Omzendbrief BA-2006/04 betreffende de erkenning van de
plaatselijke kerk- en geloofsgemeenschappen (besluit van de Vlaamse Regering
van 30 september 2005)
Omzendbrief17/04/2006 -
Aan de provinciegouverneurs.
Ter kennisgeving aan :
- de Representatieve Organen van de erkende erediensten;
- de voorzitters en leden van de kerkraden van de rooms-katholieke en
anglicaanse eredienst;
- de voorzitters en leden van de kathedrale kerkraden van de rooms-katholieke
eredienst;
- de voorzitters en leden van de bestuursraden van de protestantse en
Israėlitische eredienst;
- de voorzitters en leden van de kerkfabriekraad van de orthodoxe eredienst;
- de voorzitters en leden van de gemeenschap van de islamitische eredienst;
- de gemeenteraden;
- de colleges van burgemeester en schepenen;
- de provincieraden;
- de leden van de deputaties.
I Inleiding
Het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiėle organisatie en werking van
de erkende erediensten bepaalt dat de Vlaamse Regering de plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschappen (1) erkent en de criteria vaststelt waaraan ze moeten
voldoen om die erkenning te kunnen krijgen. Bij besluit van 30 maart 2005 heeft
de Vlaamse Regering deze erkenningscriteria vastgesteld (Belgisch Staatsblad
van 16 december 2005).
Een erkenning is van groot belang want ze schept voor de verschillende
betrokken actoren rechten en verplichtingen. De gevolgen zijn
juridisch-technisch, maar ook te vatten in termen van kosten en baten, zowel
voor de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschappen als voor de
gemeenten/provincies en het bredere samenleven in diversiteit.
Het is dus van belang dat de plaatselijke kerk- en geloofsgemeenschappen en de
representatieve organen van de erkende erediensten duidelijk weten aan welke
voorwaarden hun dossier tot aanvraag van een erkenning moet voldoen en de
krijtlijnen (criteria) kennen die de Vlaamse Regering hanteert bij de
beoordeling van hun aanvraag.
Daarom wil ik met deze omzendbrief nader ingaan op het besluit van 30 september
2005 waarmee de Vlaamse Regering de voorwaarden heeft vastgesteld waaraan
aanvraagdossiers moeten voldoen en de criteria heeft bepaald voor de erkenning
van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschappen.
II. Toepassingsgebied
1. Nieuwe erkenning aanvragen
Het besluit van 30 september 2005 is in werking getreden op 1 februari 2006.
Het is van toepassing op alle nieuwe aanvragen om erkenning die ingediend
worden na deze datum.
Ik vestig er evenwel de aandacht op dat ook de aanvragen die reeds ingediend
werden voor de datum waarop het besluit van 30 september 2005 in werking is
getreden, maar waarvoor de Vlaamse Regering nog geen erkenning verleende,
eveneens onder de toepassing van dit besluit vallen. Dit betekent in concreto
dat deze aanvraagdossiers, voor zover zij onvolledig zijn op basis van de
vereisten van het besluit van 30 september 2005, voor aanvulling naar de
aanvrager zullen teruggezonden worden.
2. Reeds vroeger verleende erkenningen
Het feit dat het besluit van 30 september 2005 in werking is getreden op 1
februari 2006 houdt vanzelfsprekend in dat alle erkenningen van plaatselijke
kerk- en geloofsgemeenschappen die voorheen verleend werden onverkort van
toepassing blijven. Voor deze erkende plaatselijke gemeenschap moet geen enkele
formaliteit meer vervuld worden ten gevolge van het nieuwe besluit van de
Vlaamse Regering van 30 september 2005. Alle vroegere erkenningen blijven
gelden.
De opheffing van een erkende lokale kerk- of geloofsgemeenschap en/of
samenvoeging van de gebiedsomschrijving van een erkende lokale kerk- of
geloofsgemeenschap met een andere erkende lokale kerk- of geloofsgemeenschap,
is niet onderhevig aan een nieuwe erkenningaanvraag.
Dit betekent ook dat de in het verleden erkende plaatselijke kerk- en
geloofsgemeenschappen NIET verplicht zijn om bij het jaarlijkse budget een
verslag te voegen over hun betrokkenheid bij het geheel van de lokale
gemeenschap, zoals bedoeld in artikel 2, § 2, 8°, van het besluit van de
Vlaamse Regering van 30 september 2005. Die verplichting geldt vanzelfsprekend
wel voor alle erkenningen, verleend op basis van het nieuwe besluit van de
Vlaamse Regering.
III. Aanvraagprocedure
1. Indiening van aanvragen om erkenning
Vooreerst wil ik benadrukken dat aanvragen voor een erkenning van een
plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap uitsluitend kunnen ingediend worden
door het federaal erkend representatief orgaan van de betrokken eredienst.
Aanvragen die niet van dit orgaan uitgaan zijn onontvankelijk en komen niet in
aanmerking voor behandeling.
2. Vormvereisten
Alle aanvragen om erkenning moeten gemotiveerd zijn en ingediend worden bij de
Vlaamse Regering bij ter post aangetekend schrijven. Concreet betekent dit dat
alle aanvraagdossiers moeten gestuurd worden aan de administratie Binnenlandse
Aangelegenheden (adres : Markiestraat 1, te 1000 Brussel).
3. Samenstelling van het aanvraagdossier
3.1. Minimumvereisten
Bij de aanvraag om erkenning moet een dossier gevoegd worden. Dit dossier moet
minimaal samengesteld zijn uit die stukken en inlichtingen die expliciet
opgesomd zijn in artikel 2, § 2, van het besluit van 30 september 2005. Het
gaat daarbij duidelijk om een minimumvoorwaarde. Concreet betekent dit dat als
één of meer van de stukken of inlichtingen die vermeld zijn in artikel 2, § 2,
in het dossier ontbreken, het dossier als « onvolledig » wordt beschouwd met
als gevolg dat de aanvraag niet geregistreerd wordt en dus ook niet in
behandeling genomen wordt. Een behandeling wordt pas mogelijk vanaf het
ogenblik dat de ontbrekende stukken en inlichtingen zijn toegevoegd.
Uiteraard staat het de indieners van een erkenningaanvraag vrij buiten de
minimum vereiste stukken en inlichtingen, hun aanvraag verder te stofferen met
de gegevens en elementen die ze nuttig achten.
3.2. Verplichte inhoud van het aanvraagdossier
In het overzicht dat hierna volgt worden de stukken en inlichtingen opgesomd
die, ingevolge artikel 2, § 2, van het besluit van 30 september 2005, ten
minste moeten aanwezig zijn in het aanvraagdossier. Het gaat om :
1°) de identificatie van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap waarvan de erkenning wordt gevraagd |
dit bevat alle gegevens die nodig zijn om de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap waarvan de erkenning wordt gevraagd te kunnen identificeren. Het betreft minstens de naam, de denominatie, in voorkomend geval de rechtsvorm (bijvoorbeeld v.z.w.), het adres, de naam en het adres van de verantwoordelijke van de eredienst op het ogenblik van de indiening van de aanvraag |
2°) de gebiedsomschrijving |
hieronder wordt verstaan de precieze aanduiding van het territoriaal werkingsgebied van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap: de naam van de gemeente(n) of van de delen ervan |
3°) de infrastructuur bestemd voor de eredienst |
dit betreft de gegevens over het gebouw (incl. volledig adres en oppervlakte) dat binnen de gebiedsomschrijving bestemd is voor de uitoefening van de eredienst. Ook moet worden aangeduid of het betrokken gebouw eigendom is van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap, dan wel of het bijvoorbeeld gehuurd wordt, er enkel een recht van gebruik op is, enz. Indien er meerdere gebouwen binnen de gebiedsomchrijving bestemd zijn voor de eredienst moeten ook voor deze gebouwen de vermelde gegevens opgegeven worden. Er moet aangeduid worden welk gebouw het hoofdgebouw is |
4°) andere infrastructuur |
Als de plaatselijke kerk-of geloofsgemeenschap ook nog andere infrastructuur gebruikt, moet dit vermeld worden met het volledige adres en de reden van gebuik alsook of het gebouw(en) eigendom is of gehuurd enz. |
5°) de inventaris van de patrimoniale toestand en financiėle (voor de eredienst) |
dit houdt in dat het vermogen en de inkomsten en uitgaven moeten opgegeven worden met specificatie van leninglasten enz. |
6°) een financieel plan |
dit plan moet een overzicht inhouden, voor de eerstvolgende drie kalenderjaren, van de voorziene ontwikkeling van de financiėle toestand. Daarin moeten de verwachte uitgaven en ontvangsten opgenomen worden -inclusief de eventuele financiėle bijdrage van de gemeente(n) of provincie(s) -en ook de voorziene planning van de investeringsuitgaven met hun voorgenomen financieringswijze |
7°) de aanvraag van een bezoldigde bedienaar van de eredienst |
dit gaat om de aanvragen van een plaats van bezoldigd bedienaar van de eredienst bij de bevoegde federale overheid (minister van Justitie). Indien er meerdere plaatsen worden aangevraagd moet het aantal daarvan opgegeven worden en ook de identiteit van de betrokkenen. |
8°) een toelichtende nota waaruit de maatschappelijke relevantie van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap blijkt |
deze nota moet de nodige elementen vermelden waaruit de maatschappelijke relevantie van de geloofsgemeenschap blijkt met inbegrip van haar betrokkenheid bij het geheel van de lokale leefgemeenschap binnen de gebiedsomschrijving. Daarbij moeten minimaal volgende elementen aangegeven worden: 1°) het aantal gelovigen (bij benadering) binnen de gebiedsomschrijving, eventueel opgesplitst per gemeente. 2°) de wijze waarop de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich inschakelt in de lokale gemeenschap van de gemeente, met inbegrip van: de wijze waarop ze het Nederlands gebruikt in haar werking en haar contacten met gelovigen en derden (uitgezonderd de door de liturgie voorgeschreven bepalingen) de organisatie van haar contacten met de bestuurlijke overheid van de gemeente(n) van haar gebiedsomschrijving |
9°) een schriftelijke verklaring met de verbintenis van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap de taalwet na te leven |
hiermee moet de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich ertoe verbinden dat ze, wanneer ze erkend wordt, de wetgeving inzake het gebruik van de talen in bestuurszaken correct zal toepassen. Die verbintenis geldt ook voor alle openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid die opgericht zijn op grond van het decreet van 7 mei 2004 |
10°) een schriftelijke verklaring met verbintenis van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap dat haar geestelijke bedienaar(s) voldoet(n) aan de inburgeringplicht |
deze verbintenis betreft de inburgeringplicht die desgevallend op de bedienaars van de eredienst van toepassing is ingevolge het decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringbeleid. De verbintenis moet betrekking hebben op zowel de huidige als op de toekomstige bedienaars van de eredienst. |
11°) een schriftelijke verklaring met verbintenis de organisatie en werking van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap vrij te houden van bepaalde individuen |
in deze verklaring moet de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich ertoe verbinden personen die handelen of oproepen om te handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, te weren uit de organisatie en werking van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap |
12°) een schriftelijke verklaring met verbintenis bepaalde individuen en activiteiten uit de plaatsen van de kerk- of geloofsgemeenschap en de ermee verbonden instellingen te weren |
deze verklaring betreft de verbintenis van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap om, behoudens incidentele overmacht: - in geen geval, op welk danige wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten, die in strijd zijn met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, - individuen of verenigingen te weren uit gebruikte lokalen en plaatsen die de erkende plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschappen en alle openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid, die opgericht worden op grond van het decreet, gebruiken, wanneer die personen handelen of oproepen om te handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden |
13°) naam en adres van de contactpersoon van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap |
4. Toelichting bij enkele belangrijke stukken of inlichtingen van het
aanvraagdossier
Uit het voorgaande overzicht mag blijken dat de samenstelling van het
aanvraagdossier een zekere inspanning zal vragen van de representatieve organen
en de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschappen. Ik verwijs hier in het
bijzonder naar de opmaak van de toelichtende nota over de maatschappelijke
relevantie van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap.
Dit is een zeer belangrijk stuk van het aanvraagdossier aangezien de
maatschappelijke relevantie ook het hoofdcriterium vormt waarop de
erkenningaanvraag wordt beoordeeld (cf. verder). De aanvragers moeten hieraan
dan ook de nodige zorg besteden.
Verder zijn ook de schriftelijke verklaringen belangrijke stukken. Ik
onderstreep hier dat deze verklaringen geen louter formele en vrijblijvende
verklaringen zijn maar reėle verbintenissen van de plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschappen, waarvan dan ook verwacht wordt dat deze strikt worden
nageleefd. Het voorwerp van deze verbintenissen maakt trouwens deel uit van de
erkenningcriteria.
Omwille van het belang van de voornoemde dossierstukken wordt er hierna verder
bij stilgestaan.
4.1. de toelichten de nota over de maatschappelijke relevatie
In de toelichten de nota moet de maatschappelijke relevantie van de
plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap worden aangetoond. Daarbij houdt het
belangrijkste element verband met de betrokkenheid van de plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschap bij het geheel van de lokale gemeenschap. Ingevolge het
besluit van 30 september 2005 moet de toelichtende nota, om de maatschappelijke
relevantie aan te tonen, naast het aantal gelovigen, minimaal de wijze aangeven
waarop de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich inschakelt in de lokale
gemeenschap van de gemeente(n). Ik kan de aanvragers aanbevelen de wijze van
inschakeling van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap in de lokale
gemeenschap op de ruimst mogelijke wijze aan te tonen door een veelheid van
(vrij in te vullen) elementen. In dat verband kunnen de aanvragers bijvoorbeeld
alle genomen en/of voorgenomen initiatieven omschrijven die kunnen blijk geven
van hun deelname aan of engagement ten aanzien van de lokale gemeenschap. Waar
dit van toepassing is kan ook de mate van inburgering van de leden van de
plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap een belangrijk signaal zijn van deze
inschakeling.
Verder moet de toelichtende nota meer concreet ook de wijze aangeven waarop de
plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap gebruik maakt van het Nederlands in
haar werking en de contacten met gelovigen en derden, vanzelfsprekend behoudens
hetgeen door de liturgie is voorgeschreven en daardoor betrekking heeft op de
uitoefening van de eredienst zelf. Het gebruik van de taal van de gemeenschap
waarin de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap fysiek gesitueerd is, vormt
immers een belangrijk element van haar betrokkenheid bij de lokale gemeenschap
als geheel en is uiteraard bijzonder bevorderend als verbindend element bij de
inschakeling in die gemeenschap.
Ook moet in de toelichtende nota aangegeven worden hoe de plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschap haar contacten met de bestuurlijke overheid van de
gemeente(n) van haar gebiedsomschrijving organiseert. Ook hier beveel ik aan
dit de nodige aandacht te geven en in het aanvraagdossier de nodige concrete
elementen te vermelden.
4.2. de schriftelijke verklaringen van de plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschapen
4.2.1. verbintenis tot een correcte toepassing van de wet inzake het gebruik
van de talen in bestuurszaken
De wetgeving inzake het gebruik van de talen in bestuurszaken regelt
inzonderheid de betrekkingen met de overheid. Wanneer de plaatselijke kerk- en
geloofsgemeenschappen handelen als bestuursoverheid, in hun binnendiensten en
in hun verhoudingen met de overheid, zijn zij door de wet verplicht het
Nederlands te gebruiken. Dit is niet te verwarren met het gebruik van het
Nederlands in andere gevallen dan geregeld in de bestuurstaalwet (bijvoorbeeld
in de werking en organisatie). Daar is het gebruik van het Nederlands een van
de elementen ter motivering van de maatschappelijke relevatie (cf. supra punt
4.1.).
4.2.2. verbintenis dat voldaan wordt aan de inburgeringplicht door de
geestelijke bedienaars
Het gaat hier om de inburgeringsplicht die van toepassing is ingevolge het
decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringbeleid. Dit
punt lijkt verder voldoende duidelijk. Ik wijs er hier enkel nog op dat onder «
geestelijke bedienaars » verstaan wordt : de door de bisschap aangestelde
verantwoordelijke van de parochie en zijn vervanger (rooms-katholieke
eredienst); de predikant en zijn vervanger (protestantse eredienst), de
bedienaar en zijn vervanger (anglicaanse eredienst), de rabbijn en zijn
vervanger (Israėlitische eredienst), de kerkbedienaar en zijn vervanger
(orthodoxe eredienst) en de eerste imam en zijn vervanger (islamitische
eredienst).
4.2.3. verbintenis tot het weren van bepaalde individuen uit de organisatie en
werking
Het betreft de verbintenis om individuen te weren die handelen of oproepen om
te handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de
rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Ik verduidelijk hierbij dat
iedereen de vrijheid heeft te pleiten voor een wijziging van de grondwet en/of
het Verdrag. Het gaat echter wel om individuen die handelingen stellen of die
oproepen om te handelen en daardoor opruien en aanzetten tot een schending van
de grondrechten.
4.2.4. verbintenis tot het weren van bepaalde activiteiten en individuen uit
gebruikte lokalen
De plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap moet er zich toe verbinden niet mee
te werken aan activiteiten die strijdig zijn met de grondrechten. Daarnaast
moet ze er zich ook toe verbinden personen die, zoals hiervoor omschreven,
oproepen of handelen in strijd met die grondregels, te weren uit haar lokalen.
IV. Behandeling van de erkenningaanvragen
1. Registratie van de erkenningaanvraag
Bij de ontvangst van de erkenningaanvraag bij de Vlaamse Regering wordt in
eerste instantie nagegaan of het aanvraagdossier volledig is, dus of het alle
stukken en inlichtingen bevat die, zoals hiervoor uiteengezet, minimaal in het
dossier moeten aanwezig zijn. De volledigheid van het dossier is de essentiėle
voorwaarde om het dossier verder, ten gronde, in behandeling te kunnen nemen.
Enkel wanneer het dossier volledig is wordt de aanvraag ingeschreven in het
aanvraagregister. Op dezelfde dag wordt, bij een ter post aangetekende brief,
een ontvangstbewijs aan de aanvrager verstuurd waarin melding gemaakt wordt van
deze registratie. Het aanvraagdossier is dan klaar voor behandeling.
Is het dossier niet volledig, dan deelt de Vlaamse Regering dit mee aan de
aanvrager en vraagt hem om het dossier te vervolledigen. Worden de ontbrekende
stukken niet ingestuurd dan wordt de aanvraag niet verder behandeld. Worden de
ontbrekende stukken en inlichtingen ingestuurd en is het dossier volledig, dan
wordt tewerk gegaan zoals zojuist beschreven en is de aanvraag klaar voor
behandeling.
2. De erkenningcriteria
2.1. Algemeen
Gelet op de belangrijke rechtsgevolgen die een erkenning met zich meebrengt
heeft de Vlaamse Regering, met het besluit van 30 september 2005, een aantal
duidelijke criteria vastgelegd, die haar moeten toelaten een gefundeerde
beslissing inzake een erkenning van een plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschap te nemen.
Door de criteria uitdrukkelijk op te nemen in een rechtsregel wordt ook de
nodige rechtszekerheid geschapen voor alle betrokken partijen en hebben de
aanvragers van een erkenning en de betrokken plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschappen zelf nu een duidelijke visie op basis van welke elementen
de aanvragen worden beoordeeld.
2.2. Zeven erkenningcriteria
De Vlaamse Regering besliste om zeven criteria cumulatief vast te stellen om te
oordelen of een plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap kan worden erkend. Ze
zijn opgenomen in artikel 4 van het besluit van 30 september 2005.
Deze criteria zijn zo opgevat dat elke plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap
principieel in aanmerking komt om een erkenning te verkrijgen. De criteria zijn
ook voldoende ruim om differentiatie mogelijk te maken tussen de verschillende
erediensten in functie van hun eigenheid. Tegelijk zijn ze ook voldoende
specifiek, in die zin dat elk criterium afzonderlijk door de aanvrager op de
eigen plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap kan betrokken worden.
Hierna volgt een overzicht van de 7 erkenningscriteria met enige commentaar :
CRITERIA |
COMMENTAAR |
1. de volledigheid van het aanvraagdossier |
de minimaal vereiste stukken en inlichtingen moeten in het dossier aanwezig zijn |
2. de financiėle leefbaarheid van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap |
de beoordeling gebeurt op basis van het onderzoek van het financieel plan, rekening houdend met de patrimoniale en financiėle inventaris en (in voorkomend geval) de geraamde bijdrage van de gemeente(n) of de provincie(s) in de financiering van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap |
3. de maatschappelijke relevantie van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap |
de maatschappelijke relevantie moet minimaal aangetoond zijn aan de hand van: - een benaderende opgave van het aantal gelovigen binnen de gebiedsomschrijving (eventueel opgesplitst per gemeente) - de wijze waarop de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich inschakelt in de lokale gemeenschap van de gemeente, met inbegrip van: de wijze waarop ze het Nederlands gebruikt in haar werking en haar contacten met gelovigen en derden (uitgezonderd de door de liturgie voorgeschreven bepalingen) de organisatie van haar contacten met de bestuurlijke overheid van de gemeente(n) van haar gebiedsomschrijving |
4. de correcte toepassing van de wetgeving inzake het gebruik van talen in bestuurszaken |
overeenkomstig de schriftelijke verklaring houdende de verbintenis tot de correcte toepassing van de taalwetgeving |
5. de verbintenis inzake het voldoen aan de inburgeringplicht door de huidige en toekomstige geestelijke bedienaars |
overeenkomstig de schriftelijke verklaring terzake |
6. de verbintenis om de organisatie en werking van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap vrij te houden van bepaalde individuen |
het gaat om de verbintenis overeenkomstig de schriftelijke verklaring om individuen die handelen of oproepen om te handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, te weren uit de organisatie en werking van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap |
7. de verbintenis om geen medewerking te verlenen aan bepaalde activiteiten en bepaalde individuen of verenigingen te weren uit lokalen van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap en de ermee verbonden instellingen |
het betreft de verbintenis van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap overeenkomstig de schriftelijke verklaring terzake om, behoudens incidentele overmacht: - in geen geval, op welk danige wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten, als zij in strijd zijn met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; - individuen of verenigingen te weren uit lokalen en plaatsen die de erkende plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschappen en alle openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid die opgericht worden op grond van het decreet gebruiken, wanneer die personen handelen of oproepen om te handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. |
3. Beoordeling van de aanvraagdossiers op basis van de criteria
Bij enkele criteria is nog enige verdere toelichting nuttig, zowel wat de reden
betreft waarom ze gelden als criterium als wat de wijze aangaat waarop de
overheid het aanvraagdossier beoordeelt op het voldoen aan die criteria.
3.1. criterium inzake de maatschappelijke relevantie van de plaatselijke kerk-
of geloofsgemeenschap
3.1.1. aantal gelovigen
Om de maatschappelijke relevantie van een plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschap te bepalen is het aantal gelovigen een valabel gegeven maar
op zichzelf toch geen afdoend criterium. In het besluit van 30 september 2005
wordt daarom ook geen absoluut minimum aantal gelovigen vastgesteld. Niettemin
blijft een zeker aantal gelovigen toch een graadmeter voor de beoordeling van
de maatschappelijke relevantie van een gemeenschap, dit voornamelijk ook om
toegang te kunnen geven aan de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap tot
onder meer de mogelijkheid tot financiėle ondersteuning.
Ik vertrouw erop dat het benaderende aantal gelovigen naar waarheid wordt
opgegeven door de respectievelijk aanvragers.
3.1.2. inschakeling in de lokale gemeenschap
Wanneer maatschappelijke relevante groepen of gemeenshappen een open en
constructieve houdig aannemen tegenover de ruime gemeenschap waartoe zij
behoren en ten opzichte van de democratisch gelegitimeerde gemeente- en
provinciebesturen, dan versterkt dit de sociale cohesie en het samenleven van
burgers. De gemeenschap in haar geheel en de lokale burgerlijke overheid hebben
er alle belang bij dat een formele basis wordt gecreėerd voor overleg en
samenspraak. De bereidheid tot die houding is dan ook een criterium bij het
beoordelen van aanvraagdossiers. Alle door de aanvragers opgegeven initiatieven
in dat kader zullen bij de beoordeling gewaardeerd en in rekening gebracht
worden. Het gebruik van het Nederlands is vanzelfsprekend bijzonder bevorderend
als verbindend element bij de inschakeling in de Vlaamse gemeenschap. Het maakt
daardoor onmiskenbaar deel uit van de beoordeling bij de behandeling van het
aanvraagdossier.
3.2. criterium inzake de verbintenis betreffende de inburgeringplicht
Dit criterium past binnen het verzekeren van het goede beheer van de
temporaliėn van de eredienst. Het is daardoor zeker een element ter beoordeling
van de vraag of aan de betrokken plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap de
erkenning kan worden gegeven.
3.3. criterium inzake de verbintenis individuen die handelen of oproepen om te
handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de
rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te weren uit de organisatie en
de werking van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap
Als erkenningcriterium wordt de nadruk gelegd op de basisregelgeving zoals die
opgenomen is in de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van
de mens en de fundamentele vrijheden. De beoordeling van de erkenningaanvragen
met betrekking tot het eventueel weren van sommige personen uit de werking en
de organisatie, zal beperkt worden tot een toetsing aan die regels die deel uit
maken van de fundamenten van de democratie.
V. Adviesprocedure
Vóóraleer de erkenningbeslissing wordt genomen, worden de erkenningaanvragen
ook onderworpen aan het (niet bindend) advies van een aantal andere overheden.
1. Advies van de gemeentelijke en provinciale besturen
Zo wordt het advies ingewonnen van de gemeentera(a)d(en) van het territoriaal
werkingsgebied van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschapen en van de
gemeente- of provinciera(a)d(en) die, in voorkomend geval, moeten bijdragen in
het budget van de betrokken eredienstinstelling.
Buiten deze mogelijke financiėle betrokkenheid van de gemeenten en provincies
zijn de gemeentebestuurders van de gebiedsomschrijving immers bij voorrang goed
geplaatst om een advies te verstrekken over de verschillende elementen uit de
erkenningaanvraag.
De betrokken raden dienen hun advies uit te brengen binnen vier maanden, nadat
de Vlaamse overheid hen hierom heeft verzocht. Geen advies binnen die termijn
wordt aanzien als een gunstig advies.
2. Advies van de federale overheid (Justitie)
Ingevolge het samenwerkingsakkoord van 27 mei 2004 met de federale overheid
worden de erkenningaanvragen ook voor advies voorgelegd aan de federale
overheid (minister van Justitie). Deze beschikt ook over een termijn van vier
maanden, die overigens gelijktijdig met de aviestermijn voor de gemeente loopt.
Indien dit advies negatief is op basis van elementen die de veiligheid van de
Staat of de openbare orde aanbelangen wordt de erkenningprocedure opgeschort.
VI. De erkenning
1. Vormvereisten van het erkenningbesluit
De beslissing tot erkenning wordt gemotiveerd. Op die wijze kunnen de
aanvragers kennis nemen van de overwegingen die tot de erkenning of weigering
van erkenning hebben geleid en desgevallend van de redenen waarom van de
verleende adviezen is afgeweken.
Desgevallend bevat het erkenningbesluit ook de verdeelsleutel van de kosten
tussen de openbare besturen die betrokken zijn bij grensoverschrijdende
plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschappen. In dat geval wordt hun advies
ingewonnen.
2. Kennisgeving aan de aanvrager
De aanvrager wordt van het erkenningbesluit in kennis gesteld via een ter post
aangetekende brief. Een afschrift wordt gestuurd aan de betrokken gemeente(n)
of provincie(s) en aan de minister van Justitie.
VII. Opheffing van erkenning
Het besluit van 30 september 2005 houdt ook de mogelijkheid in voor de Vlaamse
Regering om de erkenning op te heffen indien de plaatselijke kerk- of
geloofsgemeenschap niet meer voldoet aan één of meerdere erkenningcriteria. De
opheffing van de erkenning is gemotiveerd.
Vooraleer het besluit tot opheffing kan genomen worden, zal eerst aan het
representatief orgaan gevraagd worden een dossier te bezorgen met de stukken en
inlichtingen die worden aangeduid en het voornemen om de erkenning op te
heffen. Daarnaast moet de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap ook de
mogelijkheid krijgen om verantwoordingsstukken en elementen betreffende de
beoordelingscriteria aan het representatief orgaan te verstrekken om het
dossier te ondersteunen. Op basis van al deze elementen zal geoordeeld worden
of de betrokken plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap haar erkenning verliest.
VIII. Jaarlijks verslag over de concrete toepassing van de betrokkenheid van de
plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap bij het geheel van de lokale
gemeenschap.
Het besluit van 30 september 2005 verplicht de plaatselijke kerk- en
geloofsgemeenschappen die een erkenning bekomen op basis van dit besluit, om
elk jaar, bij het indienen van het budget, een verslag te bezorgen inzake haar
concrete betrokkenheid bij het geheel van de lokale gemeenschap.
Zoals reeds werd aangegeven, geldt deze verplichting niet voor de plaatselijke
kerk- en geloofsgemeenschappen, die reeds erkend werden voor het van kracht
worden van het besluit van 30 september 2005. Die verplichting geldt slechts
voor alle erkenningen, verleend op basis van het nieuwe besluit van de Vlaamse
Regering.
Dit verslag bevat een verduidelijking van de wijze waarop de plaatselijke kerk-
of geloofsgemeenschap in haar werking en haar contacten met gelovigen en derden
(uitgezonderd in vervand met de liturgie) de Nederlandse taal gebruikt en hoe zij
haar contacten met de bestuurlijke overheid van de gemeente(n) van haar
gebiedsomschrijving organiseert.
De gemeenteoverheid (of naargelang van het geval : de provincieoverheid) stuurt
een afschrift van dit verslag naar de gouverneur, eventueel samen met haar
bemerkingen over de toepassing van deze bepalingen. Als de gemeenteoverheid (of
naargelang van het geval de provincieoverheid) of de gouverneur bemerkingen
formuleert over de toepassing van deze bepalingen, rapporteert de gouverneur
erover aan de Vlaamse Regering binnen een termijn van 30 dagen, samen met zijn
advies ter zake.
IX. Slotbepalingen
Ik verzoek u de datum van de bekendmaking van deze omzendbrief in het Belgisch
Staatsblad op te nemen in het volgende nummer van het Bestuursmemoriaal.
Ik stuur deze omzendbrief ook rechtstreeks aan alle gemeentebesturen,
provinciebesturen en de representatieve organen van de erkende erediensten.
Deze omzendbrief kan geraadpleegd worden via het internet op het volgend adres
: http://www.binnenland.vlaanderen.be/regelgeving/omzend.htm
Nota
(1) Onder plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap wordt verstaan : de
territoriale entiteit van de erkende erediensten zijnde een parochie (voor de
Room-katholieke, Orthodoxe en Anglicaanse eredienst), een kerkgemeente (voor de
Protestantse eredienst), een Israėlitische gemeente (voor de Israėlitische
eredienst) en een Islamitische gemeenschap (voor de Islamitische eredienst).
1°) de identificatie van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap waarvan de erkenning wordt gevraagd |
dit bevat alle gegevens die nodig zijn om de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap waarvan de erkenning wordt gevraagd te kunnen identificeren. Het betreft minstens de naam, de denominatie, in voorkomend geval de rechtsvorm (bijvoorbeeld v.z.w.), het adres, de naam en het adres van de verantwoordelijke van de eredienst op het ogenblik van de indiening van de aanvraag |
2°) de gebiedsomschrijving |
hieronder wordt verstaan de precieze aanduiding van het territoriaal werkingsgebied van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap: de naam van de gemeente(n) of van de delen ervan |
3°) de infrastructuur bestemd voor de eredienst |
dit betreft de gegevens over het gebouw (incl. volledig adres en oppervlakte) dat binnen de gebiedsomschrijving bestemd is voor de uitoefening van de eredienst. Ook moet worden aangeduid of het betrokken gebouw eigendom is van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap, dan wel of het bijvoorbeeld gehuurd wordt, er enkel een recht van gebruik op is, enz. Indien er meerdere gebouwen binnen de gebiedsomchrijving bestemd zijn voor de eredienst moeten ook voor deze gebouwen de vermelde gegevens opgegeven worden. Er moet aangeduid worden welk gebouw het hoofdgebouw is |
4°) andere infrastructuur |
Als de plaatselijke kerk-of geloofsgemeenschap ook nog andere infrastructuur gebruikt, moet dit vermeld worden met het volledige adres en de reden van gebuik alsook of het gebouw(en) eigendom is of gehuurd enz. |
5°) de inventaris van de patrimoniale toestand en financiėle (voor de eredienst) |
dit houdt in dat het vermogen en de inkomsten en uitgaven moeten opgegeven worden met specificatie van leninglasten enz. |
6°) een financieel plan |
dit plan moet een overzicht inhouden, voor de eerstvolgende drie kalenderjaren, van de voorziene ontwikkeling van de financiėle toestand. Daarin moeten de verwachte uitgaven en ontvangsten opgenomen worden -inclusief de eventuele financiėle bijdrage van de gemeente(n) of provincie(s) -en ook de voorziene planning van de investeringsuitgaven met hun voorgenomen financieringswijze |
7°) de aanvraag van een bezoldigde bedienaar van de eredienst |
dit gaat om de aanvragen van een plaats van bezoldigd bedienaar van de eredienst bij de bevoegde federale overheid (minister van Justitie). Indien er meerdere plaatsen worden aangevraagd moet het aantal daarvan opgegeven worden en ook de identiteit van de betrokkenen. |
8°) een toelichtende nota waaruit de maatschappelijke relevantie van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap blijkt |
deze nota moet de nodige elementen vermelden waaruit de maatschappelijke relevantie van de geloofsgemeenschap blijkt met inbegrip van haar betrokkenheid bij het geheel van de lokale leefgemeenschap binnen de gebiedsomschrijving. Daarbij moeten minimaal volgende elementen aangegeven worden: 1°) het aantal gelovigen (bij benadering) binnen de gebiedsomschrijving, eventueel opgesplitst per gemeente. 2°) de wijze waarop de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich inschakelt in de lokale gemeenschap van de gemeente, met inbegrip van: de wijze waarop ze het Nederlands gebruikt in haar werking en haar contacten met gelovigen en derden (uitgezonderd de door de liturgie voorgeschreven bepalingen) de organisatie van haar contacten met de bestuurlijke overheid van de gemeente(n) van haar gebiedsomschrijving |
9°) een schriftelijke verklaring met de verbintenis van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap de taalwet na te leven |
hiermee moet de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich ertoe verbinden dat ze, wanneer ze erkend wordt, de wetgeving inzake het gebruik van de talen in bestuurszaken correct zal toepassen. Die verbintenis geldt ook voor alle openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid die opgericht zijn op grond van het decreet van 7 mei 2004 |
10°) een schriftelijke verklaring met verbintenis van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap dat haar geestelijke bedienaar(s) voldoet(n) aan de inburgeringplicht |
deze verbintenis betreft de inburgeringplicht die desgevallend op de bedienaars van de eredienst van toepassing is ingevolge het decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringbeleid. De verbintenis moet betrekking hebben op zowel de huidige als op de toekomstige bedienaars van de eredienst. |
11°) een schriftelijke verklaring met verbintenis de organisatie en werking van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap vrij te houden van bepaalde individuen |
in deze verklaring moet de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich ertoe verbinden personen die handelen of oproepen om te handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, te weren uit de organisatie en werking van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap |
12°) een schriftelijke verklaring met verbintenis bepaalde individuen en activiteiten uit de plaatsen van de kerk- of geloofsgemeenschap en de ermee verbonden instellingen te weren |
deze verklaring betreft de verbintenis van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap om, behoudens incidentele overmacht: - in geen geval, op welk danige wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten, die in strijd zijn met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, - individuen of verenigingen te weren uit gebruikte lokalen en plaatsen die de erkende plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschappen en alle openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid, die opgericht worden op grond van het decreet, gebruiken, wanneer die personen handelen of oproepen om te handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden |
13°) naam en adres van de contactpersoon van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap |
CRITERIA |
COMMENTAAR |
1. de volledigheid van het aanvraagdossier |
de minimaal vereiste stukken en inlichtingen moeten in het dossier aanwezig zijn |
2. de financiėle leefbaarheid van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap |
de beoordeling gebeurt op basis van het onderzoek van het financieel plan, rekening houdend met de patrimoniale en financiėle inventaris en (in voorkomend geval) de geraamde bijdrage van de gemeente(n) of de provincie(s) in de financiering van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap |
3. de maatschappelijke relevantie van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap |
de maatschappelijke relevantie moet minimaal aangetoond zijn aan de hand van: - een benaderende opgave van het aantal gelovigen binnen de gebiedsomschrijving (eventueel opgesplitst per gemeente) - de wijze waarop de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap zich inschakelt in de lokale gemeenschap van de gemeente, met inbegrip van: de wijze waarop ze het Nederlands gebruikt in haar werking en haar contacten met gelovigen en derden (uitgezonderd de door de liturgie voorgeschreven bepalingen) de organisatie van haar contacten met de bestuurlijke overheid van de gemeente(n) van haar gebiedsomschrijving |
4. de correcte toepassing van de wetgeving inzake het gebruik van talen in bestuurszaken |
overeenkomstig de schriftelijke verklaring houdende de verbintenis tot de correcte toepassing van de taalwetgeving |
5. de verbintenis inzake het voldoen aan de inburgeringplicht door de huidige en toekomstige geestelijke bedienaars |
overeenkomstig de schriftelijke verklaring terzake |
6. de verbintenis om de organisatie en werking van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap vrij te houden van bepaalde individuen |
het gaat om de verbintenis overeenkomstig de schriftelijke verklaring om individuen die handelen of oproepen om te handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, te weren uit de organisatie en werking van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap |
7. de verbintenis om geen medewerking te verlenen aan bepaalde activiteiten en bepaalde individuen of verenigingen te weren uit lokalen van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap en de ermee verbonden instellingen |
het betreft de verbintenis van de plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschap overeenkomstig de schriftelijke verklaring terzake om, behoudens incidentele overmacht: - in geen geval, op welk danige wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten, als zij in strijd zijn met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; - individuen of verenigingen te weren uit lokalen en plaatsen die de erkende plaatselijke kerk- of geloofsgemeenschappen en alle openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid die opgericht worden op grond van het decreet gebruiken, wanneer die personen handelen of oproepen om te handelen in strijd met de Grondwet en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. |