Opschrift |
Besluit
van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de criteria voor de
erkenning van de plaatselijke kerk- en geloofsgemeenschappen van de erkende
erediensten BS
16.12.2005 - inwerkingtreding 01.02.2006 |
Datum |
30/09/2005 |
HOOFDSTUK I Begripsbepalingen
Artikel 1.Huidige versie
HOOFDSTUK II Aanvraagprocedure en
erkenningsvoorwaarden
HOOFDSTUK III Erkenningsprocedure
HOOFDSTUK IV Opheffing van de erkenning
HOOFDSTUK V Slotbepalingen
HOOFDSTUK
I Begripsbepalingen
Artikel
1.
Voor de toepassing van dit besluit wordt
verstaan onder:
a) het decreet: het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiėle organisatie
en werking van de erkende erediensten;
b) de erkenning: de beslissing van de Vlaamse Regering waarbij de oprichting
van een entiteit van een kerk- of geloofsgemeenschap in rechte wordt aanvaard
overeenkomstig het decreet;
c) de aanvrager: het door de federale overheid erkende representatief orgaan
van de eredienst;
d) de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap: de territoriale entiteit van de
erkende erediensten, overeenkomstig het decreet aangeduid als:
- parochie (rooms-katholieke, anglicaanse en orthodoxe eredienst);
- kerkgemeente (protestantse eredienst);
- israėlitische gemeente (israėlitische eredienst);
- islamitische gemeenschap (islamitische eredienst);
e) grensoverschrijdende plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap:
- de gemeenschap die in toepassing van het decreet georganiseerd wordt op het
niveau van de gemeente maar wiens gebiedsomschrijving niettemin het grondgebied
van één gemeente of eventueel van één provincie overschrijdt;
- de gemeenschap die in toepassing van het decreet georganiseerd wordt op het
niveau van de provincie maar wiens gebiedsomschrijving niettemin het
grondgebied van één provincie overschrijdt.
HOOFDSTUK
II Aanvraagprocedure en erkenningsvoorwaarden
Artikel
2. -
§ 1. Om in aanmerking te komen voor
erkenning moet de aanvrager een gemotiveerde aanvraag tot erkenning van een
plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap, bij een ter post aangetekende brief,
indienen bij de Vlaamse Regering.
§ 2. Het dossier voor de aanvraag moet tenminste de volgende inlichtingen en
stukken bevatten:
1° de identificatie van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap waarvan de
erkenning wordt gevraagd: naam, denominatie, in voorkomend geval de huidige
rechtsvorm, adres, naam en adres van de huidige verantwoordelijke van de
eredienst;
2° de gebiedsomschrijving: de duidelijke aanwijzing van het territoriaal
werkingsgebied van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap: naam van de
gemeente(n) of van de delen ervan;
3° gegevens over het gebouw dat binnen de gebiedsomschrijving bestemd is voor
de uitoefening van de eredienst, met vermelding van:
a) het volledig adres;
b) de aard van het beschikkingsrecht (eigendom, huur, gebruiksrecht, zakelijk
recht, enz.), waarvan de bewijsstukken moeten kunnen voorgelegd worden aan de
Vlaamse Regering als zij daar om verzoekt;
c) de oppervlakte.
Dezelfde gegevens worden vermeld als meerdere gebouwen, binnen de
gebiedsomschrijving, bestemd zijn voor de eredienst. De aanvrager duidt aan
welk gebouw het hoofdgebouw is.
4° gegevens over de andere infrastructuur die gebruikt wordt door de
plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap met vermelding van:
a) het volledig adres;
b) de aard van het beschikkingsrecht (eigendom, huur, gebruiksrecht, zakelijk
recht, enz.);
c) de reden van het gebruik;
5° de inventaris, gedateerd op datum van de aanvraag, van de patrimoniale en
financiėle toestand bedoeld om te bestemmen voor de materiėle organisatie en
werking van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap (vermogen, inkomsten en
uitgaven, met specificatie van leningslasten, enz.);
6° het financieel plan voor de eerstvolgende drie kalenderjaren dat een
overzicht bevat van de voorziene ontwikkeling van de financiėle toestand met
opgave van de verwachte ontvangsten en uitgaven, desgevallend met inbegrip van
de bijdrage van de gemeente(n) of de provincie(s) tot de financiering, en de
voorziene planning van de investeringsuitgaven met inbegrip van de
voorgenomen financieringswijze;
7° de melding of voor de gebiedsomschrijving een bezoldigd bedienaar van de
eredienst zal worden aangevraagd bij de federale overheid. Indien meerdere
bezoldigde plaatsen worden gevraagd, wordt het aantal en de identiteit van de
betrokkene(n) ervan vermeld;
8° een toelichtende nota waaruit de maatschappelijke relevantie van de
plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap blijkt, met inbegrip van haar
betrokkenheid bij het geheel van de lokale leefgemeenschap binnen de
gebiedsomschrijving. De toelichting over de maatschappelijke relevantie bevat
minimaal de volgende elementen:
a) een benaderende opgave van het aantal gelovigen binnen de
gebiedsomschrijving, zo nodig opgesplitst per gemeente;
b) de wijze waarop de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich inschakelt
in de lokale gemeenschap van de gemeente waartoe zij behoort, met inbegrip van:
- de wijze waarop zij in haar werking en haar contacten met gelovigen en
derden, uitgezonderd de door de liturgie voorgeschreven bepalingen, de
Nederlandse taal gebruikt;
- de organisatie van haar contacten met de bestuurlijke overheid van de
gemeente of de gemeenten van haar gebiedsomschrijving.
Bij het indienen van het jaarlijkse budget bij, naar gelang van het geval de
gemeente- of provincieoverheid, moet telkens een verslag gevoegd worden over de
concrete toepassing van de betrokkenheid van de plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschap bij het geheel van de lokale gemeenschap met opgave van de
elementen bedoeld in het vorige lid. De provincieoverheid voor de orthodoxe en
islamitische eredienst, en de gemeenteoverheid voor de rooms-katholieke, de
protestantse, de anglicaanse en de Israėlitische eredienst, stuurt een
afschrift van het voormelde verslag naar de gouverneur, eventueel samen met
haar bemerkingen over de toepassing van deze bepalingen. Als de
provincieoverheid, gemeenteoverheid of de gouverneur bemerkingen formuleert
over de toepassing van deze bepalingen, rapporteert de gouverneur erover aan de
Vlaamse Regering binnen een termijn van 30 dagen, samen met zijn advies ter
zake;
9° een schriftelijke verklaring waarbij de plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschap zich verbindt tot een correcte toepassing van de wetgeving
inzake het gebruik van de talen in bestuurszaken door de bij toepassing van
artikel 6 erkende entiteiten en alle openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid
die opgericht worden op grond van het decreet;
10° een schriftelijke verklaring waarbij de plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschap zich ertoe verbindt dat haar huidige en toekomstige
geestelijke bedienaars voldoen aan de inburgeringsplicht die desgevallend op
hen van toepassing is ingevolge het decreet van 28 februari 2003 betreffende
het Vlaamse inburgeringsbeleid.
Met geestelijke bedienaars van de eredienst wordt verstaan:
- de door de bisschop aangestelde verantwoordelijke van de parochie voor de
rooms-katholieke eredienst en zijn vervanger;
- de predikant voor de protestantse eredienst en zijn vervanger;
- de bedienaar van de eredienst voor de anglicaanse eredienst en zijn
vervanger;
- de rabbijn voor de israėlitische eredienst en zijn vervanger;
- de kerkbedienaar en zijn vervanger voor de orthodoxe eredienst;
- de eerste imam en zijn vervanger voor de islamitische eredienst;
11° een schriftelijke verklaring waarbij de plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschap zich ertoe verbindt om individuen die handelen of oproepen
om te handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de
rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, te weren uit de organisatie
en werking van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap;
12° een schriftelijke verklaring waarbij de plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschap zich ertoe verbindt om, behoudens incidentele overmacht:
- in geen geval, op welkdanige wijze dan ook, haar medewerking te verlenen aan
activiteiten, als zij in strijd zijn met de Grondwet en het Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,
- individuen of verenigingen te weren uit gebruikte lokalen en plaatsen die de
door artikel 6 erkende entiteiten en alle openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid
die opgericht worden op grond van het decreet gebruiken, wanneer die personen
oproepen of handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming
van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
13° naam en adres van de contactpersoon van de plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschap.
HOOFDSTUK
III Erkenningsprocedure
Artikel
3.
§ 1. Wanneer de aanvraag tot erkenning de
inlichtingen en stukken bevat, vermeld in artikel 2, § 2, zendt de Vlaamse
Regering, bij een ter post aangetekende brief, een ontvangstbewijs aan de
aanvrager en schrijft, op dezelfde dag, de aanvraag in het aanvraagregister in.
Het ontvangstbewijs vermeldt deze registratie.
§ 2. Is het aanvraagdossier niet volledig, dan deelt de Vlaamse Regering dit
aan de aanvrager mee en verzoekt hem het dossier te vervolledigen. Zij neemt de
aanvraag in behandeling na ontvangst van al de ontbrekende dossierstukken.
§ 3. De Vlaamse Regering stuurt een afschrift van de geregistreerde aanvraag
aan de Minister van Justitie.
Artikel
4.
De Vlaamse Regering beoordeelt de aanvraag
op basis van de volgende criteria:
1° de volledigheid van het aanvraagdossier overeenkomstig artikel 2, § 2, 1°
tot 13°;
2° de financiėle leefbaarheid van de plaatselijke kerk- en geloofsgemeenschap
op basis van het onderzoek van het financieel plan, bedoeld in artikel 2, § 2,
6°, rekening houdend met:
- de in hetzelfde artikel, sub 5°, bedoelde inventaris;
- in voorkomend geval, de redelijkheid en de financiėle haalbaarheid van de
bijdrage van de gemeente(n) of de provincie(s) tot de financiering;
3° de maatschappelijke relevantie van de plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschap, overeenkomstig artikel 2, § 2, 8°, wordt minimaal aangetoond
aan de hand van:
- een benaderende opgave van het aantal gelovigen binnen de
gebiedsomschrijving, zo nodig opgesplitst per gemeente;
- de wijze waarop de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich inschakelt
in de lokale gemeenschap van de gemeente waartoe zij behoort, met inbegrip van;
- de wijze waarop zij in haar werking en haar contacten met gelovigen en
derden, uitgezonderd de door de liturgie voorgeschreven bepalingen, de
Nederlandse taal gebruikt;
- de organisatie van haar contacten met de bestuurlijke overheid van de
gemeente of de gemeenten van haar gebiedsomschrijving;
4° de correcte toepassing van de wetgeving inzake het gebruik van de talen in
bestuurszaken, overeenkomstig artikel 2, § 2, 9°;
5° de verbintenis inzake het voldoen aan de bij decreet vastgestelde
inburgeringsplicht door de huidige en toekomstige geestelijke bedienaars,
overeenkomstig artikel 2, § 2, 10°;
6° de verbintenis van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap om individuen
die handelen of oproepen om te handelen in strijd met de Grondwet en het
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden, te weren uit de organisatie en werking van de plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschap, overeenkomstig artikel 2, § 2, 11°;
7° de verbintenis, overeenkomstig artikel 2, § 2, 12°, van de plaatselijke
kerk- of geloofsgemeenschap om, behoudens incidentele overmacht:
- in geen geval, op welkdanige wijze dan ook, medewerking te verlenen aan
activiteiten, als zij in strijd zijn met de Grondwet en het Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
- individuen of verenigingen te weren uit gebruikte lokalen en plaatsen,
wanneer die personen oproepen of handelen in strijd met de Grondwet en het
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden.
Artikel
5. -
Voor de Vlaamse Regering haar beslissing
neemt over de erkenning van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap, wint
zij het advies in van de gemeenteraden van de gebiedsomschrijving, bedoeld in
artikel 2, § 2, 2°. Zij vraagt tevens het advies van de gemeente- of
provinciera(a)d(en) die, met toepassing van het decreet, in voorkomend geval
moeten bijdragen in het budget.
Als de gemeenteraad of provincieraad zijn advies niet naar de Vlaamse Regering
heeft gestuurd binnen een termijn van vier maanden nadat de Vlaamse Regering
hem de vraag om advies heeft toegezonden, wordt de gemeenteraad of de
provincieraad geacht een gunstig advies over de erkenningsaanvraag te hebben
uitgebracht.
Artikel
6. -
De Vlaamse Regering neemt een beslissing
bij gemotiveerd besluit. Dit erkenningsbesluit bevat desgevallend de
verdeelsleutel van de kosten tussen de openbare besturen die betrokken zijn bij
grensoverschrijdende plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschappen, na het
inwinnen van hun advies terzake.
De Vlaamse Regering geeft, bij een ter post aangetekende brief, kennis van dit
besluit aan de aanvrager. Zij stuurt ook een afschrift ervan aan de minister
van Justitie en, naar gelang van het geval, aan de betrokken gemeente(n) of
provincie(s).
HOOFDSTUK
IV Opheffing van de erkenning
Artikel
7.
§ 1. De Vlaamse Regering kan, bij
gemotiveerd besluit, de erkenning opheffen van de plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschap die niet meer voldoet aan één of meerdere
erkenningscriteria, bepaald in artikel 4 van dit besluit.
Voor zij daartoe kan overgaan verzoekt de Vlaamse Regering de aanvrager haar
een dossier te bezorgen met de door de Vlaamse Regering aangeduide inlichtingen
en de stukken, bedoeld in artikel 2, § 2. Het dossier bevat daarnaast ook de
verantwoordingsstukken en elementen betreffende de criteria bepaald in artikel
4, die de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap aan de aanvrager verstrekt
om het dossier te ondersteunen.
De aanvrager beschikt over een termijn van 100 dagen om het dossier naar de
Vlaamse Regering te sturen, te rekenen vanaf de datum waarop het verzoek van de
Vlaamse Regering aan de aanvrager is verzonden.
Na ontvangst van het dossier of na het verstrijken van de in het vorige lid
bepaalde termijn van 100 dagen, wint de Vlaamse Regering het advies in van de
betrokken gemeentera(a)d(en) of provinciera(a)d(en), overeenkomstig de
procedure, bepaald in artikel 5.
§ 2. De Vlaamse Regering geeft, bij een ter post aangetekende brief, kennis van
haar gemotiveerd besluit aan de aanvrager. Zij stuurt ook een afschrift ervan
aan de minister van Justitie en, naar gelang van het geval, aan de betrokken
gemeente(n) of provincie(s).
HOOFDSTUK
V Slotbepalingen
Artikel
8.
Dit besluit treedt in werking op de eerste
dag van de tweede maand, volgend op de publicatie in het Belgisch Staatsblad.
De aanvragen, ingediend voor het in werking treden van dit besluit en waarvoor
nog geen erkenning is verleend, worden geacht te zijn ingediend op grond van
dit besluit. In geval van onvolledigheid wordt het aanvraagdossier voor
aanvulling aan de aanvrager teruggezonden.
Artikel
9. -
De Vlaamse minister, bevoegd voor de
Binnenlandse Aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.