Art. 10 § 1. Onverminderd de toepassing van andere
verbodsbepalingen die voortvloeien uit een wet, een decreet, een ordonnantie,
een reglement of statuut, is het ieder ambtenaar, openbare gezagdrager of ieder
ander natuurlijk of rechtspersoon belast met een openbare dienst verboden op
welke wijze ook, rechtstreeks of onrechtstreeks tussen te komen bij de gunning
van en het toezicht op de uitvoering van een overheidsopdracht van zodra hij
persoonlijk of via een tussenpersoon, belangen heeft in één van de inschrijvende
ondernemingen.
§ 2. Dit belang
wordt vermoed te bestaan :
1° zodra de
ambtenaar, openbare gezagdrager of ieder ander persoon belast met een openbare
dienst, bloed- of aanverwant is in de rechte lijn tot de derde graad en in de
zijlijn tot de vierde graad. met een der inschrijvers of met ieder ander
natuurlijk persoon die voor rekening van een van hen een directie- of
beheersbevoegdheid uitoefent;
2° indien de
ambtenaar, openbare gezagdrager of ieder ander natuurlijk of rechtspersoon
belast met een openbare dienst zelf of bij tussenpersoon eigenaar, mede-eigenaar
of werkend vennoot is van één van de inschrijvende ondernemingen dan wel in
rechte of in feite, zelf of bij tussenpersoon, een directie- of
beheersbevoegdheid uitoefent.
§ 3. Indien de ambtenaar,
openbare gezagdrager of ieder ander natuurlijk of rechtspersoon belast met een
openbare dienst, zelf rechtstreeks of onrechtstreeks een of meer aandelen of
deelbewijzen ter waarde van ten minste 5 pct. van het maatschappelijk kapitaal
onder zich houdt van een van de inschrijvende ondernemingen, is hij verplicht
de bevoegde overheid daarvan kennis te geven.
Ieder ambtenaar, openbare gezagdrager of ieder ander natuurlijk of rechtspersoon belast met een openbare dienst die zich in een van de toestanden bevindt bedoeld in § 2, is gehouden zichzelf te wraken.