijde door de gemeenteraad worden
ontslagen. Na de volledige vernieuwing van de gemeenteraad wordt tot volledige
vernieuwing van de raad van bestuur overgegaan. In dat geval blijven de leden
van de raad van bestuur in functie tot de nieuwe gemeenteraad tot hun vervanging
is overgegaan.
De raad van bestuur kiest uit zijn leden een voorzitter
die deel moet uitmaken van het college van burgemeester en schepenen van de
oprichtende gemeente.
§ 3. De bestuurders zijn niet persoonlijk gebonden
door de verbintenissen van het autonoom gemeentebedrijf.
De bestuurders
zijn aansprakelijk zonder hoofdelijkheid voor de tekortkomingen in de normale
uitoefening van hun bestuur. Ten aanzien van de overtredingen waaraan zij geen
deel hebben gehad, worden de bestuurders van die aansprakelijkheid ontheven als
hun geen schuld kan worden verweten en als zij die overtredingen hebben
aangeklaagd bij de gemeenteraad binnen een maand nadat zij er kennis van hebben
gekregen.
Jaarlijks beslist de gemeenteraad over de aan de bestuurders te
verlenen kwijting, na goedkeuring van de rekeningen. Die kwijting is alleen
rechtsgeldig als de ware toestand van het autonoom gemeentebedrijf niet wordt
verborgen door enige weglating of onjuiste opgave in de rekeningen of in de
rapportering betreffende de uitvoering van de beheersovereenkomst.
§ 4.
Een bestuurder mag niet:
1° aanwezig zijn bij de bespreking en de stemming
over aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft, hetzij
persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger, of waarbij de echtgenoot, of bloed-
of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks
belang hebben. Dat verbod strekt niet verder dan de bloed- en aanverwanten tot
en met de tweede graad als het gaat om de voordracht van kandidaten,
benoemingen, ontslagen, afzettingen en schorsingen. Voor de toepassing van deze
bepaling worden personen die een verklaring van wettelijke samenwoning als
vermeld in artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek, hebben afgelegd, met
echtgenoten gelijkgesteld;
2° rechtstreeks of onrechtstreeks een
overeenkomst te sluiten, behoudens in geval van een schenking aan het autonoom
gemeentebedrijf of de gemeente, of deel te nemen aan een opdracht voor aanneming
van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop ten behoeve van het
autonoom gemeentebedrijf of de gemeente, behoudens in de gevallen waarbij de
bestuurder een beroep doet op een door het autonoom gemeentebedrijf of de
gemeente aangeboden dienstverlening en ten gevolge daarvan een overeenkomst
aangaat.
3° rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen
betaling werkzaam zijn in geschillen ten behoeve van het autonoom
gemeentebedrijf. Dit verbod geldt met name ook ten aanzien van de personen die
in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde
kantooradres met de bestuurder werken;
4° rechtstreeks of onrechtstreeks als
advocaat of notaris werkzaam zijn in geschillen ten behoeve van de tegenpartij
van het autonoom gemeentebedrijf of ten behoeve van een personeelslid van het
autonoom gemeentebedrijf aangaande beslissingen in verband met de tewerkstelling
binnen het autonoom gemeentebedrijf. Dit verbod geldt met name ook ten aanzien
van de personen die in het kader van een associatie, groepering, samenwerking of
op hetzelfde kantooradres met de bestuurder werken.
De statuten kunnen de raad van bestuur toelaten om het dagelijkse bestuur, de
vertegenwoordiging met betrekking tot dat bestuur en de voorbereiding en
uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur toe te vertrouwen aan een
directiecomité of aan een gedelegeerd bestuurder al dan niet met de mogelijkheid
van subdelegatie aan personeelsleden van het autonoom gemeentebedrijf.
De
leden van het directiecomité of de gedelegeerd bestuurder worden door de raad
van bestuur benoemd.
De vergaderingen van de raad van bestuur en het directiecomité zijn niet openbaar. De notulen van die vergaderingen en alle documenten waarnaar verwezen wordt in de notulen, alsook de beslissingen van de gedelegeerd bestuurder, worden ter inzage neergelegd op het secretariaat van de gemeente.
Er zijn geen andere bestuursorganen met beslissingsbevoegdheid dan de in de voorgaande artikelen bepaalde organen.
De controle op de financiële toestand en op de jaarrekening en op de regelmatigheid van de verrichtingen, weer te geven in de jaarrekening, vanuit het oogpunt van dit decreet, de statuten of de beheersovereenkomst, wordt uitgeoefend door de externe auditcommissie van de gemeente.
§ 1. Het personeel van het autonoom gemeentebedrijf kan in statutair of
contractueel verband worden aangesteld.
§ 2. De overeenstemmende
rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel is van toepassing op het
personeel van het autonoom gemeentebedrijf. Het autonoom gemeentebedrijf stelt
de afwijkingen op deze rechtspositieregeling vast, voorzover het specifieke
karakter van het autonoom gemeentebedrijf dat verantwoordt. Het gemeentebedrijf
bepaalt de rechtspositieregeling van de betrekkingen die niet bestaan binnen de
gemeente.
§ 1. Het autonoom gemeentebedrijf kan leningen aangaan en giften of toelagen
ontvangen binnen de grenzen, gesteld in de statuten en de
beheersovereenkomst.
§ 2. Het autonoom gemeentebedrijf kan door de
Vlaamse Regering gemachtigd worden om in eigen naam en voor eigen rekening over
te gaan tot onteigeningen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van zijn
doelstellingen.
§ 3. Het autonoom gemeentebedrijf beslist vrij, binnen de
grenzen van zijn doel, over de verwerving, de aanwending en de vervreemding van
zijn goederen, over de vestiging of opheffing van zakelijke rechten op die
goederen, alsook over de uitvoering van dergelijke beslissingen en over hun
financiering.
§ 4. Het autonoom gemeentebedrijf stelt de tarieven en de
tariefstructuren voor de door het bedrijf geleverde prestaties vast binnen de
grenzen van de in de beheersovereenkomst bepaalde grondregelen inzake
tarifering. De maximumtarieven of de formules voor hun berekening die niet in de
beheersovereenkomst zijn geregeld, worden ter goedkeuring voorgelegd aan de
gemeenteraad.
§ 5. Het autonoom gemeentebedrijf kan andere rechtspersonen
oprichten, erin deelnemen of zich erin laten vertegenwoordigen, voorzover dat
past in zijn opdrachten. De oprichting, deelname of vertegenwoordiging mag geen
speculatieve oogmerken nastreven en gebeurt in overeenstemming met het
gelijkheidsbeginsel, de regelgeving inzake mededinging en staatssteun en de
voorwaarden, bepaald in de beheersovereenkomst. De beslissing tot oprichting,
deelname of vertegenwoordiging toont aan dat aan de voormelde voorwaarden is
voldaan.
De deelname is onderworpen aan de voorwaarde dat aan het
autonoom gemeentebedrijf minstens een mandaat van bestuurder wordt
toegekend.
De beslissing tot oprichting, deelname of vertegenwoordiging
wordt binnen dertig dagen aan de Vlaamse Regering verzonden. Tot de oprichting,
deelname of vertegenwoordiging kan pas worden overgegaan nadat de beslissing
hiertoe werd goedgekeurd. Binnen honderd dagen na verzending keurt de Vlaamse
Regering de beslissing al dan niet goed. Als die termijn verstrijkt zonder dat
de Vlaamse Regering een beslissing heeft genomen en die beslissing heeft
verzonden aan het autonoom gemeentebedrijf, dan wordt de goedkeuring geacht te
zijn verleend.
Het autonoom gemeentebedrijf maakt een budget op overeenkomstig de regels die
krachtens artikelen 149, 150, 151, § 1, § 2, eerste lid, § 3 en § 4 en 179
worden gesteld voor het budget van de gemeente. De boekhouding wordt gevoerd en
de jaarrekening wordt opgesteld overeenkomstig de regelen die krachtens artikel
164, 172 en 179 worden gesteld voor de boekhouding en de jaarrekening van de
gemeente. Het autonoom gemeentebedrijf doet uiterlijk op 31 december van ieder
jaar de nodige opnemingen, verificaties, opzoekingen en waarderingen om de
inventaris op te maken van al de bezittingen, vorderingen, schulden en
verplichtingen van het autonoom gemeentebedrijf, van welke aard ook.
De
tweede en de derde zin van het eerste lid zijn niet van toepassing op de
autonome gemeentebedrijven die onderworpen zijn aan de bepalingen van het
Wetboek van Vennootschappen. In dat geval zal de boekhouding gevoerd worden en
zullen de inventaris en de jaarrekening worden opgesteld volgens de regels die
krachtens artikel 92 tot en met 96 van het Wetboek van Vennootschappen en het
koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van
Vennootschappen worden gesteld voor de boekhouding en de jaarrekening van de
vennootschappen. In dat geval kan de Vlaamse Regering aanvullende regels
opleggen inzake het voeren van de boekhouding en het opstellen van de
jaarrekening.
Voor de autonome gemeentebedrijven die wettelijk verplicht
zijn tot het voeren van een boekhouding en het opstellen van eenjaarrekening
volgens regels die afwijken van de regels die krachtens artikelen 164, 172 en
179 worden gesteld voor de boekhouding en de jaarrekening van de gemeente, kan
de Vlaamse Regering beslissen dat de tweede en de derde zin van het eerste lid
niet van toepassing zijn. In dat geval kan de Vlaamse Regering aanvullende
regels opleggen inzake het voeren van de boekhouding en de
jaarrekening.
De boekhouding wordt gevoerd onder de verantwoordelijkheid
en het toezicht van de raad van bestuur.
De raad van bestuur stelt de
jaarrekening vast en legt jaarlijks en uiterlijk op 31mei de jaarrekening van
het voorbije boekjaar ter goedkeuring voor aan de gemeenteraad.
De raad
van bestuur stelt het budget vast en legt jaarlijks en uiterlijk op 31 oktober
het budget van het volgende boekjaar ter goedkeuring voor aan de
gemeenteraad.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de "toekomstige versie".
§ 1. De controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de
regelmatigheid van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening van het
autonoom gemeentebedrijf wordt uitgeoefend door één of meer commissarissen. Die
commissarissen zijn erkende bedrijfsrevisoren en worden benoemd door de
gemeenteraad. Zij zijn onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen
die hun ambt en hun bevoegdheid regelen.
§ 2. De raad van bestuur spreekt
zich in de loop van het eerste semester van het financiële boekjaar dat volgt op
het financiële boekjaar waarop de rekening betrekking heeft, uit over de
vaststelling van de jaarrekening.
Als de raad van bestuur bezwaren heeft
tegen bepaalde verrichtingen, formuleert hij een advies over de
aansprakelijkheid van de actoren die betrokken zijn bij die verrichtingen. Dat
advies wordt als bijlage bij de jaarrekening gevoegd. Een afschrift van dat
advies wordt bezorgd aan de betrokken actoren.
Een afschrift van de
overeenkomstig dit artikel vastgestelde jaarrekening wordt binnen twintig dagen
bezorgd aan de gemeenteraad.
§ 3. De gemeenteraad keurt de jaarrekening
goed aan de hand van het verslag van de commissaris of commissarissen, vermeld
in paragraaf 1, als ze juist en volledig is en een waar en getrouw beeld geeft
van de financiële toestand van het autonoom gemeentebedrijf.
Als de
gemeenteraad geen besluit verzonden heeft aan het autonoom gemeentebedrijf
binnen een termijn van vijftig dagen die ingaat op de derde dag die volgt op de
verzending van de jaarrekening aan de gemeenteraad, wordt hij geacht de
jaarrekening goed te keuren.
§ 4. De raad van bestuur kan bij de Vlaamse
Regering gemotiveerd beroep instellen tegen het besluit van de gemeenteraad tot
niet-goedkeuring van de jaarrekening.
Het beroep moet worden ingediend
binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de derde dag die volgt op de
verzending van het betwiste besluit. De Vlaamse Regering spreekt zich over het
ingestelde beroep uit binnen een termijn van vijftig dagen die ingaat op de
derde dag die volgt op de verzending van het beroep. Als de Vlaamse Regering
binnen die termijn geen beslissing heeft verzonden, wordt ze geacht in te
stemmen met het besluit van de gemeenteraad.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de "toekomstige versie".
Onmiddellijk na het bezorgen van het meerjarenplan, de aanpassing van het
meerjarenplan, het budget of de jaarrekening aan de gemeente bezorgt het
autonoom gemeentebedrijf de gegevens over het vastgestelde beleidsrapport in een
digitaal bestand aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering bepaalt welke
gegevens de besturen bezorgen en de wijze waarop die gegevens elektronisch
worden aangeleverd. Bij gebrek aan een vastgestelde jaarrekening op 30 juni van
het jaar dat volgt op het financiële boekjaar in kwestie bezorgt het autonoom
gemeentebedrijf de gegevens over het ontwerp van de jaarrekening in een digitaal
bestand aan de Vlaamse Regering.
Het door de gemeenteraad goedgekeurde
beleidsrapport van het autonoom gemeentebedrijf, vermeld in het eerste lid, is
pas uitvoerbaar als de Vlaamse Regering in het bezit is van de digitale
rapporten. De Vlaamse Regering verstuurt onmiddellijk een ontvangstmelding van
de rapporten naar het autonoom gemeentebedrijf.
Artikel 178bis, § 2, is
van overeenkomstige toepassing op de autonome gemeentebedrijven.
Dit artikel is nog niet in werking. Hieronder vindt u de "toekomstige versie".
§ 1. Als de gemeenteraad bij de goedkeuring bepaalde verrichtingen als
onregelmatig heeft bestempeld, beslist hij over de aansprakelijkheid van de
actoren die betrokken zijn bij die betwiste verrichtingen.
Als de
gemeenteraad zich niet uitgesproken heeft over de goedkeuring van de
jaarrekening binnen een termijn van vijftig dagen die ingaat op de derde dag die
volgt op de verzending van de jaarrekening aan de gemeenteraad, wordt hij geacht
over de aansprakelijkheid van de verrichtingen waartegen de raad van bestuur
bezwaren heeft geformuleerd, te hebben beslist overeenkomstig het advies van de
raad van bestuur.
§ 2. De betrokkenen worden door het autonoom
gemeentebedrijf onmiddellijk met een aangetekende brief op de hoogte gebracht
van de beslissing van de gemeenteraad. In voorkomend geval wordt daarbij een
aanmaning gevoegd om het vastgestelde bedrag in de kas van het autonoom
gemeentebedrijf te storten. Een afschrift van de beslissing van de gemeenteraad
wordt onmiddellijk bezorgd aan het autonoom gemeentebedrijf en aan de Vlaamse
Regering.
§ 3. Degenen die aansprakelijk worden gesteld en het autonoom
gemeentebedrijf kunnen beroep instellen bij de Vlaamse Regering tegen de
beslissingen van de gemeenteraad, vermeld in paragraaf 1, binnen een termijn van
zestig dagen die ingaat op de derde dag die volgt op de verzending van het
betwiste besluit of, als de gemeenteraad geen besluit heeft verzonden, die
ingaat op de derde dag die volgt op de dag van het verstrijken van de termijn
vermeld in paragraaf 1, tweede lid. Dat beroep heeft schorsende werking. De
Vlaamse Regering doet uitspraak over de aansprakelijkheid van de betrokkenen en
bepaalt het bedrag dat hen ten laste wordt gelegd.
Als de verwerping van
bepaalde verrichtingen aanleiding heeft gegeven tot de definitieve afwijzing van
bepaalde uitgaven, kan degene die beroep heeft ingesteld de personen die hij
aansprakelijk of medeaansprakelijk acht, ter verantwoording roepen in het beroep
bij de Vlaamse Regering. In dat geval doet de Vlaamse Regering mee uitspraak
over de aansprakelijkheid van de ter verantwoording geroepen personen.
De
beslissing van de Vlaamse Regering is uitvoerbaar, zelfs als daartegen beroep is
ingesteld bij de Raad van State. Die beslissing kan echter pas ten uitvoer
worden gelegd na het verstrijken van de termijn voor het instellen van dat
beroep.
§ 1. De gemeenteraad kan steeds beslissen om tot ontbinding en vereffening
van een autonoom gemeentebedrijf over te gaan.
In de beslissing tot
ontbinding wijst de gemeenteraad de vereffenaars aan. Alle andere organen
vervallen op het ogenblik van de ontbinding.
§ 2. Het personeel in
statutair dienstverband van het ontbonden autonoom gemeentebedrijf wordt
overgenomen door de gemeente.
De gemeente waarborgt de rechten die het
autonoom gemeentebedrijf op het ogenblik van ontbinding voor het overgenomen
personeel had vastgesteld.
§ 3. De rechten en verplichtingen van het
ontbonden autonoom gemeentebedrijf worden overgenomen door de gemeente.
§
4. In afwijking van § 2 en § 3 kan de gemeenteraad in het ontbindingsbesluit de
personeelsleden, die daarmee moeten instemmen, en de rechten en verplichtingen
aanwijzen die overgenomen worden door de overnemer of de overnemers van de
activiteiten van het gemeentebedrijf.
§ 1. De gemeente is gemachtigd om onder de voorwaarden, bepaald in deze
afdeling, een vennootschap in de zin van het Wetboek van Vennootschappen, of een
vereniging of stichting in de zin van de wet van 27 juni 1921 betreffende de
verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder
winstoogmerk en de stichtingen, op te richten en te belasten met het
verwezenlijken van welbepaalde beleidsuitvoerende taken van gemeentelijk belang.
Vanuit hun taakstelling inzake beleidsuitvoering kunnen de gemeentelijke extern
verzelfstandigde agentschappen in privaatrechtelijke vorm tevens betrokken
worden bij de beleidsvoorbereiding.
De oprichting gebeurt in
overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel, de regelgeving inzake mededinging
en staatssteun.
Naast de gemeente mogen aan de oprichting van die
gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting andere personen deelnemen
met uitzondering van andere gemeenten, gemeentelijke extern verzelfstandigde
agentschappen van andere gemeenten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden,
de provincies en hun provinciale extern verzelfstandigde agentschappen, de
Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest.
Onder dezelfde voorwaarden is
de gemeente gemachtigd om deel te nemen in een vennootschap in de zin van het
Wetboek van Vennootschappen, of in een vereniging in de zin van de wet van 27
juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale
verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen.
§ 2. De gemeenteraad
beslist over de oprichting of deelname, bedoeld in § 1, op grond van een door
het college van burgemeester en schepenen opgemaakt verslag. In dat verslag
worden de voor- en de nadelen van externe verzelfstandiging in de gekozen vorm
afgewogen en wordt aangetoond dat het beheer binnen de rechtspersoonlijkheid van
de gemeente of in de vorm van een autonoom gemeentebedrijf niet de vereiste
voordelen kan bieden.
Tot de oprichting of deelname kan pas worden
overgegaan nadat de gemeenteraadsbeslissing hiertoe werd goedgekeurd
overeenkomstig § 3.
§ 3. De beslissing tot oprichting of deelname wordt
samen met het verslag, bedoeld in § 2, en het ontwerp van statuten binnen dertig
dagen aan de Vlaamse Regering verzonden. Binnen 100 dagen na verzending keurt de
Vlaamse Regering de beslissing al dan niet goed. Als die termijn verstrijkt
zonder dat de Vlaamse Regering een beslissing heeft genomen en die beslissing
verzonden heeft aan de gemeente, dan wordt de goedkeuring geacht te zijn
verleend.
§ 4. De goedgekeurde oprichtings- of deelnemingsbeslissing en
de statuten van de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting worden
samen met het in het § 2 bedoelde verslag ter inzage neergelegd op het
secretariaat van de gemeente in kwestie.
§ 1. Ongeacht de grootte van de eventuele inbreng van de verschillende
partijen, beschikt de gemeente steeds over een meerderheid van de stemmen in de
algemene vergadering van de gemeentelijke vennootschap of vereniging en draagt
de gemeente steeds een meerderheid voor van de leden van de raad van bestuur van
de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting. Die voordracht gebeurt
volgens de criteria vastgelegd in artikel 236, § 2, derde en vierde lid.Ten
hoogste twee derde van de door de gemeente voorgedragen leden van de raad van
bestuur is van hetzelfde geslacht.
§ 2. De vertegenwoordigers van de
gemeente in de algemene vergadering van de gemeentelijke vennootschap en
vereniging worden door de gemeenteraad uit zijn leden gekozen. De
vertegenwoordigers van de gemeente in de algemene vergadering handelen
overeenkomstig de instructies van de gemeenteraad.
§ 3. De gemeenteraad
en de vertegenwoordigers van de gemeente in de algemene vergadering, kunnen te
allen tijde beslissen om respectievelijk de aanwijzingen en voordrachten te
herroepen. De statuten van de gemeentelijke vennootschap, vereniging of
stichting bepalen dat de betrokken vertegenwoordigers door die herroeping van
rechtswege ontslagnemend zijn. Er wordt tot hun vervanging
overgegaan.
Alle aanwijzingen en voordrachten worden herroepen door de
volledige vernieuwing van de gemeenteraad. De vertegenwoordigers blijven in
functie totdat hun vervangers zijn aangewezen of benoemd.
Tussen de gemeente en de gemeentelijke vennootschap, vereniging of stichting
wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten betreffende de uitvoering van de
toevertrouwde taken van gemeentelijk belang. De samenwerkingsovereenkomst regelt
de volgende aangelegenheden:
1° in voorkomend geval de aanwending van de
aan het agentschap ter beschikking gestelde of overgedragen personeelsleden,
middelen en infrastructuur;
2° binnen de perken en overeenkomstig de
toekenningsvoorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, het presentiegeld en
de andere vergoedingen die in het kader van de bestuurlijke werking van het
agentschap worden toegekend;
3° de wijze waarop de gemeentelijke
vennootschap, vereniging of stichting zal voorzien in een systeem van interne
controle;
4° de instemming van de gemeentelijke vennootschap, vereniging
of stichting met de toekenning aan een externe auditcommissie of een of meer
commissarissen van audittaken in de gemeentelijke vennootschap, vereniging of
stichting overeenkomstig artikel 265, en de wijze waarop de externe
auditcommissie of commissaris deze audittaken uitoefent.
De autonome gemeentelijke havenbedrijven zijn de havenbedrijven in de zin van
het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens
waarop de bepalingen inzake autonome gemeentelijke havenbedrijven van toepassing
zijn.
Met uitzondering van artikel 226 zijn de bepalingen van dit decreet
niet van toepassing op de autonome gemeentelijke havenbedrijven.
§ 1. Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
1°
gemeenteoverheid: de organen en personeelsleden van de gemeente en de autonome
gemeentebedrijven die een beslissing nemen;
2° toezichthoudende overheid:
de Vlaamse Regering en, namens de Vlaamse Regering, de provinciegouverneur die
handelt overeenkomstig de instructies van de Vlaamse Regering.
§ 2. Wat
betreft de eengemeentezones en de meergemeentezones wordt het bestuurlijk
toezicht geregeld door de bepalingen van hoofdstuk I, afdeling IV.
Behoudens andersluidende bepalingen, beperkt de toezichthoudende overheid zich bij de uitoefening van het toezicht, vermeld in dit decreet, tot een toetsing aan het recht en aan het algemeen belang, namelijk aan elk belang dat ruimer is dan het gemeentelijk belang.
De toezichthoudende overheid kan bij de gemeenteoverheid alle documenten en inlichtingen opvragen of die ter plaatse raadplegen. Ze bepaalt de informatiedrager en de vorm waarin deze gegevens worden verstrekt.
§ 1. Alle kennisgevingen of verzendingen tussen de gemeenteoverheid en de
toezichthoudende overheid worden aangetekend verstuurd of worden afgegeven tegen
ontvangstbewijs. Voor de toepassing van deze titel en de overige bepalingen
betreffende het toezicht in dit decreet wordt een aangetekende zending
gelijkgesteld met een afgifte tegen ontvangstbewijs.
§ 2. Buiten de
gevallen waarin een gemeenteoverheid krachtens dit decreet besluiten ter kennis
van de toezichthoudende overheid moet brengen, heeft het verzenden van een
beslissing aan de toezichthoudende overheid niet tot gevolg dat de termijn om
het toezicht uit te oefenen een aanvang neemt.
§ 3. Voor de berekening
van de toezichtstermijn wordt de vervaldag in de termijn gerekend. Als die dag
echter een zaterdag, een zondag, een wettelijke of decretale feestdag is, dan
wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.
§ 4. Op
straffe van nietigheid wordt het besluit dat in het kader van het toezicht wordt
genomen, uiterlijk de laatste dag van de voorgeschreven termijn verzonden.
§ 1. Van de besluiten van de gemeenteraad en van de besluiten van de raad van
bestuur van de autonome gemeentebedrijven wordt binnen twintig dagen na het
nemen van de besluiten een lijst met een beknopte omschrijving van de daarin
geregelde aangelegenheden verzonden aan de provinciegouverneur.
§ 2.
Vanaf de dag van de verzending aan de provinciegouverneur wordt de in de eerste
paragraaf bedoelde lijst met beknopte omschrijving van de besluiten van de
gemeenteraad gedurende minstens twintig dagen openbaar gemaakt op het
gemeentehuis, zodat het publiek er te allen tijde kennis van kan nemen. De
bekendmaking vermeldt de agenda van de raadszitting, de duur en de plaats waar
de beslissingen die op de lijst zijn vermeld, gedurende minstens twintig dagen
na de verzending aan de provinciegouverneur ter inzage liggen van het
publiek.
§ 1. Binnen twintig dagen na het besluit wordt naar de provinciegouverneur
een kopie verzonden van:
1° de besluiten van de gemeenteraad betreffende de
rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel, de vaststellingen en
wijzigingen van de personeelsformatie;
2° de besluiten van de gemeenteraad
betreffende het budget, de budgetwijzigingen en het meerjarenplan en de
aanpassing aan het meerjarenplan van de gemeente;
3° de besluiten van de
gemeenteraad betreffende de belastingen en de besluiten betreffende de
retributies;
4° de besluiten van de gemeenteraad betreffende de vaststelling
van de gemeentelijke dotatie aan de politiezone;
5° de besluiten van de
gemeenteraad en van het college van burgemeester en schepenen betreffende de
kosten die door dwingende en onvoorziene omstandigheden worden vereist;
6° de
besluiten van de gemeenteraad tot oprichting van gemeentelijke intern
verzelfstandigde agentschappen;
7° de besluiten van de gemeenteraad
betreffende de herschikking van de financiële lasten van opgenomen
leningen;
8° de besluiten van de gemeenteraad betreffende het aangaan van
beheers- en samenwerkingsovereenkomsten met een gemeentelijk extern
verzelfstandigd agentschap, evenals de besluiten tot wijziging ervan;
9° de
besluiten van de gemeenteraad tot het aangaan van leningen ter sanering van de
financiën;
10° de besluiten betreffende de deelname aan intergemeentelijke
samenwerkingsverbanden, bedoeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de
intergemeentelijke samenwerking;
11° de rekeningen van de gemeenten;
12°
de besluiten van de gemeenteraad genomen op basis van het rapport van de externe
auditcommissie, bedoeld in artikel 265.
13° de besluiten, vermeld in
artikelen 161 en 163, § 2.
§ 2. Binnen twintig dagen na het besluit
wordt een kopie naar de provinciegouverneur verzonden van:
1° de
besluiten van de raad van bestuur van het autonoom gemeentebedrijf waarbij wordt
afgeweken van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel;
2° de
besluiten van de raad van bestuur van het autonoom gemeentebedrijf betreffende
retributies;
3° de rekeningen van de extern verzelfstandigde
agentschappen.
§ 1. Onder voorbehoud van de toepassing van artikelen 252 en 253 kan de
toezichthoudende overheid besluiten van een gemeenteoverheid ambtshalve
opvragen.
§ 2. Bij ontvangst van een klacht vraagt de toezichthoudende
overheid het besluit en het bijbehorende dossier op.
§ 1. De provinciegouverneur beschikt over dertig dagen om de uitvoering van
de besluiten van een gemeenteoverheid te schorsen en om de gemeenteoverheid
daarvan kennis te geven. Als het een besluit betreft waarvan overeenkomstig
artikel 253 een afschrift aan de provinciegouverneur moet worden gezonden, wordt
de termijn op vijftig dagen gebracht.
Behoudens de vernietiging van de
besluiten waarvan de uitvoering is geschorst door de provinciegouverneur
overeenkomstig het eerste lid of overeenkomstig artikelen 117, 176 en 177 kan de
Vlaamse Regering de besluiten van de gemeenteoverheid rechtstreeks vernietigen
binnen de termijn, vermeld in het eerste lid. Die termijn wordt vermeerderd met
twintig dagen in het geval dat er een klacht ontvangen werd of aangetekend
verstuurd werd tijdens de termijn vermeld in het eerste lid.
§ 2. De
termijn, bedoeld in § 1, gaat in op de derde dag die volgt op de verzending van
de besluiten, bedoeld in artikel 253 of van de lijst van de aangelegenheden,
bedoeld in artikel 252 of van de besluiten van een gemeenteoverheid die door de
toezichthoudende overheid met toepassing van artikel 254 ambtshalve of na
ontvangst van een klacht werden opgevraagd.
§ 3. De termijn, vermeld in §
1, wordt gestuit door de verzending van een aangetekende brief waarbij de
toezichthoudende overheid een bepaald besluit, het dossier, bepaalde documenten
of inlichtingen betreffende een bepaald besluit bij de gemeenteoverheid
opvraagt.
De termijn, vermeld in § 1, gaat opnieuw in op de derde dag die
volgt op de dag van de verzending van alle gevraagde gegevens.
De termijn
waarover de Vlaamse Regering in dat geval beschikt om het besluit rechtstreeks
te vernietigen, is gelijk aan de termijn waarover de provinciegouverneur
beschikt om tot schorsing over te gaan. Deze termijn wordt vermeerderd met
twintig dagen in het geval dat er een klacht ontvangen werd of aangetekend
verstuurd werd tijdens de termijn vermeld in § 1, eerste lid.
§ 4. De
termijn, vermeld in § 1, wordt gestuit door de aangetekende verzending van een
klacht aan de toezichthoudende overheid op voorwaarde dat die klacht verstuurd
wordt binnen de termijn, vermeld in § 1.
Bij het binnenkomen van een
klacht vangt een nieuwe termijn aan als vermeld in § 1.
§ 5. De
provinciegouverneur bezorgt een afschrift van elk schorsingsbesluit aan de
Vlaamse Regering.
In geval van schorsing door de provinciegouverneur, beschikt de
gemeenteoverheid over zestig dagen, die ingaan op de derde dag die volgt op de
verzending van het schorsingsbesluit aan de gemeenteoverheid, om een van de
volgende beslissingen te nemen en ter kennis te brengen van de Vlaamse
Regering.
De gemeenteoverheid kan het geschorste besluit intrekken en
geeft daarvan kennis aan de provinciegouverneur.
Als de gemeenteoverheid
het besluit waarvan de uitvoering is geschorst, gemotiveerd rechtvaardigt of
aanpast, beschikt de Vlaamse Regering over dertig dagen om tot vernietiging over
te gaan. Deze termijn gaat in op de derde dag die volgt op de dag van de
verzending van de rechtvaardigingsbeslissing. Bij gebrek aan vernietiging binnen
deze termijn is de schorsing opgeheven. De gemeenteoverheid geeft kennis van die
rechtvaardiging of aanpassing aan de provinciegouverneur.
Als binnen de
in het eerste lid bedoelde termijn geen besluit aan de Vlaamse Regering wordt
verzonden, wordt het besluit waarvan de uitvoering is geschorst geacht nooit te
hebben bestaan. De Vlaamse Regering stelt de provinciegouverneur hiervan op de
hoogte.
De Vlaamse Regering bezorgt een afschrift van elk vernietigingsbesluit aan de provinciegouverneur.
Als een klacht wordt ingediend tegen een besluit van de gemeenteoverheid,
brengt de toezichthoudende overheid de indiener van de klacht regelmatig op de
hoogte van de behandeling van de klacht.
De toezichthoudende overheid
brengt de indiener van de klacht via een gewone brief op de hoogte van:
1° de
ontvangst van de klacht, binnen tien dagen nadat ze toegekomen is;
2° het
verzoek van de toezichthoudende overheid aan de gemeenteoverheid om het besluit
en het bijbehorende dossier te bezorgen, binnen tien dagen na dat verzoek;
3°
de motieven van de toezichthoudende overheid om het besluit van de
gemeenteoverheid waartegen de klacht was ingediend niet te schorsen of te
vernietigen, binnen tien dagen na het nemen van dit besluit of na het
verstrijken van de termijn;
4° het gemotiveerde besluit van de
toezichthoudende overheid waarbij het bestreden besluit van de gemeenteoverheid
wordt geschorst of vernietigd, binnen tien dagen na het nemen van dit
besluit;
5° de stand van het dossier als de behandeling van de klacht
verschillende weken of maanden in beslag neemt. In dat geval informeert de
toezichthoudende overheid de indiener van een klacht minstens om de drie maanden
over de stand van zaken. Zodra de toezichthoudende overheid het onderzoek heeft
afgerond, stuurt ze haar definitieve antwoord aan de indiener van de klacht en
geeft ze er ook kennis van aan de gemeenteoverheid in kwestie.
In geval
van stuiting van de termijn om beroep in te stellen bij de Raad van State, als
vermeld in artikel 259, brengt de toezichthoudende overheid de indiener van de
klacht met een aangetekende brief op de hoogte van de motieven van de
toezichthoudende overheid om het besluit van de gemeenteoverheid waartegen de
klacht was ingediend, niet te schorsen of te vernietigen, binnen tien dagen na
het nemen van dat besluit of na het verstrijken van de termijn.
De
bepalingen van dit artikel zijn zowel van toepassing op de besluiten van de
gemeenteoverheid, waarvan met toepassing van artikel 253 een afschrift naar de
provinciegouverneur gestuurd moet worden, als op de besluiten waarvan geen
afschrift naar de provinciegouverneur gestuurd moet worden.
De termijn om een beroep in te stellen bij de Raad van State tegen een
beslissing van de gemeenteoverheid wordt gestuit ten voordele van degene die een
klacht indient bij de toezichthoudende overheid, op voorwaarde dat deze klacht
aangetekend wordt verzonden voor het verstrijken van de beroepstermijn en vóór
het verstrijken van de termijn voor het uitoefenen van het toezicht.
De
stuiting duurt tot de indiener van de klacht de aangetekende verzending heeft
ontvangen over het gevolg dat aan zijn klacht wordt gegeven, voor zover die
aangetekende verzending melding maakt van de beroepsmogelijkheden bij de Raad
van State. Deze aangetekende verzending wordt geacht ontvangen te zijn bij de
eerste aanbieding. Indien de beroepsmogelijkheid bij de Raad van State niet
wordt vermeld, neemt de verjaringstermijn een aanvang vier maanden nadat de
betrokkene in kennis werd gesteld van de akte of van de beslissing met
individuele strekking.
De definitieve vaststelling van de rekeningen overeenkomstig artikel 175 en
artikel 243, vijfde lid, brengt met zich mee dat de beslissingen van de
gemeenteoverheid die genomen werden in de loop van het jaar waarop de rekeningen
betrekking hebben en die niet werden opgevraagd, geschorst of vernietigd, niet
langer vatbaar zijn voor schorsing of vernietiging.
Ten aanzien van de
toezichthoudende overheid wordt een besluit dat niet langer vatbaar is voor
schorsing of vernietiging, geacht wettig te zijn.
§ 1. De toezichthoudende overheid kan, na een schriftelijke
ingebrekestelling, een of meer commissarissen gelasten zich ter plaatse te
begeven om de gevraagde inlichtingen of opmerkingen in te zamelen van de
gemeenteoverheid of om de maatregelen ten uitvoer te brengen die in rechte zijn
voorgeschreven.
De toezichthoudende overheid kan pas optreden na het
verstrijken van de in de ingebrekestelling bepaalde termijn.
§ 2. Het
optreden van een of meer commissarissen gebeurt op de persoonlijke kosten van de
personen die verzuimd hebben aan de ingebrekestelling gevolg te geven.
De
kosten worden ingevorderd door de financieel beheerder op zicht van een daartoe
genomen besluit van de overheid die de dwangprocedure heeft ingesteld dat geldt
als een door de financieel beheerder ambtshalve uit te voeren bevelschrift.
De bepalingen van afdeling I tot III van dit hoofdstuk zijn binnen de grenzen
van hun bevoegdheden van overeenkomstige toepassing op de eengemeentezones en de
meergemeentezones en op de besluiten die door hen worden genomen inzake de
lokale politie, met dien verstande dat in die bepalingen, wat de
meergemeentezones betreft, de hiernavolgende woorden worden gelezen als
volgt:
1° gemeenteraad als politieraad;
2° college van
burgemeester en schepenen als politiecollege;
3° gemeenteoverheid als
politieraad of politiecollege;
4° gemeentepersoneel als
politiepersoneel.
Voorzover de overheden van de eengemeentezones en de meergemeentezones hun besluiten en handelingen, met toepassing van hoofdstuk V van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, onderworpen zijn aan een specifiek toezicht, kan tegen die overheden, hun besluiten en handelingen, geen enkele toezichtsmaatregel als bedoeld in titel VIII, hoofdstuk I, afdeling II, worden genomen op grond van de schending van een bepaling, vervat in of genomen krachtens deze wet.
Artikel 117 is van overeenkomstige toepassing op de personeelsformatie van het politiepersoneel.
§ 2. Onder externe audit wordt begrepen:
1° de controle op de
wettigheid en regelmatigheid van de handelingen van het betrokken
bestuur;
2° de controle op de correctheid en volledigheid van de
financiële bescheiden van het betrokken bestuur;
3° de controle van de
inventarislijsten;
4° de controle op het waar en getrouw beeld van de
boekhouding en de jaarrekening;
5° de evaluatie van het systeem van
interne controle van het betrokken bestuur en de naleving ervan. Die evaluatie
omvat het formuleren van aanbevelingen tot verbetering van de systemen van
interne controle.
§ 1. De externe auditcommissie stelt jaarlijks een geconsolideerd rapport op
van haar externe audit van de gemeente van de intern verzelfstandigde
agentschappen en van de autonome gemeentebedrijven. Dit rapport wordt bezorgd
aan de gemeente in kwestie en aan de autonome gemeentebedrijven in kwestie. De
externe auditcommissie neemt in haar rapport aanbevelingen op betreffende de
door de gemeente uit haar bevindingen te trekken gevolgen.
§ 2.
Onverminderd de bevoegdheid van de gouverneur tot vaststelling van individuele
financiële verantwoordelijkheden overeenkomstig het bepaalde in titel IV,
beslist de gemeenteraad op basis van het rapport over de gevolgen die aan de
externe audit zullen worden gehecht. Van die beslissingen wordt kennisgegeven
aan de externe auditcommissie.
Om haar bevoegdheid te kunnen uitoefenen, heeft de externe auditcommissie
toegang tot alle informatie en documenten, ongeacht de drager ervan. Ze kan aan
ieder personeelslid de inlichtingen vragen die ze voor de uitvoering van haar
opdrachten nodig acht. Ieder personeelslid is ertoe gehouden zo snel mogelijk en
zonder voorafgaande machtiging op een volledige wijze te antwoorden en alle
relevante informatie en documenten te verstrekken.
Elk personeelslid
heeft het recht om de externe auditcommissie rechtstreeks op de hoogte te
brengen van onregelmatigheden die hij in de uitoefening van zijn functie
vaststelt.
Een dergelijke rapportering aan de audit kan nooit aanleiding
geven tot een tuchtsanctie of een ontslag tenzij er misbruik wordt gemaakt van
deze mogelijkheid. Dergelijke verklaringen vallen niet onder het inzagerecht,
tenzij het betrokken personeelslid zijn instemming geeft.
De gemeenten dragen bij in de kosten van de externe audit onder de voorwaarden die bepaald worden door de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de samenstelling van de externe auditcommissies en de wijze waarop die hun taken vervullen.
§ 1. Over de volgende aangelegenheden kunnen de gemeentelijke overheden
alleen beslissen als ze vooraf zijn voorgelegd aan het advies van de raad voor
maatschappelijk welzijn:
1° het vaststellen of wijzigen van de
rechtspositieregeling van het personeel, voorzover de desbetreffende
beslissingen een weerslag kunnen hebben op de budgetten en het beheer van het
openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
2° het oprichten van nieuwe
diensten of instellingen met een sociale doelstelling en de uitbreiding van de
bestaande.
De raad voor maatschappelijk welzijn brengt het advies,
vermeld in het eerste lid, uit binnen een termijn van dertig dagen na de
ontvangst van de ontwerpbeslissing. Bij gebrek aan kennisgeving van het advies
aan de gemeente binnen de voorgeschreven termijn kan aan het adviesvereiste
worden voorbijgegaan.
§ 2. Het advies van de raad voor maatschappelijk
welzijn wordt bij de beslissing gevoegd als die aan de toezichthoudende overheid
wordt toegestuurd. Als ingevolge § 1, tweede lid, aan het adviesvereiste is
voorbijgegaan, wordt dat in het overwegende gedeelte van de beslissing
vermeld.
Tussen de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn
kunnen beheersovereenkomsten worden gesloten over het gemeenschappelijk gebruik
van elkaars diensten.
In de beheersovereenkomst kan tevens opgenomen
worden dat de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn voor
bepaalde functies een beroep kunnen doen op elkaars personeelsleden.
Elk districtsbestuur omvat een raad, districtsraad genoemd, een districtscollege en een voorzitter.
§ 1. In gemeenten met meer dan 100.000 inwoners kunnen, op initiatief van de
gemeenteraad, binnengemeentelijke territoriale organen worden opgericht. De
leden van de districtsraden worden voor zes jaar gekozen door de vergadering van
de gemeenteraadskiezers die in de bevolkingsregisters van de gemeente zijn
ingeschreven als wonend in de gebiedsomschrijving in kwestie. De verkiezingen
worden georganiseerd op dezelfde dag als de gemeenteraadsverkiezingen. De
verkiezing wordt geregeld door de bepalingen, opgenomen in de het Lokaal en
Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011.
§ 2. Het aantal voor de
districtsraden te verkiezen leden wordt bepaald op twee derde van het aantal
zetels, bepaald in artikel 5,§ 1, toegepast op de overeenkomstige
gebiedsomschrijvingen. Het resultaat van deze deling wordt afgerond naar het
hoger oneven getal. Artikel 5,§ 3, is van overeenkomstige toepassing.
§
3. De bepalingen van artikelen 6, 9, 10, 11, eerste lid, 1° tot 4°, 6° en 7° en
tweede tot en met zevende lid, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, behoudens voor zover
verwezen wordt naar artikel 11, eerste lid, 5°, betreffende de gemeenteraden en
hun leden zijn van overeenkomstige toepassing op de districtsraden en hun leden,
evenwel met dien verstande dat de districtsraad in de plaats treedt van de
gemeenteraad, het districtscollege in de plaats treedt van het college van
burgemeester en schepenen, de voorzitter van de districtsraad in de plaats
treedt van de voorzitter van de gemeenteraad, en dat de districtssecretaris in
de plaats treedt van de gemeentesecretaris.
De districtsraad onderzoekt
de geloofsbrieven van de verkozen districtsraadsleden. De verkozen
districtsraadsleden van wie de geloofsbrieven werden goedgekeurd, leggen, vóór
ze hun mandaat aanvaarden, in openbare vergadering de volgende eed af in handen
van de voorzitter van de installatievergadering: « Ik zweer de verplichtingen
van mijn mandaat trouw na te komen. ».
De Vlaamse Regering wordt binnen
de twintig dagen van de eedaflegging op de hoogte gebracht.
§ 4. Er
bestaat een onverenigbaarheid tussen het mandaat van gemeenteraadslid en lid van
de districtsraad.
§ 5. Voor ze hun mandaat opnemen, leggen de leden van
de districtsraden in openbare vergadering de volgende eed af in handen van de
voorzitter van de installatievergadering van de districtsraad: « Ik zweer de
verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen. ».
§ 1. De districtsraden kiezen onder hun leden een voorzitter en de leden van
het districtscollege. De voorzitter van de gemeenteraad zit de
installatievergadering voor tot wanneer de voorzitter van de districtsraad wordt
verkozen. De voorzitter en het districtscollege worden verkozen door goedkeuring
van een lijst van kandidaten. De verkozenen van de raad kunnen dergelijke
lijsten voordragen. Dat moet gebeuren door een gedagtekende akte van voordracht
neer te leggen in de handen van de voorzitter van de raad, uiterlijk drie dagen
voor de vergadering waar de voorzitter en het districtscollege worden verkozen.
Om ontvankelijk te zijn moeten op een voordrachtlijst zoveel kandidaten
voorkomen als er mandaten te begeven zijn. De akte van voordracht moet
ondertekend zijn door ten minste een meerderheid van de personen die op dezelfde
lijst werden verkozen en door de kandidaten die op de voordrachtlijst voor het
districtscollege voorkomen. Ook als op de voordrachtlijst kandidaten voorkomen
die verkozen werden op verschillende lijsten, moet de voordrachtlijst telkens
ondertekend zijn door de meerderheid van de verkozenen van elke lijst waarvan
zich een verkozene als kandidaat op de voordrachtlijst bevindt. In geval de
lijst waarop de kandidaat-voorzitter of het kandidaat-lid van het
districtscollege voorkwam slechts twee verkozenen telt, volstaat, voor de
naleving van het voorgaande, de handtekening van één onder hen. Behoudens in
geval van overlijden van, of afstand van het mandaat van districtsraadslid door
een voorgedragen kandidaat, kan niemand meer dan één akte van voordracht
ondertekenen. Een verkozene die meer dan één akte van voordracht ondertekent,
kan voor de duur van de zittingsperiode van de districtsraad niet worden benoemd
of verkozen als voorzitter van de districtsraad, lid van het districtscollege of
voorzitter van een commissie van de districtsraad en kan de gemeente niet
vertegenwoordigen of namens de gemeente een mandaat bekleden in gemeentelijke
extern verzelfstandigde agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of
vennootschappen. Indien de betrokken verkozene reeds een dergelijk mandaat
bekleedt, vervalt dit van rechtswege voor de duur van de zittingsperiode van de
raad. In geval van overlijden van, of afstand van het mandaat van
districtsraadslid door een voorgedragen kandidaat kunnen er, tot op de
samenkomst van de districtsraad ter verkiezing van de voorzitter en het
districtscollege, nieuwe lijsten worden ingediend bij de voorzitter van de
vergadering. Die lijsten moeten aan de bovenvermelde voorwaarden
beantwoorden.
De eerste op de voordrachtlijst vermelde kandidaat wordt
bij verkiezing automatisch voorzitter van de districtsraad. De rangorde van de
leden van het districtscollege stemt overeen met de rangorde waarin de lijst
werd opgemaakt.
De verkiezing vindt plaats bij geheime stemming en bij
volstrekte meerderheid. Als er slechts één lijst werd voorgedragen, verloopt de
stemming in één ronde. In elk ander geval en als na twee stemmingen geen enkele
lijst de meerderheid heeft verkregen, dan wordt er opnieuw gestemd over de twee
lijsten die de meeste stemmen hebben behaald. Staken de stemmen bij herstemming,
dan is de lijst die de jongste kandidaat bevat, verkozen.
Deze
installatievergadering wordt samengeroepen door de voorzitter van de
gemeenteraad uiterlijk binnen de twee maanden na de verkiezing van de voorzitter
van de gemeenteraad.
§ 2. Bij een tussentijdse vacature voor het
lidmaatschap van het districtscollege of het voorzitterschap, gaat de raad
binnen twee maanden over tot de opvolging. De verkozenen voor de raad kunnen
daartoe kandidaten voordragen. Hiervoor wordt per mandaat een gedagtekende akte
van voordracht neergelegd in de handen van de voorzitter van de raad, uiterlijk
drie dagen voor de vergadering waar de verkiezing op de agenda staat.
Om
ontvankelijk te zijn, moeten de akten van voordracht ondertekend zijn door ten
minste een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst werden verkozen en
door de voorgedragen kandidaat. Als de lijst waarop het kandidaat-lid van het
districtscollege of de kandidaat-voorzitter voorkomt, slechts twee verkozenen
telt, volstaat, voor de naleving van het voorgaande, de handtekening van één
onder hen. Behoudens in geval van overlijden van, of afstand van het mandaat van
districtsraadslid door een voorgedragen kandidaat, kan niemand meer dan een akte
van voordracht ondertekenen voor hetzelfde mandaat. Een verkozene die meer dan
één akte van voordracht ondertekent, kan voor de duur van de zittingsperiode van
de districtsraad niet worden benoemd of verkozen als voorzitter van de
districtsraad, lid van het districtscollege of voorzitter van een commissie van
de districtsraad en kan de gemeente niet vertegenwoordigen of namens de gemeente
een mandaat bekleden in gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen of
andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Indien de betrokken
verkozene reeds een dergelijk mandaat bekleedt, vervalt dit van rechtswege voor
de duur van de zittingsperiode van de raad.
De verkiezing vindt plaats
bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid door zo veel afzonderlijke
stemmingen als er tijdens de vergadering van de raad mandaten te begeven
zijn.
Als voor een te begeven mandaat slechts één kandidaat werd
voorgedragen, verloopt de stemming in een ronde. In elk ander geval en als na
twee stemmingen geen kandidaat de meerderheid heeft verkregen, wordt er opnieuw
gestemd over de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben behaald. Staken de
stemmen bij de herstemming, dan is de jongste kandidaat verkozen.
§ 3.
Het aantal leden van het districtscollege wordt bepaald op maximum tweederde van
het aantal leden, bepaald door artikel 44, § 1, toegepast voor de
overeenkomstige gebiedsomschijving, met een maximum van vijf. Bij een breuk
wordt er afgerond naar het hogere aantal. Artikel 44, § 2, is van
overeenkomstige toepassing. De districtsraad kan beslissen dat de voorzitter van
de districtsraad geen deel uitmaakt van het districtscollege en het college niet
voorzit. In dat geval kiest het districtscollege in zijn midden een
afzonderlijke voorzitter van het districtscollege.
§ 4. Het
districtscollege bestaat uit personen van verschillend geslacht.
Indien
het districtscollege niet rechtsgeldig blijkt samengesteld te zijn
overeenkomstig het eerste lid, wordt het laatste overeenkomstig dit artikel
verkozen lid van het districtscollege in rang, van rechtswege vervangen door het
op dezelfde lijst verkozen districtsraadslid van het andere geslacht met de
meeste naamstemmen. Als verschillende raadsleden van het andere geslacht een
gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, geniet het districtsraadslid dat de
hoogste plaats op de lijst bekleedt voorrang onder die raadsleden. Als er geen
verkozen districtsraadsleden van het andere geslacht op die lijst voorkomen,
wordt het lid van het districtscollege van rechtswege vervangen door de eerste
opvolger van het andere geslacht op die lijst.
In afwijking van het
tweede lid wordt, indien het districtscollege niet rechtsgeldig blijkt te zijn
samengesteld overeenkomstig het eerste lid, en ingeval het overeenkomstig
artikel 274, §§ 1 tot 3, laatst verkozen lid van het districtscollege in rang,
bij de verkiezing van de districtsraadsleden verkozen werd op een lijst die maar
één kandidaat bevat, het voorlaatste lid van het disctrictscollege in rang
vervangen overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid. Als ook het
voorlaatste lid van het districtscollege in rang verkozen werd op een lijst die
maar één kandidaat bevat, wordt het derde laatste lid in rang, of in voorkomend
geval het eerstvolgende laatste lid van het districtscollege in rang, vervangen
overeenkomstig dezelfde bepalingen.
§ 5. De bepalingen van artikelen 47,
48, 49, 50, §§ 2 en 3, 69, 70 en 71 zijn, voorzover ze respectievelijk de
burgemeester en de schepenen betreffen, ook van toepassing respectievelijk op de
voorzitter en op de leden van het districtscollege met dien verstande
dat:
1° de districtsraad in de plaats treedt van de gemeenteraad, de
voorzitter van de districtsraad in de plaats treedt van de voorzitter van de
gemeenteraad, het districtscollege in de plaats treedt van het college van
burgemeester en schepenen en de districtssecretaris in de plaats treedt van de
gemeentesecretaris;
2° de wedde van de leden van het districtscollege
wordt bepaald door de Vlaamse Regering, daarbij kan rekening gehouden worden met
de omvang van de bevoegdheden die aan de districten toegewezen worden, alsook
met het inwonersaantal van het district.
§ 6. Voor ze hun mandaat
opnemen, leggen de voorzitter van de districtsraad en de leden van het
districtscollege de volgende eed af in handen van de voorzitter van de
gemeenteraad: « Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.
».
De Vlaamse Regering wordt binnen de twintig dagen van de eedaflegging
op de hoogte gebracht.
Het lid van het districtscollege dat de eed na
twee achtereenvolgende uitnodigingen niet aflegt, wordt geacht zijn mandaat niet
te aanvaarden.
§ 1. Er is in elk districtsbestuur een districtssecretaris.
§ 2. De
districtssecretaris wordt door de gemeenteraad aangewezen op de wijze, bepaald
in artikel 76, § 2, eerste lid.
§ 3. De bepalingen van artikelen 77, 78,
79, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 86, eerste en vierde lid, 87, § 1, eerste lid, en §
3, 88, 89, eerste lid, 90 en 92 zijn van overeenkomstige toepassing op de
districtssecretaris met dien verstande dat:
1° in deze bepalingen de
gemeente moet worden vervangen door het district en de burgemeester door de
voorzitter;
2° de gemeenteraad moet worden vervangen door de
districtsraad en het college van burgemeester en schepenen door het
districtscollege, behalve voor de artikelen 80, 81, 83 en 84;
3° het door
de gemeenteraad goedgekeurd administratief en geldelijk statuut ook van
toepassing is op de districtssecretaris;
4° de gemeentelijke organen
bevoegd blijven in tuchtaangelegenheden jegens de districtssecretaris waarbij
echter voorafgaandelijk advies aan het districtscollege moet worden
gevraagd.
5° de gemeentesecretaris aan het hoofd blijft staan van het
gemeentepersoneel en bevoegd is voor het dagelijkse personeelsbeheer.
De bepalingen van artikelen 19 tot 40 zijn van overeenkomstige toepassing op
de districtsraden met dien verstande dat :
1° in deze bepalingen de
gemeenteraadsleden moeten worden vervangen door de leden van de
districtsraad;
2° de gemeenteraad moet worden vervangen door de
districtsraad;
3° het college van burgemeester en schepenen moet worden
vervangen door het districtscollege;
4° de burgemeester moet worden vervangen
door de voorzitter van het districtscollege;
5° de voorzitter van de
gemeenteraad moet worden vervangen door de voorzitter van de
districtsraad;
6° de gemeentesecretaris moet worden vervangen door de
districtssecretaris.
De ingevolge artikel 30 aan de leden van de
districtsraden toekomende rechten betreffen alleen het bestuur en de
instellingen van het district.
De leden van de districtsraad hanteren de
deontologische code van de gemeenteraad bedoeld in artikel 41. De leden van de
districtsraad worden door de gemeentesecretaris van deze deonthologische code en
de wijzigingen eraan binnen de maand na aanneming ervan op de hoogte
gebracht.
___________
(dit artikel treedt in werking op 5 september
2006 in zoverre het verwijst naar artikel 38 van het gemeentedecreet - zie BVR
1/9/2006, B.S. 5/9/2006)
Aan de gemeenteraadsleden of aan de ambtenaar die daartoe opdracht heeft gekregen, hetzij van de provinciegouverneur of van de deputatie van de provincieraad, hetzij van de burgemeester of van het college van burgemeester en schepenen, mag niet worden geweigerd ter plaatse inzage te nemen van de besluiten van de districtsraad.
De bepalingen van artikelen 51 tot 55 zijn van overeenkomstige toepassing op
de vergaderingen, beraadslagingen en besluiten van het districtscollege, met
dien verstande dat de voorzitter van het districtscollege optreedt in de plaats
van de burgemeester en dat het college van burgemeester en schepenen wordt
vervangen door het districtscollege.
De leden van het districtscollege
hanteren de deontologische code van het college van burgemeester en schepenen
bedoeld in artikel 56. De leden worden door de gemeentesecretaris van deze
deonthologische code en de wijzigingen eraan binnen de maand na aanneming ervan
op de hoogte gebracht.
De akten van de districtsraden en van hun colleges worden opgemaakt en bekendgemaakt op dezelfde wijze als de akten van de gemeenteraden en colleges, maar de organen van het district treden hier in de plaats van de gemeenteraad en van het college.
De reglementen en verordeningen van de districtsraad worden door de voorzitter bekendgemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikelen 186, 188 en 189. Ze zijn verbindend overeenkomstig het bepaalde in artikel 187.
De handelingen van de districtsraden, van het districtscollege en van de voorzitter mogen niet in strijd zijn met de Grondwet, de wetten en de besluiten van de federale overheid, de decreten, de ordonnanties, de reglementen en de besluiten van de gewesten en gemeenschappen, noch met de besluiten van de provinciale overheden, noch met de besluiten van de gemeenteraad of het college van burgemeester en schepenen.
§ 1. De gemeenteraad kan in de volgende gevallen bevoegdheden
overdragen:
1° bevoegdheden van gemeentelijk belang waarover hij beschikt
en die hij nader bepaalt, kan de gemeenteraad overdragen aan de
districtsraden.
2° bevoegdheden die hem door andere overheden werden
opgedragen, kan de gemeenteraad overdragen aan de districtsraden, voorzover de
regel die de gemeenteraad deze bevoegdheid toewees, de raad daartoe
machtigt.
3° de uitvoering van een bepaalde regel die een hogere overheid
heeft opgedragen aan de gemeenteraad, kan hij overdragen aan de districtsraden,
voorzover de regel die deze opdracht aan de gemeenteraad toewees, dat de raad
daartoe machtigt.
§ 2. Het college van burgemeester en schepenen kan in
de volgende gevallen bevoegdheden overdragen:
1° bevoegdheden van
gemeentelijk belang waarover het beschikt en die het nader bepaalt, kan het
college van burgemeester en schepenen overdragen aan de
districtscolleges;
2° bevoegdheden die aan het college van burgemeester
en schepenen door andere overheden werden opgedragen, kan het overdragen aan de
districtscolleges, voorzover de regel die het college deze bevoegdheid toewees,
het college daartoe machtigt;
3° de uitvoering van een bepaalde regel die
een andere overheid of de gemeenteraad heeft opgedragen aan het college van
burgemeester en schepenen, kan het overdragen aan de districtscolleges,
voorzover de regel die het college deze opdracht toewees, het college daartoe
machtigt.
§ 3. De burgemeester kan in de volgende gevallen bevoegdheden
overdragen:
1° bevoegdheden van gemeentelijk belang waarover hij beschikt
en die hij nader bepaalt, kan de burgemeester overdragen aan de voorzitters van
de districten;
2° bevoegdheden die hem door andere overheden werden
opgedragen, kan de burgemeester overdragen aan de voorzitters van de districten
voorzover de regel die de burgemeester deze bevoegdheid toewees, hem daartoe
machtigt;
3° de uitvoering van een bepaalde regel die een andere
overheid, de gemeenteraad of het college van burgemeester en schepenen heeft
opgedragen aan de burgemeester, kan hij overdragen aan de voorzitters van de
districten, voorzover de regel die de burgemeester deze opdracht toewees, hem
daartoe machtigt.
§ 4. Aangelegenheden betreffende de personeelsformatie
van de gemeente, de tuchtregeling, de gemeentebegrotingen, de gemeenterekeningen
en de gemeentebelastingen kunnen niet in aanmerking komen voor die
bevoegdheidsoverdracht.
§ 5. In afwijking van § 3 kunnen de bevoegdheden
van de burgemeester inzake politieaangelegenheden niet in aanmerking komen voor
bevoegdheidsoverdracht aan de voorzitters van de districten.
§ 6. Bij de
toewijzing van de bevoegdheden moeten alle districten op een gelijke wijze
behandeld worden. De gemeentelijke overheden zorgen ervoor dat het personeel en
de financiële middelen die aan de districten op grond van artikelen 287 en 288
van deze wet ter beschikking gesteld worden, in overeenstemming zijn met de
bevoegdheden die hen toevertrouwd worden.
Als naar het oordeel van de gemeenteraad een stedelijk belang in het district
voorzieningen vordert waarvoor de districtsraad op grond van artikel 282 bevoegd
is, verleent die aan de uitvoering daarvan medewerking zoals door de
gemeenteraad in zijn desbetreffende besluit is bepaald.
De districtsraad
neemt daartoe alle uitvoeringsbesluiten en is gehouden tot de in het eerste lid
bedoelde medewerking onmiddellijk nadat hem het besluit van de gemeenteraad is
meegedeeld.
Als de districtsraad de medewerking weigert, dan start een
overlegprocedure waarin een reglement voorziet dat door de gemeenteraad wordt
opgesteld. Als die overlegprocedure niet met een consensus eindigt, dan kunnen
burgemeester en schepenen voorzien in de uitvoering van de beslissing van de
gemeenteraad door het gebruik van de daartoe op het budget van het district
ingeschreven kredieten. Dat gebeurt pas nadat de districtsraad zijn weigering
aan het gemeentebestuur kenbaar heeft gemaakt. Het daartoe strekkende besluit
wordt genomen in de eerste vergadering van de districtsraad volgend op de
mededeling van het besluit van de gemeenteraad. Het niet-verlenen van antwoord
vanwege de districtsraad in de eerste vergadering die volgt op de mededeling van
het besluit van de gemeenteraad wordt beschouwd als een weigering.
Bij
hoogdringendheid die uitdrukkelijk gemotiveerd wordt of in geval van dwingende
en onvoorziene omstandigheden, kan de gemeenteraad, in afwijking van het eerste
tot en met het vierde lid, het college van burgemeester en schepenen de
uitvoering van de nodige voorzieningen opdragen, ook al behoren die tot de
bevoegdheid van een districtsraad.
De artikel 200 en 20bis tot en met 200quinquies van dit decreet en artikel
119 van de Nieuwe Gemeentewet zijn eveneens van toepassing op de districtsraden,
met dien verstande dat:
1° reglementen en verordeningen eveneens niet
strijdig mogen zijn met de besluiten van het schepencollege en de gemeenteraad.
De politieverordeningen moeten bovendien goedgekeurd worden door de gemeenteraad
voor ze van toepassing kunnen zijn;
2° in de tekst de woorden «
gemeentelijke beleidsvoering » verstaan moeten worden als « beleidsvoering van
het district », het woord « gemeenteraad » als « districtsraad », het woord «
gemeente » als « district », het woord « gemeentebestuur » als «
districtsbestuur » en de woorden « college van burgemeester en schepenen » als «
districtscollege ».
Benevens de beslissingsbevoegdheden waarover de districtsraad beschikt op grond van deze wet heeft de districtsraad ook een algemene adviesbevoegdheid voor alle aangelegenheden die betrekking hebben op het district.
§ 1. Het districtscollege is belast met:
1° het beheer van de aan het
district toevertrouwde inrichtingen;
2° de leiding van de werken van het
district.
§ 2. Het schepencollege kan de districtscolleges belasten
met:
1° het beheer van gemeentelijke inrichtingen die in het district
gelegen zijn;
2° de vaststelling van de rooilijnen;
3° het beheer
van eigendommen van de gemeente die in het district gelegen zijn;
4° het
doen onderhouden van buurtwegen en waterlopen.
§ 3. Artikelen 125 en 126
van de Nieuwe Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op het
districtscollege, met dien verstande dat de voorzitter optreedt in de plaats van
de burgemeester en dat het college van burgemeester en schepenen wordt vervangen
door het districtscollege.
Elke districtsraad doet een voorstel voor de samenstelling van een eigen
personeelsformatie die rekening houdt met de eigen behoeften en die als zodanig
deel uitmaakt van de door de gemeenteraad voor de gehele gemeente vastgestelde
personeelsformatie. De districtsraad doet voorstellen maar de uiteindelijke
beslissingsbevoegdheid blijft bij het gemeentebestuur.
Na de goedkeuring
van de personeelsformatie door de gemeenteraad wordt het personeel voor de
districten ter beschikking gesteld door het college van burgemeester en
schepenen.
Deze personeelsleden die werken in de districtsbesturen
blijven deel uitmaken van het gemeentelijke personeelsbestand en zij hebben het
recht om binnen de gestelde voorwaarden mee te dingen naar andere ambten. Het
toezicht op het aan het district toegewezen personeel wordt uitgeoefend door het
districtscollege.
De gemeentelijke organen blijven bevoegd voor
tuchtaangelegenheden. Het tuchtdossier moet, behalve als het over de
districtssecretaris zelf gaat, een advies van de districtssecretaris bevatten.
Het advies moet gegeven worden uiterlijk vijftien dagen na het verzoek daartoe
van de gemeentesecretaris. Indien het advies niet of niet tijdig wordt gegeven,
kan de tuchtprocedure voortgezet worden zonder dit advies.
De gemeenteraad bepaalt de criteria op grond waarvan jaarlijks een algemene dotatie of specifieke dotaties uit de gemeentebegroting worden verstrekt aan de districten.
De districtsraden moeten steeds vooraf advies uitbrengen over de manier waarop de financiering van de districten moet verlopen.
De bepalingen betreffende de planning en het financieel beheer van de
gemeenten zijn van toepassing op de planning en het financieel beheer van de
districten met dien verstande dat:
1° « de gemeenteraad » moet worden
gelezen als « de districtsraad »;
2° « het college van burgemeester en
schepenen » moet worden gelezen als « het districtscollege »;
3° « de
gemeentesecretaris » moet worden gelezen als « districtssecretaris », behalve
voor wat betreft de taken bedoeld in artikelen 86, derde lid en 163.
De voorzitters van de districtsraden kunnen door het college van burgemeester en schepenen voor overleg worden samengeroepen telkens als de toestand dat vereist. Zulk overleg is alleszins jaarlijks verplicht voor het opmaken van het meerjarenplan en het budget evenals voor de vaststelling van de personeelsformatie die ter beschikking wordt gesteld van de districtsraden. Met het oog op dit overleg vormen de voorzitters gezamenlijk de conferentie van de voorzitters.
De districtsraad heeft het recht om, op voorwaarde dat hij het door de gemeenteraad aangenomen huishoudelijk reglement naleeft punten toe te voegen aan de agenda van de gemeenteraad, voorzover die betrekking hebben op zaken van gemeentelijk belang die tot zijn bevoegdheid behoren.
Artikelen 205 tot en met 220 betreffende de gemeentelijke volksraadpleging
zijn van overeenkomstige toepassing op de districtsraden, voorzover het over
aangelegenheden van gemeentelijk belang gaat die tot hun bevoegdheid behoren en
met dien verstande dat:
1° in deze artikelen de districtsraad en het
districtscollege in de plaats optreden van de gemeenteraad en van het college
van burgemeester en schepenen.
2° de verwijzing naar « inwoners van de
gemeente » in deze bepalingen gelezen wordt als « inwoners van het district
»;
3° in artikel 205, tweede lid en 212 het woord « gemeenten » vervangen
wordt door het woord « districten;
4° de verwijzing « in het
bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven of vermeld » gelezen wordt als «
in het bevolkingsregister van de gemeente ingeschreven of vermeld als wonende in
de betrokken gebiedsomschrijving ».
Het gemeenteraadsbesluit betreffende de oprichting van districtsbesturen
wordt binnen een termijn van twintig dagen, ingaande de dag volgend op het
treffen ervan, ter goedkeuring aan de Vlaamse regering verstuurd.
De
Vlaamse regering spreekt zich over de goedkeuring uit binnen een termijn van
vijftig dagen ingaande de dag na het inkomen van het gemeenteraadsbesluit bij de
Vlaamse regering. Deze beslissing wordt uiterlijk de laatste dag van deze
termijn naar de gemeenteraad verstuurd.
Indien binnen de voormelde
termijn geen beslissing naar de gemeenteoverheid is verstuurd, wordt de Vlaamse
regering geacht haar goedkeuring te hebben verleend.
§ 1. Het toezicht op de besluiten van de districtsraden betreffende het
meerjarenplan van de districten, het budget van de districten en de erin
aangebrachte wijzigingen wordt geregeld op de wijze die bepaald is in de
artikelen 176 en 177.
Het toezicht op de besluiten van de districtsraden
betreffende de rekening van het district wordt geregeld op de wijze die is
bepaald in artikel 175.
§ 2. De bepalingen van de artikelen 248, 249,
250, 251, 252, 254, 255, 256, 257, 258, 259 en 260 zijn van overeenkomstige
toepassing op de besluiten van de districtsbesturen, met dien verstande dat in
deze bepalingen:
1° de gemeenteraad moet gelezen worden als de
districtsraad;
2° het college van burgemeester en schepenen moet gelezen
worden als het districtscollege;
3° een gemeenteoverheid moet gelezen
worden als een districtsoverheid, hier onder verstaan, al naargelang het geval,
de districtsraad, het districtscollege of de voorzitter van de
districtsraad.
§ 3. Onverminderd de bepalingen van § 2 moet een kopie van
de besluiten van de districtsraad en van het districtscollege betreffende de
uitgaven die door dwingende en onvoorziene omstandigheden worden vereist binnen
een termijn van twintig dagen, ingaande de dag volgend op het treffen ervan,
naar de provinciegouverneur worden gestuurd.
Deze besluiten zijn niet
langer vatbaar voor schorsing of vernietiging door de overheden bedoeld in
artikel 255 na het verstrijken van een termijn van vijftig dagen, waarbinnen de
toezichthoudende overheid haar besluit naar de betrokken districtsoverheid moet
versturen, ingaande de dag na het inkomen van het het besluit van de
districtsoverheid.
De Vlaamse Regering bepaalt de schrijfwijze van de namen van de gemeenten en de deelgemeenten.
§ 1. Twee of meer gemeenten kunnen een gezamenlijk voorstel tot samenvoeging
indienen bij de Vlaamse Regering die het als ontwerp van decreet kan indienen
bij het Vlaams Parlement.
§ 2. Als een gemeente of een gedeelte van een
gemeente met een andere gemeente samengevoegd wordt verklaard, worden de
gemeenschappelijke belangen in onderlinge overeenstemming geregeld door de
gemeenteraden in kwestie.
Als er geschillen ontstaan over rechten die
voortvloeien uit titels of bezit, worden de gemeenten echter naar de hoven en
rechtbanken verwezen.
§ 3. Als de toevoeging van een gemeente of van een
gedeelte van een gemeente tot gevolg heeft dat het aantal raadsleden moet worden
vermeerderd in de gemeente waarmee ze wordt verenigd, dan gelast de Vlaamse
Regering dat de kiezers uit de samengevoegde gemeente worden bijeengeroepen. De
Vlaamse Regering regelt alles wat de eerste verkiezing betreft en bepaalt de
datum van de eerste vernieuwing van de gemeenteraad in overeenstemming met de
gewone vernieuwingen, voorgeschreven door de het Lokaal en Provinciaal
Kiesdecreet van 8 juli 2011.
§ 4. Dit artikel is niet van toepassing op
de gemeenten, bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in
bestuurszaken en de gemeente Voeren.
§ 1. Elke gemeente kan een voorstel tot opsplitsing van de gemeente indienen
bij de Vlaamse Regering die het als ontwerp van decreet kan indienen bij het
Vlaams Parlement.
§ 2. Als een gedeelte van een gemeente als
afzonderlijke gemeente wordt opgericht, gelast een besluit van de Vlaamse
Regering dat de kiezers uit het afgescheiden gedeelte dadelijk worden
bijeengeroepen. Het regelt alles wat de eerste verkiezing betreft en bepaalt de
datum van de eerste vernieuwing in overeenstemming met de gewone vernieuwingen,
voorgeschreven door het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli
2011.
Heeft de opsplitsing van de gemeente tot gevolg dat het aantal
raadsleden moet worden verminderd in het overblijvende gedeelte van de gemeente,
dan gelast de Vlaamse Regering dat de kiezers uit dit overblijvende gedeelte van
de gemeente worden bijeengeroepen. De Vlaamse Regering regelt alles wat de
eerste verkiezing betreft en bepaalt de datum van de eerste vernieuwing van de
gemeenteraad in overeenstemming met de gewone vernieuwingen, voorgeschreven door
de Gemeentekieswet.
§ 3. De gemeenteraden regelen in onderlinge
overeenstemming alles wat het archief aangaat en de verdeling van de
gemeentegoederen en de schulden naar verhouding van hun respectieve
bevolkingsaantallen.
Bij betwistingen wordt er gehandeld overeenkomstig
artikel 297, § 2.
§ 4. Dit artikel is niet van toepassing op de
gemeenten, bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in
bestuurszaken en de gemeente Voeren.
(niet opgenomen)
(Wijzigt de artikelen 28, 41, 47, 65, 68, 83 en 107
van de Nieuwe Gemeentewet)
§ 1. (niet opgenomen)
(Wijzigt artikel 101 van het decreet van 18 mei
1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening)
§ 2. (niet
opgenomen)
(Wijzigt artikel 38 van het decreet van 22 december 1995
houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996)
...
De volgende bepalingen van de Nieuwe Gemeentewet worden opgeheven:
1°
artikel 1;
2° artikel 2;
3° artikel 3;
4° artikel
4;
5° artikel 5, behoudens voor wat betreft de vaststelling van de
bevolkingscijfers en de bekendmaking ervan;
6° artikel 7;
7°
artikel 8;
8° artikel 9;
9° artikel 10;
10° artikel
11;
11° artikel 12, § 1 en § 1bis;
12° artikel 12bis;
13°
artikel 13, eerste, tweede en vierde lid, behoudens in zoverre de betrokken
bepaling een nationaliteitsvereiste bevat;
14° artikel 14, eerste lid,
behoudens in zoverre de betrokken bepaling een nationaliteitsvereiste
bevat;
15° artikel 14bis;
16° artikel 15, § 1 behoudens in zoverre
de betrokken bepaling een nationaliteitsvereiste bevat;
17° artikel 16,
behoudens in zoverre de betrokken bepaling een nationaliteitsvereiste bevat en
behoudens voor de gemeenten, bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik
van de talen in bestuurszaken en de gemeente Voeren;
18° artikel
17;
19° artikel 18, behoudens in zoverre de betrokken bepaling een
nationaliteitsvereiste bevat;
20° artikel 19, § 1, § 2 en § 3;
21°
artikel 20;
22° artikel 20bis;
23° artikel 21;
24° artikel
22;
25° artikel 23;
26° artikel 24, § 1 en § 4;
27° artikel
25;
28° artikel 26;
29° artikel 26bis;
30° artikel
27;
31° artikel 28,§ 1;
32° artikel 29;
33° artikel
30;
34° artikel 31;
35° artikel 32;
36° artikel
33;
37° artikel 34;
38° artikel 35;
39° artikel
38;
40° artikel 40;
41° artikel 42;
42° artikel
43;
43° artikel 44;
44° artikel 47,§ 1;
45° artikel
50;
46° artikel 51;
47° artikel 52;
48° artikel
53;
49° artikel 54;
50° artikel 54bis;
51° artikel
55;
52° artikel 56;
53° artikel 57;
54° artikel
58;
55° artikel 59;
56° artikel 60;
57° artikel
61;
58° artikel 62;
59° artikel 63;
60° artikel
64;
61° artikel 65, § 1;
62° artikel 66;
63° artikel
67;
64° artikel 68, § 1 en § 2;
65° artikel 70;
66° artikel
71, behoudens in zoverre de betrokken bepaling een nationaliteitsvereiste
bevat;
67° artikel 72, behoudens in zoverre de betrokken bepaling een
nationaliteitsvereiste bevat;
68° artikel 73;
69° artikel
74;
70° artikel 75;
71° artikel 76;
72° artikel
77;
73° artikel 78;
74° artikel 79;
75° artikel
80;
76° artikel 81;
77° artikel 82;
78° artikel 83, eerste
en derde lid;
79° artikel 84;
80° artikel 85;
81° artikel
86;
82° artikel 87;
83° artikel 87bis;
84° artikel
88;
85° artikel 89;
86° artikel 90;
87° artikel
91;
88° artikel 92;
89° artikel 93;
90° artikel
94;
91° artikel 95;
92° artikel 96;
93° artikel
97;
94° artikel 98;
95° artikel 99;
96° artikel
100;
97° artikel 101;
98° artikel 102;
99° artikel
103;
100° artikel 104, eerste en tweede lid;
101° artikel
105;
102° artikel 106;
103° artikel 108;
104° artikel
108bis;
105° artikel 109;
106° artikel 110;
107° artikel
111;
108° artikel 112;
109° artikel 114;
110° artikel
115;
111° artikel 116;
112° artikel 117;
113° artikel
118;
114° artikel 120;
115° artikel 120bis;
116° artikel
122;
117° artikel 123;
118° artikel 124;
119° artikel
128;
120° artikel 131;
121° artikel 132, behoudens voor de
registers van de burgerlijke stand;
122° artikel 133, eerste
lid;
123° artikel 135, § 1;
124° artikel 136;
125° artikel
136bis;
126° artikel 137;
127° artikel 138;
128° artikel
138bis;
129° artikel 139;
130° artikel 140;
131° artikel
141;
132° artikel 142;
133° artikelen 143, eerste lid, 145, 146, §
1, 147, § 1, 149, 150, § 1, 151, 152, 153, § 1, behoudens voor het personeel van
de politie en de brandweer;
134° artikel 144, tweede lid;
135°
artikel 154;
136° artikel 155, § 1;
137° artikel 231, met
uitzondering van artikel 231, § 3, eerste lid, 2°;
138° artikel
232;
139° artikel 233;
140° artikel 234;
141° artikel
236;
141° artikel 237bis;
142° artikel 238;
143° artikel
239;
144° artikel 240, § 1;
145° artikel 241, § 1;
146°
artikel 242;
147° artikel 242bis;
148° artikel 243;
149°
artikel 245;
150° artikel 247;
151° artikel 248, § 1en §
2;
152° artikel 249, § 1;
153° artikel 250;
154° artikel
252;
155° artikel 253;
156° artikel 255, uitgezonderd 1°, 8°, 11°
en 15°;
157° artikel 256, § 1;
158° artikel 258, § 1, met
uitzondering voor de gemeente Voeren;
159° artikel 259;
160°
artikel 260;
161° artikel 261, § 1;
162° artikel 262;
163°
artikel 263;
164° artikel [263bis tot en met 263novies (verv. decr. 23
januari 2009, art. 147, I: 1 juli 2009)] behoudens voor de havenbedrijven in de
zin van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de
zeehavens;
165° artikel 265, § 1, met uitzondering voor de gemeente
Voeren;
166° artikel 270, eerste en tweede lid;
167° artikel 271,
§ 1;
168° artikel 271bis;
169° artikel 271ter;
170° artikel
272, behoudens voor de gemeenten, bedoeld in artikel 7 van de wetten op het
gebruik van de talen in bestuurszaken en de gemeente Voeren;
171° artikel
273, behoudens voor de gemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het
gebruik van de talen in bestuurszaken en de gemeente Voeren;
172° artikel
274;
173° artikel 275;
174° artikel 276;
175° artikel
277;
176° artikel 278;
177° artikel 281;
178° artikel
282;
179° artikel 283;
180° artikel 284;
181° artikel
285;
182° artikel 286;
183° artikel 287, § 1 en § 2;
184°
artikel 288;
185° artikel 298;
186° artikel 299;
187°
artikel 300;
188° artikel 301;
189° artikel 302;
190°
artikel 303;
191° artikel 304;
192° artikel 305;
193°
artikel 306;
194° artikel 307;
195° artikel 309;
196°
artikel 310;
197° artikel 311;
198° artikel 312;
199°
artikel 313;
200° artikel 314;
201° artikel 315;
202°
artikel 316;
203° artikel 317;
204° artikel 318;
205°
artikel 319;
206° artikel 320;
207° artikel 321;
208°
artikel 322;
209° artikel 323;
210° artikel 324;
211°
artikel 325;
212° artikel 326;
213° artikel 327;
214°
artikel 328;
215° artikel 329;
216° artikel 329bis;
217°
artikel 330 tot en met 351, uitgezonderd artikel 332, § 4)
(niet opgenomen)
(Heft de volgende bepalingen en regelgevende teksten
op:
1° ...
2° de wet van 10 maart 1980 betreffende het verlenen
van de eretitel van hun ambt aan de burgemeesters, aan de schepenen en aan de
voorzitters van de raden van de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn of
van de gewezen commissies voor openbare onderstand;
3° het decreet van 24
juli 1991 houdende regeling, voor het Vlaamse gewest, van het administratief
toezicht op de handelingen betreffende tucht- en sommige ordemaatregelen,
genomen ten opzichte van het personeel, bedoeld in de Nieuwe
Gemeentewet;
4° het decreet van 28 april 1993 houdende regeling voor het
Vlaamse gewest van het administratief toezicht op de gemeenten;
5° het
regentsbesluit van 18 juni 1946 betreffende het financieel beheer van de
gemeentebedrijven;
6° het koninklijk besluit van 20 juli 1976 tot
vaststelling van de grens van de algemene bepalingen betreffende de voorwaarden
tot benoeming in de graden van gemeentesecretaris, adjunct-secretaris en
gemeentelijke ontvanger;
7° het koninklijk besluit van 2 september 1976
tot vaststelling van de wedden van burgemeesters en schepenen;
8° het
koninklijk besluit van 24 oktober 1978 houdende de vaststelling van de criteria
voor de klassenverheffing van de gemeenten;
9° het koninklijk besluit van
25 juni 1990 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende de
weddenschalen van het provincie- en gemeentepersoneel;
10° het koninklijk
besluit van 23 juli 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de in artikel 19 §
1, vierde lid, Nieuwe Gemeentewet bedoelde weddenvermindering wordt toegestaan
aan de burgemeesters en schepenen;
11° het koninklijk besluit van 2
augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke
comptabiliteit;
12° het koninklijk besluit van 29 maart 1995 tot
vaststelling van de regels betreffende de geldelijke valorisatie van vroegere
diensten die in de overheidssector door de gemeentesecretarissen en
gemeenteontvangers werden verricht;
13° het koninklijk besluit van 10
april 1995 tot bepaling van de activiteiten van industriële of commerciële aard
waarvoor de gemeenteraad een autonoom gemeentebedrijf met rechtspersoonlijkheid
kan oprichten, behoudens voor wat betreft de havenbedrijven in de zin van het
decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens,
zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 maart 1999;
14° het
koninklijk besluit van 29 maart 2000 houdende nadere regels aangaande de
verhoging van het presentiegeld van gemeenteraadsleden en de wedde van
burgemeesters en schepenen)
De Vlaamse Regering wordt ermee belast de terminologie in de bestaande
decreten te wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van
dit decreet.
De besluiten die krachtens dit artikel worden vastgesteld,
houden op uitwerking te hebben indien zij niet bij decreet zijn bekrachtigd
binnen negen maanden na de datum van de inwerkingtreding ervan. De bekrachtiging
werkt terug tot deze laatste datum.
De Vlaamse Regering wordt ermee belast de bepalingen van de wetten en
decreten betreffende de binnengemeentelijke organen, als bedoeld in artikel 41
van de Grondwet, te coördineren, alsook de bepalingen die daarin uitdrukkelijk
of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van de
coördinatie. Daartoe kan de regering:
1° de te coördineren bepalingen
anders inrichten, inzonderheid opnieuw ordenen en vernummeren;
2° de
verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig
vernummeren;
3° de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge
overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven zonder te raken aan de
erin neergelegde beginselen;
4° de verwijzingen naar de in de coördinatie
opgenomen bepalingen die in andere niet in de coördinatie opgenomen bepalingen
voorkomen, naar de vorm aanpassen.
De coördinatie treedt pas in werking
nadat ze bekrachtigd is door het Vlaams Parlement.
De gemeenteraad treedt op als tuchtoverheid voor de personeelsleden die voor
de inwerkingtreding van hoofdstuk VI van titel III van dit decreet werden
aangesteld als gemeentesecretaris, adjunct-gemeentesecretaris of plaatselijke
ontvanger.
Het college van burgemeester en schepenen treedt op als
tuchtoverheid voor de overige personeelsleden die voor de inwerkingtreding van
hoofdstuk VI van titel III van dit decreet werden aangesteld.
Als het
college van burgemeester en schepenen overeenkomstig artikel 106, tweede lid, de
uitoefening van zijn bevoegdheid tot het aanstellen van personeel toevertrouwd
heeft aan de gemeentesecretaris, treedt de gemeentesecretaris als tuchtoverheid
op ten aanzien van de feiten die hij vaststelt of waarvan hij kennis heeft
gekregen na de delegatie.
De tuchtvorderingen die op het moment van
inwerkingtreding van hoofdstuk VI van titel III van dit decreet hangende zijn,
worden verder afgehandeld overeenkomstig de bepalingen die vóór de
inwerkingtreding van toepassing waren. De tuchtstraf terugzetting in graad kan
evenwel niet meer worden opgelegd.
De tuchtstraffen waarschuwing, berisping en terugzetting in graad worden in
het persoonlijke dossier van de personeelsleden doorgehaald na verloop van een
termijn waarvan de duur is vastgesteld op één jaar voor de waarschuwing en de
berisping, en vier jaar voor de terugzetting in graad.
Die termijnen
lopen vanaf de datum waarop de tuchtstraf werd uitgesproken.
De
doorhaling heeft enkel uitwerking voor de toekomst.
§ 1. De Vlaamse Regering stelt de overgangsregelen vast betreffende het
administratief en geldelijk statuut van de plaatselijke ontvangers die op het
moment van de volledige inwerkingtreding van hoofdstuk V van titel II van dit
decreet in dienst van de gemeenten zijn, met inachtneming van de volgende
principes:
1° de waarborg van aanstelling in het ambt van financieel
beheerder in de betrokken gemeente in kwestie;
2° onverminderd 1°, de
mogelijkheid om te worden tewerkgesteld als lid van de externe auditcommissie
zoals bedoeld in 265;
3° het behoud van de verworven rechten inzake het
geldelijk statuut.
§ 2. Het mandaatstelsel, bedoeld in artikel 105, § 4,
treedt slechts in werking bij de eerste nieuwe benoeming of aanstelling in de
betrekking, nadat het mandaatstelsel voor deze betrekking in de
rechtspositieregeling werd voorzien. De in § 1 vermelde gewaarborgde aanstelling
van de plaatselijke ontvanger in het ambt van financieel beheerder, wordt niet
geacht een nieuwe benoeming of aanstelling te zijn.
§ 3. In afwijking van
§ 2 kan de gemeenteraad beslissen dat voor de vacatures uitgeschreven na de
publicatie van onderhavig decreet het mandaatstelsel kan worden toegepast.
De kwijting bedoeld in artikel 175, die wordt verleend voor de eerste jaarrekening, vastgesteld en goedgekeurd met de toepassing van dit decreet, geldt tevens als kwijting voor alle voorgaande door de bevoegde organen goedgekeurde jaarlijkse rekeningen van de gemeente.
§ 1. De werking en de statuten van de op het ogenblik van de inwerkingtreding
van dit decreet in het Vlaamse Gewest bestaande gemeentebedrijven, autonome
gemeentebedrijven en personen die door de gemeente belast zijn met bepaalde
taken van gemeentelijk belang, en die niet voldoen aan de voorschriften van
titel VII, hoofdstuk II en geen andere decretale of wettelijke rechtsgrond
hebben, worden bij gemeenteraadsbeslissing in overeenstemming gebracht met de
bepalingen van dit decreet uiterlijk op 1 januari 2013.
Voor hen treedt
dit decreet in werking op de dag die volgt op de ontvangst van de
goedkeuringsbeslissingen, vermeld in § 2, en uiterlijk op 1 januari 2013.
Artikelen 228, 229 en 230 zijn echter onmiddellijk op hen van
toepassing.
De gemeentebedrijven, vermeld in het eerste lid, kunnen de
boekhouding voeren die voor hen van toepassing was op 31 december 2006 tot en
met 31 december 2012. Die termijn kan door de Vlaamse Regering worden
verlengd.
§ 2. De in § 1 bedoelde beslissingen worden binnen dertig dagen
aan de Vlaamse Regering verzonden. Binnen honderd dagen na verzending keurt de
Vlaamse Regering de beslissingen al dan niet goed. Als die termijn verstrijkt
zonder dat de Vlaamse Regering een beslissing heeft genomen, en die beslissing
verzonden heeft aan de gemeente, dan wordt de goedkeuring geacht te zijn
verleend.
De besluiten van de gemeenteoverheden, genomen voor de inwerkingtreding van titel VIII van dit decreet, blijven onderworpen aan de regelen die op dat ogenblik van kracht waren.
De toevoeging van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn aan
het college van burgemeester en schepenen overeenkomstig artikel 44 is niet van
toepassing, indien de gemeenteraad daartoe beslist op de installatievergadering
die volgt op de eerstvolgende volledige vernieuwing van de gemeenteraden na de
inwerkingtreding van dit decreet. Die beslissing geldt tot de volgende volledige
vernieuwing van de gemeenteraad.
Artikelen 270, 301 en 303, 1° treedt
niet in werking ten aanzien van de gemeenten die overeenkomstig het eerste lid
hebben beslist om, bij de eerstvolgende volledige vernieuwing van de
gemeenteraden, niet te voorzien in de toevoeging van de voorzitter van de raad
voor maatschappelijk welzijn aan het college van burgemeester en schepenen
overeenkomstig artikel 44.
§ 1. Onverminderd §§ 2 en 3 bepaalt de Vlaamse Regering voor elk artikel, of
onderdelen ervan, van dit decreet en de daarmee overeenstemmende
opheffingsbepalingen, genoemd in artikel 302, de dag waarop het in werking
treedt.
Als de gemeenteraden in kwestie daarmee instemmen, kan de Vlaamse
Regering voor welbepaalde gemeenten een datum van inwerkingtreding vaststellen
voor het geheel of een gedeelte van de bepalingen van dit
decreet.
Artikel 71 kan, voor de burgemeester, niet voor 1 januari 2007
in werking treden.
Voor de wetten, decreten en besluiten, vermeld in
artikel 303, bepaalt de Vlaamse Regering per wet, decreet of besluit de datum
waarop de opheffing in werking treedt.
§ 2. De volgende bepalingen treden
in werking op 1 januari 2006:
1° artikel 1 tot en met 5;
2° artikel 102
tot en met 117;
3° artikel 190 tot en met 194;
4° artikel 248 tot en met
264;
5° artikel 296.
§ 3. Artikel 308 treedt in werking op datum van
publicatie van onderhavig decreet in het Belgisch Staatsblad.