HOOFDSTUK I. -
Voorafgaande bepalingen.
Artikel 1.Deze
wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Zij zet de bepalingen om van de richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de
diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de
interne markt.
[1 Hoofdstuk IV voorziet in een
gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en
de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de
universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken
en -diensten, Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van
persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector
elektronische communicatie en Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende
samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor
handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming.]1
----------
(1)<W 2012-07-10/04, art. 122, 004; Inwerkingtreding :
04-08-2012>
Art. 2.
Voor de toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan
onder :
1° " dienst van de informatiemaatschappij " : elke dienst die
gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg op afstand en op
individueel verzoek van een afnemer van de dienst verricht wordt;
2° " elektronische post " : tekst-, spraak,
geluids- of beeldbericht dat over een openbaar
communicatienetwerk wordt verzonden en in het netwerk of in de eindapparatuur
van de ontvanger kan worden opgeslagen tot het door de afnemer wordt opgehaald;
3° " dienstverlener " : iedere natuurlijke of rechtspersoon die een
dienst van de informatiemaatschappij levert;
4° " gevestigde dienstverlener " : een dienstverlener die vanuit een
duurzame vestiging voor onbepaalde tijd daadwerkelijk een economische
activiteit uitoefent. De aanwezigheid en het gebruik van technische middelen en
technologieėn die nodig zijn voor het leveren van de dienst, vormen als zodanig
geen vestiging van de dienstverlener;
5° " afnemer van de dienst " : iedere natuurlijke of rechtspersoon
die, al dan niet voor beroepsdoeleinden, gebruikmaakt van een dienst van de
informatiemaatschappij, in het bijzonder om informatie te verkrijgen of
toegankelijk te maken;
6° " consument " : iedere natuurlijke persoon die uitsluitend voor
niet beroepsmatige doeleinden goederen of diensten verwerft of gebruikt;
7° " reclame " : elke vorm van communicatie bestemd voor het direct
of indirect promoten van de goederen, diensten of het imago van een
onderneming, organisatie of persoon die een commerciėle, industriėle of
ambachtelijke activiteit of een gereglementeerd beroep uitoefent.
Voor de toepassing van deze wet vormt het volgende op zich geen reclame :
a) informatie die rechtstreeks toegang geeft tot de activiteit van een
onderneming, organisatie of persoon, in het bijzonder een domeinnaam of een
elektronisch postadres;
b) mededelingen die onafhankelijk en in het bijzonder zonder financiėle
tegenprestatie zijn samengesteld;
8° " gereglementeerd beroep " : elke beroepsactiviteit voor zover de
toegang tot of uitoefening dan wel één van de wijzen van uitoefening door
wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen, direct of indirect
afhankelijk is gesteld van het bezit van een diploma, opleidingsbewijs of
bekwaamheidsattest;
9° " vrij beroep " : elke zelfstandige beroepsactiviteit, die
dienstverlening of levering van goederen omvat welke geen daad van koophandel
of ambachtsbedrijvigheid is, zoals bedoeld in de wet van 18 maart 1965 op het
ambachtsregister, en die niet wordt bedoeld in de wet van 14 juli 1991
betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de
consument, met uitsluiting van de landbouwbedrijvigheid en de veeteelt.
Art. 3.
Deze wet regelt bepaalde juridische aspecten van de diensten van de
informatiemaatschappij.
Zij is niet van toepassing op :
1° belastingen;
2° kwesties in verband met diensten van de informatiemaatschappij geregeld door
de wetgevende of reglementaire bepalingen tot bescherming van de persoonlijke
levenssfeer en de verwerking van persoonsgegevens;
3° kwesties in verband met overeenkomsten of praktijken die onder het
kartelrecht vallen;
4° de volgende diensten van de informatiemaatschappij :
a) de activiteiten van notarissen, voorzover die een
direct specifiek verband met de uitoefening van de publieke taken inhouden;
b) de vertegenwoordiging van een cliėnt en de verdediging van zijn belangen
voor het gerecht;
c) gokactiviteiten waarbij een geldbedrag wordt ingezet, met inbegrip van de
loterijen en weddenschappen.
HOOFDSTUK II. -
Grondbeginselen.
Afdeling 1. - Het beginsel van vrijheid van vestiging.
Art. 4.
Het starten en het uitoefenen van een activiteit van dienstverlener op het
gebied van de informatiemaatschappij worden niet afhankelijk gesteld van een
voorafgaande vergunning of enige andere vereiste met gelijke werking.
Het eerste lid laat vergunningsstelsels onverlet die niet specifiek en
uitsluitend betrekking hebben op de diensten van de informatiemaatschappij, of
die vallen onder de stelsels van vergunningen waarin titel III van de wet van
21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische
overheidsbedrijven voorziet.
Afdeling 2. - Het beginsel van vrij verrichten van
diensten.
Art. 5.
Het verrichten van diensten van de informatiemaatschappij door een op Belgisch
grondgebied gevestigde dienstverlener moet aan de in Belgiė van toepassing
zijnde vereisten voldoen.
Het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij op Belgisch
grondgebied, verricht door een in een andere Lid-Staat
van de Europese Unie gevestigde dienstverlener, is niet beperkt door de
vereisten toepasselijk in Belgiė of in andere staten.
Het eerste en het tweede lid zijn gericht op de specifieke of algemene
vereisten inzake de diensten van de informatiemaatschappij en de verleners van
deze diensten. Zij hebben geen betrekking op de vereisten inzake goederen als
zodanig, de fysieke levering ervan of diensten die niet langs elektronische weg
worden verleend.
Afdeling 3. - Afwijkingen van het beginsel van het
vrij verrichten van diensten.
Art. 6.
In afwijking van artikel 5, blijven de hoofdstukken IIIbis,
IIIter, Vbis en Vter van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der
verzekeringsondernemingen van toepassing.
In afwijking van artikel 5 is de reclame voor de verhandeling van aandelen van
maatschappijen die collectief beleggen in effecten, zoals bedoeld in artikel
105 van de wet van 4 december 1990 op de financiėle transacties en de
financiėle markten, onderworpen aan de wetgeving van de staat van verhandeling.
Artikel 5 is niet van toepassing :
1° op de vrijheid van de partijen om het op hun contract toepasselijke recht te
kiezen;
2° op contractuele verplichtingen betreffende consumentenovereenkomsten;
3° op het auteursrecht en naburige rechten, rechten met betrekking tot de
ligging van halfgeleidende producten, rechten sui generis inzake gegevensbanken, industriėle
eigendomsrechten;
4° wat betreft de formele geldigheid van contracten waarbij rechten op
onroerende zaken ontstaan of worden overgedragen, indien op die contracten
ingevolge het recht van de Lid-Staat van de Europese
Unie waar de onroerende zaak is gelegen, verplichte vormvereisten van
toepassing zijn;
5° op de toelating van ongevraagde reclame via elektronische post.
HOOFDSTUK III. - Informatie en
doorzichtigheid.
Art. 7.
§ 1. Onverminderd de overige wettelijke en reglementaire
informatievoorschriften zorgt elke dienstverlener van de informatiemaatschappij
ervoor dat de afnemers van de dienst en de bevoegde autoriteiten gemakkelijk,
rechtstreeks en permanent toegang krijgen tenminste tot de volgende informatie
:
1° zijn naam of handelsnaam;
2° het geografische adres waar de dienstverlener is gevestigd;
3° nadere gegevens die een snel contact en een rechtstreekse en effectieve
communicatie met hem mogelijk maken, met inbegrip van zijn elektronisch
postadres;
4° desgevallend het handelsregister waar hij is ingeschreven en zijn
inschrijvingsnummer;
5° wanneer een activiteit aan een vergunningsstelsel is onderworpen, de
gegevens over de bevoegde toezichthoudende autoriteit;
6° wat gereglementeerde beroepen betreft :
a) de beroepsvereniging of beroepsorganisatie waarbij de dienstverlener is
ingeschreven,
b) de beroepstitel en de staat waar die is toegekend,
c) een verwijzing naar de van toepassing zijnde beroepsregels en de wijze van
toegang ertoe;
7° wanneer de dienstverlener een aan de belasting over de toegevoegde waarde
onderworpen activiteit uitoefent, het identificatienummer zoals bedoeld in
artikel 50 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;
8° de gedragscodes die hij desgevallend heeft onderschreven, alsook de
informatie over de manier waarop die codes langs elektronische weg kunnen
worden geraadpleegd.
§ 2. Onverminderd de overige wettelijke en reglementaire voorschriften op het
gebied van prijsaanduiding moeten de diensten van de informatiemaatschappij die
naar prijzen verwijzen, deze duidelijk en ondubbelzinnig aangeven en meer in
het bijzonder vermelden of belasting en leveringskosten inbegrepen zijn.
Art. 8.
§ 1. Onverminderd de overige wettelijke en reglementaire
informatievoorschriften verstrekt de dienstverlener, voordat de afnemer zijn
order langs elektronische weg plaatst, op duidelijke, begrijpelijke en
ondubbelzinnige wijze ten minste de volgende informatie :
1° de talen waarin het contract kan worden gesloten;
2° de verschillende technische stappen om tot de sluiting van het contract te
komen;
3° de technische middelen waarmee invoerfouten kunnen worden opgespoord en
gecorrigeerd voordat de order wordt geplaatst;
4° uitsluitsel omtrent de vraag of de dienstverlener het gesloten contract zal
archiveren en of het toegankelijk zal zijn.
§ 2. De contractuele bepalingen en de algemene voorwaarden van het contract
moeten de afnemer op een zodanige wijze ter beschikking worden gesteld dat hij
deze kan opslaan en weergeven.
Art. 9.
Voordat de afnemer zijn order plaatst, stelt de dienstverlener de afnemer passende
technische middelen ter beschikking, waarmee hij invoerfouten kan opsporen en
corrigeren.
Art. 10.
Wanneer de afnemer van een dienst langs elektronische weg een order plaatst,
worden de volgende beginselen in acht genomen :
1° de dienstverlener bevestigt zo spoedig mogelijk langs elektronische weg de
ontvangst van de order van de afnemer;
2° het ontvangstbewijs vermeldt onder meer een samenvatting van de order;
3° de order en het ontvangstbewijs worden geacht te zijn ontvangen wanneer deze
toegankelijk zijn voor de partijen tot wie zij zijn gericht.
Art. 11.
Partijen die niet als consument handelen, kunnen bij middel van overeenkomst
afwijken van de bepalingen van artikel 7, § 1, 8°, en van de artikelen 8, § 1,
9 en 10.
De bepalingen van artikel 7, § 1, 8°, van artikel 8, § 1, van artikel 9 en van
artikel 10, 1° en 2°, zijn niet van toepassing op contracten die uitsluitend
via uitwisseling van elektronische post gesloten zijn.
Art. 12.
Ten aanzien van de consumenten heeft de dienstverlener de plicht te bewijzen
dat aan de eisen voorzien in de artikelen 7 tot 10 is voldaan.
HOOFDSTUK IV. - Reclame.
Art. 13.
Onverminderd de overige wettelijke en reglementaire informatievoorschriften
voldoet de reclame die deel uitmaakt van een dienst van de
informatiemaatschappij, of een dergelijke dienst vormt, aan de volgende
voorwaarden :
1° (onmiddellijk na de ontvangst ervan is de reclame, vanwege de globale
indruk, met inbegrip van de presentatie, duidelijk als zodanig herkenbaar.
Indien dit niet het geval is draagt zij leesbaar, goed zichtbaar en
ondubbelzinnig de vermelding " reclame ";) <W 2004-07-09/30, art.
72, 002; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
2° de natuurlijke of rechtspersoon voor wiens rekening de reclame geschiedt, is
duidelijk te identificeren;
3° verkoopbevorderende aanbiedingen, zoals aankondigingen van
prijsverminderingen en eraan verbonden aanbiedingen, zijn duidelijk als zodanig
herkenbaar en de voorwaarden om van deze aanbiedingen gebruik te kunnen maken,
zijn gemakkelijk te vervullen en worden duidelijk en ondubbelzinnig aangeduid;
4° verkoopbevorderende wedstrijden of spelen zijn duidelijk als zodanig
herkenbaar en de deelnemingsvoorwaarden zijn gemakkelijk te vervullen en worden
duidelijk en ondubbelzinnig aangeduid.
Art. 14.§
1. Het gebruik van elektronische post voor reclame is verboden zonder de
voorafgaande, vrije, specifieke en geļnformeerde toestemming van de
geadresseerde van de boodschappen.
Op de gezamenlijke voordracht van de Minister bevoegd voor Justitie en van de
Minister bevoegd voor Economische Zaken, kan de Koning voorzien in
uitzonderingen op het verbod als bepaald in het eerste lid.
§ 2. Bij het versturen van reclame per elektronische post zorgt de
dienstverlener voor het volgende :
1° hij verschaft duidelijke en begrijpelijke informatie over het recht zich te
verzetten tegen het ontvangen, in de toekomst, van reclame;
2° hij duidt een geschikt middel aan om dit recht langs elektronische weg
efficiėnt uit te oefenen en stelt dit middel ter beschikking.
Op de gezamenlijke voordracht van de Minister bevoegd voor Justitie en van de
Minister bevoegd voor Economische Zaken, bepaalt de Koning de modaliteiten
volgens dewelke de dienstverleners de wil van de bestemmeling respecteren om
niet langer reclame via elektronische post te ontvangen.
§ 3. Bij het versturen van reclame per elektronische post is het verboden :
1° het elektronisch adres of de identiteit van een derde te gebruiken;
2° informatie te vervalsen of te verbergen die het mogelijk maakt de oorsprong
van de boodschap van de elektronische post of de weg waarlangs hij overgebracht
werd te herkennen.
[1 3° de bestemmeling van de
boodschappen aan te moedigen om websites te bezoeken die artikel 13 van deze
wet overtreden.]1
§ 4. De dienstverlener moet het bewijs leveren dat reclame via elektronische
post werd gevraagd.
----------
(1)<W 2012-07-10/04, art. 123, 004; Inwerkingtreding :
04-08-2012>
Art. 15.
Reclame die deel uitmaakt van een door een lid van een gereglementeerd beroep
verleende dienst van de informatiemaatschappij, of die op zichzelf een
dergelijke dienst uitmaakt, is toegestaan, mits de beroepsregels, met name ten
aanzien van de onafhankelijkheid, de waardigheid, de beroepseer en het
beroepsgeheim, alsmede de eerlijkheid ten opzichte van cliėnten en confraters
in acht worden genomen.
HOOFDSTUK V. - Langs elektronische weg gesloten
contracten.
Art. 16.
§ 1. Aan elke wettelijke of reglementaire vormvereiste voor de totstandkoming
van contracten langs elektronische weg is voldaan wanneer de functionele
kwaliteiten van deze vereiste zijn gevrijwaard.
§ 2. Voor de toepassing van § 1, moet in overweging worden genomen dat :
- aan de vereiste van een geschrift is voldaan door een opeenvolging van
verstaanbare tekens die toegankelijk zijn voor een latere raadpleging, welke
ook de drager en de transmissiemodaliteiten ervan zijn;
- aan de uitdrukkelijke of stilzwijgende vereiste van een handtekening is
voldaan wanneer deze laatste beantwoordt aan de voorwaarden van ofwel artikel
1322, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, ofwel van artikel 4, § 4, van de
wet van 9 juli 2001 tot vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridische
kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten;
- aan de vereiste van een geschreven vermelding van degene die zich verbindt,
kan worden voldaan door om het even welk procédé dat
waarborgt dat de vermelding effectief uitgaat van deze laatste.
§ 3. Tevens kan de Koning, binnen achttien maanden die volgen op de
inwerkingtreding van deze wet, elke wettelijke of reglementaire bepaling
aanpassen die een belemmering zou vormen voor het sluiten van contracten langs
elektronische weg en die niet onder de toepassing zou vallen van de §§ 1 en 2.
De koninklijke besluiten genomen krachtens het eerste
lid zijn opgeheven wanneer ze niet bij wet bekrachtigd geweest zijn binnen
vijftien maanden na hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 17.
Artikel 16 is niet van toepassing op de contracten die tot één van de volgende
categorieėn behoren :
1° contracten die rechten doen ontstaan of overdragen ten aanzien van
onroerende zaken, met uitzondering van huurrechten;
2° contracten waarvoor de wet de tussenkomst voorschrijft van de rechtbank, de
autoriteit of de beroepsgroep die een publieke taak uitoefent;
3° contracten voor persoonlijke en zakelijke zekerheden welke gesteld worden
door personen die handelen voor doeleinden buiten hun handels- of
beroepsactiviteit;
4° contracten die onder het familierecht of het erfrecht vallen.
HOOFDSTUK VI. -
Aansprakelijkheid van dienstverleners die als tussenpersoon optreden.
Afdeling 1. - " Mere conduit " (doorgeefluik).
Art. 18.
Wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in
een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte
informatie, of in het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk, is
de dienstverlener niet aansprakelijk voor de doorgegeven informatie, als aan
elk van de volgende voorwaarden voldaan is :
1° het initiatief tot de doorgifte niet bij de dienstverlener ligt;
2° de ontvanger van de doorgegeven informatie niet door de dienstverlener wordt
geselecteerd;
3° de doorgegeven informatie niet door de dienstverlener wordt geselecteerd of
gewijzigd.
Het doorgeven van informatie en het verschaffen van toegang in de zin van het
eerste lid omvatten de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van de
doorgegeven informatie, voor zover deze opslag uitsluitend dient om de
doorgifte in het communicatienetwerk te bewerkstelligen en niet langer duurt
dan redelijkerwijs voor het doorgeven nodig is.
Afdeling 2. - Opslag in de vorm van tijdelijke
kopiėring van gegevens.
Art. 19.
Wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven via
een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte
informatie, is de dienstverlener niet aansprakelijk voor de automatische,
tussentijdse en tijdelijke opslag van die informatie, wanneer deze opslag enkel
geschiedt om latere doorgifte van die informatie aan andere afnemers van de
dienst en op hun verzoek doeltreffender te maken, als aan elk van de volgende
voorwaarden is voldaan :
1° de dienstverlener de informatie niet wijzigt;
2° de dienstverlener de toegangsvoorwaarden voor de informatie in acht neemt;
3° de dienstverlener de alom erkende en in de bedrijfstak gangbare regels
betreffende de bijwerking van de informatie naleeft;
4° de dienstverlener niets wijzigt aan het alom erkende en in de bedrijfstak
gangbare rechtmatige gebruik van technologie voor het verkrijgen van gegevens
over het gebruik van de informatie;
5° de dienstverlener prompt handelt om de door hem opgeslagen informatie te
verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken, zodra hij er daadwerkelijk
kennis van heeft dat de informatie verwijderd werd van de plaats waar zij zich
oorspronkelijk in het net bevond, of dat de toegang ertoe onmogelijk werd
gemaakt, of zodra een administratieve of gerechtelijke autoriteit heeft bevolen
de informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken en voorzover hij handelt overeenkomstig de procedure voorzien
in artikel 20, § 3.
Afdeling 3. - Hosting (host-diensten).
Art. 20.
§ 1. Wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in de opslag van
de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, is de dienstverlener
niet aansprakelijk voor de op verzoek van de afnemer van de dienst opgeslagen
informatie, op voorwaarde dat :
1° de dienstverlener niet daadwerkelijk kennis heeft van de onwettige activiteit
of informatie, of wat een schadevergoedingsvordering betreft, geen kennis heeft
van feiten of omstandigheden waaruit het onwettelijke karakter van de
activiteit of de informatie blijkt; of
2° de dienstverlener, zodra hij van het bovenbedoelde daadwerkelijk kennis
heeft, prompt handelt om de informatie te verwijderen of de toegang ertoe
onmogelijk te maken en voor zover hij handelt overeenkomstig de procedure
bepaald in § 3.
§ 2.
§ 1 is niet van toepassing wanneer de afnemer van de dienst op gezag of onder
toezicht van de dienstverlener handelt.
§ 3. Wanneer de dienstverlener daadwerkelijk kennis krijgt van een onwettige
activiteit of informatie, meldt hij dit onverwijld aan de procureur des
Konings, die de nodige maatregelen neemt overeenkomstig artikel 39bis van het
Wetboek van strafvordering.
Zolang de procureur des Konings geen beslissing heeft genomen met betrekking
tot het kopiėren, ontoegankelijk maken en verwijderen van de in een
informaticasysteem opgeslagen gegevens, kan de dienstverlener enkel maatregelen
nemen om de toegang tot de informatie te verhinderen.
Afdeling 4. - Toezichtverplichtingen.
Art. 21.
§ 1. Met betrekking tot de levering van de in de artikelen 18, 19 en 20
bedoelde diensten hebben de dienstverleners geen algemene verplichting om toe
te zien op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te zoeken
naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden.
Het in het eerste lid genoemde beginsel geldt enkel voor de algemene
verplichtingen. Het laat het recht van de bevoegde gerechtelijke instanties
onverlet om, in een specifiek geval, een tijdelijke toezichtverplichting op te
leggen, indien een wet in deze mogelijkheid voorziet.
§ 2. (De in § 1 bedoelde dienstverleners zijn verplicht de bevoegde
gerechtelijke of administratieve autoriteiten onverwijld in kennis te stellen
van vermeende onwettige activiteiten of onwettige informatie die door de
afnemers van hun dienst worden geleverd.
Onverminderd andere wettelijke of reglementaire bepalingen dienen deze
dienstverleners de bevoegde gerechtelijke of administratieve autoriteiten op
hun verzoek alle informatie te verschaffen waarover zij beschikken en die
nuttig is voor de opsporing en de vaststelling van de inbreuken gepleegd door
hun tussenkomst.) <W 2005-07-20/41, art. 59, 003; Inwerkingtreding :
08-08-2005>
HOOFDSTUK VII. -
Controlemaatregelen en sancties.
Afdeling 1. - Waarschuwingsprocedure.
Art. 22.
Wanneer vastgesteld wordt dat een handeling een inbreuk vormt op deze wet of op
een uitvoeringsbesluit ervan, kan de Minister bevoegd voor Economische Zaken,
of de ambtenaar die hij met toepassing van artikel 23 aanwijst, een
waarschuwing richten aan de overtreder waarbij die tot beėindiging van deze
handeling wordt aangemaand.
De waarschuwing wordt aan de overtreder ter kennis gebracht binnen een termijn
van drie weken te rekenen vanaf de vaststelling van de feiten, door middel van
een aangetekende brief met ontvangstbericht of door de overhandiging van een
afschrift van het proces-verbaal waarin de feiten zijn vastgesteld. De
waarschuwing kan ook per fax of elektronische post worden meegedeeld.
De waarschuwing vermeldt :
1° de ten laste gelegde feiten en de overtreden wetsbepaling of wetsbepalingen;
2° de termijn waarbinnen zij dienen te worden stopgezet;
3° dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, ofwel de Minister
bevoegd voor Economische Zaken een vordering tot staking kan instellen, ofwel
de in artikel 23 aangestelde ambtenaren de procureur des Konings kunnen
inlichten of de regeling in der minne bepaald in artikel 24 kunnen toepassen.
Afdeling 2. - Opsporing en vaststelling van de bij
deze wet verboden daden.
Art. 23.
Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie,
kunnen de door de Minister bevoegd voor Economische Zaken aangestelde
ambtenaren de inbreuken bedoeld in artikel 26 van deze wet opsporen en
vaststellen.
De door deze ambtenaren opgemaakte processen-verbaal hebben bewijskracht tot
het tegendeel bewezen is. Een afschrift ervan wordt bij een aangetekende brief
met ontvangstmelding binnen dertig dagen na de datum van vaststelling, aan de
overtreder toegezonden.
Buiten de bepalingen waarin artikel 113, § 2, van de wet van 14 juli 1991
betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de
consument voorziet, bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg
in de Ministerraad, de bevoegdheden van de in het eerste lid genoemde
ambtenaren om inbreuken op te sporen en vast te stellen, die ze genieten bij de
uitoefening van hun functie.
Onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen in het bestuur, oefenen de
in het eerste lid genoemde ambtenaren de in het tweede lid verleende
bevoegdheden uit, onder het toezicht van de procureur-generaal en van de
federale procureur voor wat de taken betreft inzake de opsporing en de
vaststelling van inbreuken omschreven in deze wet.
Wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel 22, wordt het in het eerste lid
bedoelde proces-verbaal slechts aan de procureur des Konings toegezonden,
wanneer aan de waarschuwing geen gevolg is gegeven. Wanneer toepassing wordt
gemaakt van artikel 24, wordt het proces-verbaal aan de procureur des Konings
pas toegezonden, wanneer de overtreder niet is ingegaan op het voorstel tot
minnelijke schikking.
Afdeling 3. - Minnelijke schikking.
Art. 24.
De in artikel 23 bedoelde ambtenaren kunnen, op inzage van de processen-verbaal
die een inbreuk van de in artikel 26 genoemde voorschriften vaststellen, aan de
overtreders de betaling van een som voorstellen waarvan de betaling de
strafvordering doet vervallen.
De Koning stelt de tarieven alsook de wijze van betaling en inning vast.
Het in het eerste lid bedoelde bedrag mag niet meer belopen dan het maximum van
de bij artikel 26 van deze wet bepaalde geldboeten, verhoogd met de
opcentiemen.
De binnen de aangegeven termijn uitgevoerde betaling doet de strafvordering
vervallen, behalve indien tevoren een klacht gericht werd aan de procureur des
Konings, de onderzoeksrechter verzocht werd een onderzoek in te stellen of
indien het feit bij de rechtbank aanhangig gemaakt werd. In deze gevallen
worden de betaalde bedragen aan de overtreder teruggestort.
Art. 25.
De artikelen 22, 23 en 24 zijn niet van toepassing op titularissen van vrije
beroepen.
Afdeling 4. - Strafsancties.
Art. 26.
§ 1. Worden bestraft met een boete van 1.000 tot 20.000 euro de dienstverleners
die de met redenen omklede beschikkingen bedoeld in artikel 2, § 6, eerste lid,
van de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de
diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 77 van de
Grondwet, niet naleven.
§ 2. Met een geldboete van 250 tot 10.000 euro worden gestraft, zij die de
voorschriften van de artikelen 7 tot 10 en 13 overtreden.
§ 3. Met een geldboete van 250 tot 25.000 euro worden gestraft, zij die per
elektronische post reclame verzenden met overtreding van de voorschriften van
artikel 14.
§ 4. Met een geldboete van 500 tot 50.000 euro worden gestraft, zij die te
kwader trouw de voorschriften van de artikelen 7 tot 10, 13 en 14 overtreden.
§ 5. Met een geldboete van 1.000 tot 20.000 euro worden gestraft :
1° zij die de beschikkingen niet naleven van een vonnis of arrest gewezen op
grond van artikel 3 van de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde
juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld
in artikel 77 van de Grondwet, naar aanleiding van een vordering tot staking;
2° zij die met opzet het vervullen van de opdracht van de in artikel 23
genoemde personen voor het opsporen en vaststellen van de overtredingen of het niet-naleven van deze wet, verhinderen of belemmeren;
3° de dienstverleners die weigeren hun medewerking te verlenen, zoals vereist
door artikel 21, § 1, tweede lid, of door artikel 21, § 2.
Wanneer de feiten voorgelegd aan de rechtbank, het voorwerp zijn van een
vordering tot staking, kan er niet over de strafvordering beslist worden dan
nadat een in kracht van gewijsde gegane beslissing is
genomen over de vordering tot staking.
§ 6. De vennootschappen en verenigingen met rechtspersoonlijkheid zijn
burgerrechtelijk aansprakelijk voor de veroordelingen tot schadevergoeding,
geldboeten, kosten, verbeurdverklaringen, teruggave en geldelijke sancties van
welke aard ook, die wegens inbreuk op de bepalingen van deze wet tegen hun
organen of aangestelden zijn uitgesproken.
Dit geldt eveneens voor de leden van alle handelsverenigingen die geen
rechtspersoonlijkheid bezitten, wanneer de inbreuk door een vennoot,
zaakvoerder of aangestelde is gepleegd ter gelegenheid van een tot de
werkzaamheid van de vereniging behorende verrichting. Evenwel is de burgerrechtelijk
aansprakelijke vennoot persoonlijk niet verder gehouden dan tot de sommen of
waarden die de verrichting hem opgebracht heeft.
Deze vennootschappen, verenigingen en leden kunnen rechtstreeks voor de
strafrechter gedagvaard worden door het openbaar ministerie of door de
burgerlijke partij.
§ 7. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk
VII en van artikel 85, zijn van toepassing op de inbreuken bedoeld in dit
artikel.
Onverminderd de toepassing van de gewone regelen inzake herhaling, worden de in
§ 4 genoemde straffen verdubbeld wanneer de inbreuk zich voordoet binnen vijf
jaar na een in kracht van gewijsde gegane
veroordeling wegens dezelfde overtreding.
In afwijking van artikel 43 van het Strafwetboek, oordeelt de rechtbank, zo
deze een veroordeling uitspreekt naar aanleiding van een van de inbreuken
bedoeld in dit artikel, of de bijzondere verbeurdverklaring bevolen moet
worden. Deze bepaling is niet van toepassing in het geval van herhaling als
bedoeld in tweede lid van deze paragraaf.
Na het verstrijken van een termijn van tien dagen na de uitspraak, is de
griffier van de rechtbank of van het hof ertoe gehouden de Minister bevoegd
voor Economische Zaken elk vonnis of arrest betreffende een inbreuk bedoeld in
dit artikel ter kennis te brengen bij een gewone brief.
De griffier is eveneens verplicht de voormelde minister onverwijld in te
lichten over elke voorziening tegen een dergelijke uitspraak.
Art. 27.
De rechtbank kan de aanplakking van het vonnis of van de door haar opgestelde
samenvatting ervan bevelen gedurende de door haar bepaalde termijn zowel buiten
als binnen de inrichting van de overtreder, evenals de bekendmaking van het
vonnis of van de samenvatting ervan door middel van kranten of op enige andere
wijze, en dit alles op kosten van de overtreder; zij kan bovendien de
verbeurdverklaring bevelen van onrechtmatige winsten die met behulp van de
inbreuk werden gemaakt.
HOOFDSTUK VIII. -
Slotbepalingen.
Art. 28.
Artikel 1317 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :
" Ze mag op elke informatiedrager geplaatst worden, mits ze opgemaakt en
bewaard wordt onder de door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg
in de Ministerraad, bepaalde voorwaarden. "
Art. 29.
Artikel 23, 5°, tweede lid, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de
handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, ingevoegd
bij de wet van 25 mei 1999, wordt opgeheven.
Art. 30. In de bijlage van de wet van 26 mei
2002 betreffende de intracommunautaire vorderingen tot staking op het gebied
van de bescherming van de consumentenbelangen wordt een punt 10° ingevoegd,
luidende :
" 10° De wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten
van de diensten van de informatiemaatschappij, en de uitvoeringsbesluiten
ervan. "
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands
zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden
bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 11 maart 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Economie,
Ch. PICQUE
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN.