|
|
Patrimoniumgoederen
Om welk soort goederen het
gaat, wordt slechts omschreven. Eigendom is echter geen absolute vereiste.
In verwijzing naar artikel 34 van het Decreet moeten het goederen
zijn waarvoor de kerkraad alle handelingen van beheer en van beschikking kan
stellen, de gelden die toebehoren aan de kerkfabriek, of de goederen die aan de
eredienst ter beschikking worden gesteld.
Namelijk alle bezittingen,
vorderingen, rechten, schulden en verplichtingen, van welke aard ook, maar met
uitzondering van de verbruiksgoederen. De legaten en de stichtingen worden
afzonderlijk vermeld. Van de bezittingen die deel uitmaken van het privaat
patrimonium worden de rechten van het bestuur van de eredienst verduidelijkt.
Bezittingen zijn alle roerende en onroerende
goederen die deel uitmaken van het patrimonium van de kerkfabriek en die niet
aangemerkt worden als verbruiksgoederen.
Verbruiksgoederen gaan teniet bij een eenmalig (vb. miswijn) of kortstondig
gebruik (vb. altaarkaarsen). De andere roerende goederen gaan enige tijd mee en
zijn daarom aan veroudering (vb. biechtstoelen) of sleet onderhevig (vb.
kerkstoelen). Op zich zijn het dikwijls roerende goederen die door hun
bestemming of gebruik onroerend worden als dienstig voor de exploitatie van de
kerk.
Onroerende goederen zijn ondermeer het
kerkgebouw of de pastorij die ofwel eigendom van de kerkfabriek zijn, ofwel aan
de kerkfabriek worden ter beschikking gesteld.
Gelden zijn ook
roerende goederen maar worden apart opgenomen in financiële overzichten of
rekeningen.
Een vordering is elk bedrag dat door een welbepaalde derde
aan het bestuur van de eredienst verschuldigd is. Het zijn ontvangsten die nog moeten geïnd worden. Een
vordering wordt gekenmerkt door zijn toekomstige en onzekere aard. Een
vordering wordt slechts definitief een ontvangst voor het deel of voor het
geheel dat effectief geïnd wordt.
Een schuld is elk bedrag dat
door het bestuur van de eredienst aan een welbepaalde derde verschuldigd is. Het zijn betalingen
die nog moeten uitgevoerd worden. Een schuld wordt gekenmerkt door zijn
toekomstige en onzekere aard. Een schuld wordt slechts definitief een uitgave
voor het deel of voor het geheel dat effectief betaald wordt.
Rechten vloeien dikwijls
voor uit goederen die aan derden toebehoren, maar waarvan de opbrengsten of
renten bij legaat of testamentaire beschikking aan de eredienst werden
overgemaakt.
Verplichtingen vloeien
dikwijls voor uit stichtingen. Het zijn de (positieve) daden die een kerkbestuur moet
stellen als een aan een stichting verbonden voorwaarde [zie
Decreet, art. 51].
Toepassing artikel 35 van het
Decreet
©
PéDéWé 01.2009 Hoewel de teksten hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten,
decretale verordeningen en omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt
gegeven een persoonlijk standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar
administratie(s), noch de burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch
de kerkelijke overheid en haar instelling(en) verbindt.