|
|
|
|
|
Vlaams Ministerie van Bestuurszaken Agentschap
voor Binnenlands Bestuur Afdeling
Lokale en Provinciale Besturen – Financiën en Personeel Boudewijnlaan 30 – bus 70 1000 Brussel Tel. 02 553 40 03 - Fax 02 553 43 01 |
||
Omzendbrief
BB 2008/06 |
|||
|
|||
Omzendbrief |
|||
Aan
de provinciegouverneurs Ter
kennisgeving aan: - de representatieve organen van de erkende erediensten - de bestuursorganen van alle erkende besturen van
de eredienst -
de deputaties - de colleges van
burgemeester en schepenen |
|||
Datum: 18 juli 2008 |
|
||
|
|
||
Betreft: de boekhouding van de
besturen van de eredienst |
|
||
1 Inleiding: wijzigingen van de regelgeving
betreffende het financieel beheer
Sinds 1 januari
2008 zijn op het financieel beheer van alle besturen van de eredienst de regels
van toepassing van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële
organisatie en werking van de erkende erediensten en van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober
2006 houdende het algemeen reglement op boekhouding van de besturen van de
erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten.
Bij de eerste
evaluatie van de invoering van die regelgeving werd vastgesteld dat het wenselijk
was een wijziging door te voeren in de manier waarop de overschotten of
tekorten van de exploitatie van de voorgaande financiële boekjaren worden
verwerkt in de budgetten en meerjarenplannen.
Daarom heeft de
Vlaamse Regering op 27 juni 2008 haar principiële goedkeuring gehecht aan een
wijziging van het besluit van 13 oktober 2006. Om diezelfde reden zal ook het
ministerieel besluit van 27 november 2006 tot vaststelling van de
modellen van de boekhouding van de besturen van de eredienst en ter uitvoering
van artikel 46 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2006
houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de
eredienst en van de centrale besturen van de eredienst, worden gewijzigd.
De wijziging houdt
in dat het overschot of tekort van de exploitatie van twee financiële boekjaren
voordien in de regelgeving vervangen wordt door het gecorrigeerde overschot of
tekort van de exploitatie van twee financiële boekjaren voordien. Dat
gecorrigeerde overschot of tekort is gelijk aan het overschot of tekort van de
exploitatie in de jaarrekening van twee financiële boekjaren voordien, verminderd
met het bedrag dat als gecorrigeerd overschot of tekort opgenomen werd in het
budget van het voorafgaande jaar. Het gecorrigeerde overschot of tekort dat in
het budget voor 2009 moet worden opgenomen, is dus gelijk aan het overschot of
tekort van de exploitatie in de jaarrekening over 2007, verminderd met het bedrag
op de rij K van het budget voor 2008.
Stel dat de rekening
over het financiële boekjaar 2007 een overschot van 100 had op de exploitatie
en dat in het budget voor 2008 op de rij K een bedrag van 60 stond
ingeschreven, dan zal in het budget voor 2009 een bedrag van 40 moeten worden
opgenomen, als gecorrigeerd overschot van de exploitatie van 2007.
De besturen van de
erediensten die hun budget voor 2009 al hebben opgesteld met een waarde op de
rij K die is berekend volgens de vroegere berekeningswijze, kunnen het best
zelf de afweging maken of ze dat nog aanpassen, eventueel bij een budgetwijziging.
Als in het budget voor 2008 op de rij K maar een klein bedrag werd opgenomen,
is het misschien niet nodig om een aanpassing aan te brengen. Als op de rij K in
het budget voor 2008 een aanzienlijk bedrag werd ingeschreven, is het wel raadzaam
om de K-waarde in het budget voor 2009 aan te passen zodat problemen in de toekomst
worden vermeden.
Hieronder vindt u
meer informatie over wat die wijziging betekent voor de voorstelling in de
budgetten en de meerjarenplannen. Het onderstaande vervangt de passages in mijn omzendbrief BB 2007/01 van 12 januari
2007 in verband met de evenwichtsverplichting van het budget (op pagina 14 tot
16) en de evenwichtsverplichting van het meerjarenplan (op pagina 7 en 8). Voor
het overige blijft de inhoud van de omzendbrief BB 2007/01 geldig.
2 De
verwerking van de overschotten en tekorten in het budget
Uit de cijfers van de financiële nota van het budget moet blijken dat de
financiën van het bestuur van de eredienst in evenwicht zijn. Daarom wordt er
een verplicht evenwicht opgelegd in artikel 20 van het reglement. Dat evenwicht
in de exploitatie kan schematisch als volgt worden weergegeven:
exploitatieontvangsten |
|
- exploitatie-uitgaven |
|
|
exploitatie voor
overboekingen |
- overboekingen naar
investeringen |
|
|
exploitatie eigen
dienstjaar |
gecorrigeerd overschot/tekort
exploitatie n-2 |
|
|
exploitatie voor toelage |
exploitatietoelage |
|
|
nul |
In het model van de financiële nota voor het budget wordt de volgende
voorstelling opgelegd:
A |
eredienst |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
B |
gebouwen van de eredienst |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
C |
bestuur van de eredienst |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
D |
privaat patrimonium |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
E |
stichtingen |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
F |
exploitatie zonder
financiering |
totaal (A-E) |
totaal (A-E) |
overschot/tekort |
G |
financiering |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
H |
exploitatie voor
overboekingen |
som F+G |
som F+G |
overschot/tekort |
I |
overboekingen |
totaal |
||
J |
exploitatie eigen financieel boekjaar |
verschil (H-I) |
||
K |
gecorrigeerd overschot/tekort exploitatie n-2 |
verschil (K1-K2) |
||
|
K1 overschot/tekort exploitatie n-2 |
xx |
||
|
K2 gecorrigeerd overschot/tekort in budget n-1 |
xx |
||
L |
exploitatie voor toelage |
som J+K |
||
M |
exploitatietoelage |
xx |
||
|
M1 gewone exploitatietoelage |
xx |
||
|
M2 achterstallige exploitatietoelage |
(xx) |
||
N |
overschot exploitatie |
som L+M (0) |
Per hoofdfunctie wordt in deze tabel het totaal van de ontvangsten en
van de uitgaven opgenomen, en het overschot of tekort waarin dat resulteert.
Daarvan wordt dan een tussentotaal (F) gemaakt zonder de hoofdfunctie
financiering, wat het totaal oplevert van de ontvangsten en uitgaven die werkelijk
op dat financiële boekjaar betrekking hebben: dus zonder de aflossingen van de
leningen. Als bij dat tussentotaal ook de hoofdfunctie financiering wordt geteld,
wordt het totaal van de exploitatie voor overboekingen (H) verkregen. Daar
moeten dan de eventuele overboekingen naar de investeringen worden bijgeteld om
het totaal van de exploitatie van het eigen financiële boekjaar (J) te krijgen.
Voordat de exploitatietoelage kan worden berekend, moet eerst nog het
resultaat van de exploitatie van de voorgaande jaren worden opgenomen in de
berekening. Wat het gemeente- of provinciebestuur vroeger te veel heeft
betaald, wordt daardoor in mindering gebracht op de exploitatietoelage. Concreet
gebeurt die correctie aan de hand van het overschot of tekort van de
exploitatie in de rekening van twee financiële boekjaren voordien (K1),
verminderd met het bedrag dat in het budget voor het voorgaande jaar werd
opgenomen op de rij K (K2). Het bedrag dat zo verkregen wordt, wordt het gecorrigeerde
overschot of tekort van de exploitatie van twee financiële boekjaren voordien (K)
genoemd. Het is niet mogelijk dat gecorrigeerde overschot of tekort te
vervangen door het werkelijke overschot van de exploitatie van het voorgaande
financieel boekjaar, ook niet nadat de rekening van dat jaar vastgesteld is. Als
het budget eenmaal is vastgesteld, blijft het bedrag op de rij K van het budget
dus ongewijzigd.
De som van de exploitatie van het eigen financiële boekjaar en het gecorrigeerde
overschot of tekort van de exploitatie van twee financiële boekjaren voordien,
levert het totaal van de exploitatie voor toelage op. Als dat een negatief
getal is, dan is het bedrag dat nodig is om op nul te komen, het bedrag van de
exploitatietoelage (M) voor dat jaar.
Het is van belang te onderstrepen dat weliswaar per hoofdfunctie het
overschot of tekort wordt berekend, maar dat daaraan geen enkel gevolg
gekoppeld kan worden. Die tussentotalen zijn alleen bedoeld om een algemeen
overzicht te krijgen van de ontvangsten en uitgaven van het bestuur van de
eredienst en dienen dus zeker niet om een evenwicht per hoofdfunctie op te
leggen.
Er wordt in dit overzicht ook een rij opgenomen waarin de eventuele
achterstallige exploitatietoelagen van de voorgaande jaren kunnen worden ingevoerd.
Daardoor kan het bestuur verduidelijken dat een gedeelte van de
exploitatietoelage voor het jaar van het budget in feite nog een achterstallige
verplichting is van het gemeente- of provinciebestuur. Aangezien er vertrokken
wordt van het resultaat van twee jaar voordien, zal dat normaal alleen in
uitzonderlijke gevallen gebruikt worden.
Net als bij het meerjarenplan wordt op de evenwichtsverplichting een
uitzondering gemaakt voor de zelfbedruipende besturen. Ze kunnen, met
toepassing van artikel 20, derde lid, gemotiveerd afwijken van het verplichte
evenwicht. Dat geeft hen de mogelijkheid om op een soepeler manier om te gaan
met de verwerking van de overschotten en tekorten van het verleden in hun
budgetten. Aangezien er bij de zelfbedruipende besturen geen sprake is van een
exploitatietoelage, houdt dat geen risico’s in voor het betrokken gemeente- of
provinciebestuur. Het is wel van belang dat die afwijking afdoende gemotiveerd
wordt. De beleidsnota van het budget is wellicht de aangewezen plaats om die
motivering op te nemen.
Voor de
investeringen wordt de evenwichtsverplichting niet gewijzigd en blijft ook de
toelichting van de omzendbrief BB-2007/01 dus van kracht.
3 De
verwerking van de overschotten/tekorten in het meerjarenplan
Uit de cijfers van de financiële nota van het meerjarenplan moet ook
blijken dat de financiën van het bestuur van de eredienst in evenwicht zijn.
Daarom wordt er een verplicht evenwicht opgelegd voor elk jaar van het
meerjarenplan (artikel 9 van het reglement), waarbij ook voor elk jaar, als dat
nodig is, de gemeentelijke of provinciale exploitatietoelage wordt berekend.
Dat evenwicht in de exploitatie kan schematisch als volgt worden
weergegeven:
exploitatieontvangsten |
|
- exploitatie-uitgaven |
|
|
exploitatie voor
overboekingen |
- overboekingen naar
investeringen |
|
|
exploitatie eigen
dienstjaar |
(gecorrigeerd
overschot/tekort exploitatie n-2)* |
|
|
exploitatie voor toelage |
exploitatietoelage |
|
|
nul |
Het gecorrigeerde overschot of tekort van de exploitatie van twee
financiële boekjaren voordien wordt alleen in het eerste jaar van het
meerjarenplan in rekening gebracht. In de volgende vijf jaren wordt in het
meerjarenplan geen rekening gehouden met de overschotten en tekorten van het
verleden. In de jaarlijkse budgetten gebeurt die verrekening uiteraard wel.
Het verschil tussen het eerste financiële boekjaar van het meerjarenplan
en de daaropvolgende financiële boekjaren is te wijten aan het tijdstip waarop
het meerjarenplan wordt opgemaakt. Op dat ogenblik is alleen voor het eerste financiële
boekjaar het gecorrigeerde overschot of tekort van de exploitatie van twee
financiële boekjaren voordien bekend. Dat zal hetzelfde cijfer zijn als het
cijfer dat ook in het budget voor dat eerste financiële boekjaar wordt
opgenomen op de rij K.
Als het meerjarenplan wordt gewijzigd, dan moet voor het eerste jaar waarop
die wijziging betrekking heeft, wel rekening worden gehouden met het
gecorrigeerde overschot of tekort van de exploitatie van twee financiële
boekjaren voordien. Op dat moment zal immers alle informatie beschikbaar zijn die
daarvoor noodzakelijk is, namelijk de rekening van twee jaar daarvoor en het
budget van het voorgaande jaar. Bovendien zal een wijziging van het
meerjarenplan steeds samengaan met het vaststellen van een budget of een
budgetwijziging. Uiteraard moeten de cijfers van dat budget of die
budgetwijziging op dat ogenblik overeenkomen met wat in het eerste jaar van die
wijziging van het meerjarenplan werd opgenomen. Concreet zal bij een wijziging
van het meerjarenplan 2008-2013 voor de periode vanaf 2009 dus in het eerste
jaar waarop de wijziging betrekking heeft, d.w.z. 2009, dezelfde
evenwichtsverplichting gelden als voor het budget.
Bij een wijziging van het meerjarenplan moet dus het gecorrigeerde
overschot of tekort van de exploitatie van twee financiële boekjaren voordien
worden ingebracht. Als het om een tekort gaat dat te groot is om opgevangen te
worden binnen de marges van het budget, zal het vermoedelijk noodzakelijk zijn
om de exploitatietoelage te verhogen. In dat geval zal er opnieuw overleg
moeten worden gepleegd en zullen er nieuwe afspraken moeten worden gemaakt in
een gewijzigd meerjarenplan.
Het is niet toegestaan dat het meerjarenplan zou worden gewijzigd enkel
en alleen om een overschot van het verleden op te nemen. De overschotten en
tekorten van de exploitatie van het verleden worden normaal gezien in de
budgetten verrekend en alleen als het meerjarenplan om een andere reden moet
worden gewijzigd, kunnen die overschotten en tekorten op dat ogenblik wel
worden opgenomen in het meerjarenplan. Als het meerjarenplan systematisch zou
worden gewijzigd om de overschotten van het verleden ook in het meerjarenplan
op te nemen, zou dat een nutteloze administratieve inspanning meebrengen
doordat jaarlijks de zware procedure van de wijziging van het meerjarenplan
moet worden doorlopen. Bovendien zou de meerwaarde van het meerjarenplan
volledig onderuitgehaald worden. Een dergelijke werkwijze zou de besturen van
de eredienst in feite ook bestraffen voor het goede beheer dat geleid heeft tot
een exploitatieoverschot.
In het model voor het meerjarenplan wordt de volgende voorstelling
opgelegd:
A |
eredienst |
totaal |
B |
gebouwen van de eredienst |
totaal |
C |
bestuur van de eredienst |
totaal |
D |
privaat patrimonium |
totaal |
E |
stichtingen |
totaal |
F |
exploitatie. zonder
financiering |
som (A-E) |
G |
financiering |
totaal |
H |
exploitatie voor
overboekingen |
som F+G |
I |
overboekingen |
totaal |
J |
exploitatie eigen
financieel boekjaar |
verschil (H-I) |
K |
gecorrigeerd overschot/tekort
exploitatie n-2* |
xx |
L |
exploitatie voor toelage |
som J+K |
M |
exploitatietoelage |
xx |
N |
overschot exploitatie |
xx (0) |
Per hoofdfunctie wordt in de bovenstaande tabel het verschil tussen de
ontvangsten en uitgaven opgenomen. Daarvan wordt dan een tussentotaal gemaakt
zonder de hoofdfunctie financiering (F), wat het totaal oplevert van de
ontvangsten en uitgaven die werkelijk op dat financiële boekjaar betrekking
hebben: dat wil zeggen zonder de aflossingen van de leningen. Door bij dat
tussentotaal ook de hoofdfunctie financiering op te tellen, wordt het totaal
van de exploitatie voor overboekingen (H) verkregen. Daar moeten dan de
eventuele overboekingen naar de investeringen worden bijgeteld, om het totaal
van de exploitatie van het eigen financiële boekjaar (J) te krijgen.
Voordat de exploitatietoelage kan worden berekend, moet eerst nog het
resultaat van de exploitatie van de voorgaande jaren in de berekening worden
opgenomen. Concreet gebeurt die correctie in het meerjarenplan (of de wijziging
van het meerjarenplan) alleen voor het eerste financiële boekjaar (waarop die
wijziging betrekking heeft) aan de hand van het overschot of tekort van de
exploitatie in de rekening van twee financiële boekjaren voordien, verminderd
met het bedrag dat in het budget voor het voorgaande jaar werd opgenomen op de rij
K. Voor de overige financiële boekjaren van het meerjarenplan wordt geen
rekening gehouden met de overschotten en tekorten van de exploitatie in het
verleden. Op de rij K staat dus vanaf het tweede jaar normaal gezien steeds een
nul.
Voor het eerste financiële boekjaar van (de wijziging van) het
meerjarenplan levert de som van de exploitatie van het eigen financiële
boekjaar en het corrigeerde overschot of tekort van de exploitatie van twee
financiële boekjaren voordien, het totaal van de exploitatie voor toelage op. Voor
de overige jaren van het meerjarenplan is K gelijk aan nul en zal het totaal
van de exploitatie voor toelage (L) gelijk zijn aan het totaal van de
exploitatie van het eigen financiële boekjaar (J). Als dat een negatief getal
is, dan is het bedrag dat nodig is om op nul te komen, het bedrag van de
exploitatietoelage voor dat jaar.
Op die evenwichtsverplichting wordt in het reglement een uitzondering opgenomen.
De zelfbedruipende besturen, die geen beroep doen op een gemeentelijke of
provinciale exploitatietoelage, mogen met toepassing van artikel 9, vierde lid,
van het reglement afwijken van het verplichte evenwicht. Daardoor kunnen ze op
een soepeler manier omgaan met de verwerking van de overschotten en tekorten
van het verleden. Aangezien er bij de zelfbedruipende besturen geen sprake is
van een exploitatietoelage, houdt dat geen risico’s in voor het betrokken gemeente-
of provinciebestuur. Het is wel van belang dat die afwijking afdoende gemotiveerd
wordt. Die motivering wordt logischerwijze opgenomen in de strategische nota
van het meerjarenplan. Uiteraard moet een dergelijke alternatieve werkwijze ook
het voorwerp uitmaken van het overleg met het gemeente- of provinciebestuur.
Voor de
investeringen wordt de evenwichtsverplichting niet gewijzigd en blijft de
toelichting van de omzendbrief BB-2007/01 dus van kracht.
4 De
wijzigingen in de modellen
Naar aanleiding van
de wijzigingen van de evenwichtsdefinities worden ook de modellen van het
meerjarenplan en het budget aangepast. De aangepaste modellen van de
overzichtstabellen zijn in punt 2 en 3 van deze omzendbrief opgenomen.
Er wordt ook van de
gelegenheid gebruikgemaakt om de modellen op enkele punten te verduidelijken.
Zo bestond er verwarring over de rekeningnummers, die ontbraken in het model
van meerjarenplan maar die wel voorkwamen in het model van jaarrekening,
bijvoorbeeld het rekeningnummer 252, terugbetaling verdisconteerde
exploitatietoelage. Dat rekeningnummer was niet opgenomen in het model van
meerjarenplan omdat het niet de bedoeling kan zijn dat in die fase van de
financiële planning een verdiscontering al in de planning wordt opgenomen. Bij
de uitvoering van de planning zal echter kunnen blijken dat een verdiscontering
onvermijdelijk is. Die verdiscontering zal dan, op het einde van het financiële
boekjaar, in de jaarrekening voorkomen. Bij de actualisering van het
meerjarenplan moeten de cijfers van het meerjarenplan worden opgenomen in de
desbetreffende kolom van het meerjarenplan. Het is evident dat daarbij ook de eventuele
uitgaven op bijvoorbeeld rekeningnummer 252 moeten worden opgenomen, ook al was
dat rekeningnummer niet opgenomen in het initiële meerjarenplan.
Ook de rekeningen
voor creditnota’s en voor kleine giften werden wel opgenomen in het model voor
de jaarrekening, maar niet in het model voor het meerjarenplan, opnieuw op
basis van de redenering dat dergelijke ontvangsten niet op het niveau van de
meerjarenplanning geraamd kunnen worden. Nu is het echter mogelijk dat een belangrijke
creditnota bij budgetwijziging wordt opgenomen in een budget en dat
tegelijkertijd het meerjarenplan gewijzigd moet worden. In een dergelijke
situatie is er geen reden om die ontvangsten niet op te nemen in het meerjarenplan.
Als die ontvangsten niet worden opgenomen, kan dat zelfs aanleiding geven tot
problemen.
Omdat daar
verwarring over bestond, worden al die rekeningnummers nu wél opgenomen in het
model voor het meerjarenplan, maar werden ze gemarkeerd met een sterretje. Die
gemarkeerde rekeningnummers kunnen alleen gebruikt worden bij een actualisering
van het meerjarenplan of bij een wijziging van het meerjarenplan voor het eigen
financiële boekjaar.
Op een vergelijkbare
manier worden in het model voor het budget bepaalde rekeningnummers opgenomen
en gemarkeerd met een sterretje. Het gaat dan om rekeningen die wel in het
model voor de jaarrekening opgenomen waren, maar niet in het model voor het
budget. Die gemarkeerde rekeningen kunnen alleen gebruikt worden als het om een
budgetwijziging gaat. Het gaat dan opnieuw om rekeningen voor bijvoorbeeld
creditnota’s en kleine giften: ontvangsten en uitgaven die op zich moeilijk te
voorspellen zijn en dus niet in het oorspronkelijke budget opgenomen werden,
maar waarvoor het nuttig kan zijn om ze bij budgetwijziging toch op te nemen omwille
van het realistische beeld van het budget.
Merk ten slotte ook
op dat de rij K van het meerjarenplan eigenlijk verschillende cijfers kan
bevatten. In alle jaren van een (wijziging van het) meerjarenplan zal hier aanvankelijk
steeds een nul staan, behalve in het eerste. In het eerste jaar van een (wijziging
van het) meerjarenplan wordt hier het gecorrigeerde overschot of tekort van de
exploitatie van twee jaar voordien opgenomen, dat ook in het budget voor dat jaar
zal opgenomen zijn. Als bij een actualisering van het meerjarenplan de cijfers
van een budget werden opgenomen, zal op de rij K van die kolom de waarde van K
in dat budget worden opgenomen, d.w.z. het gecorrigeerde overschot of tekort
van de exploitatie van twee financiële boekjaren voordien. Als bij een actualisering
van het meerjarenplan de cijfers van de jaarrekening werden opgenomen, zal op
de rij K van die kolom het bedrag op de rij K van die jaarrekening worden opgenomen,
d.w.z. het overschot of tekort van de voorgaande jaarrekening. Volledigheidshalve
moet daar nog aan worden toegevoegd dat de zelfbedruipende besturen in de
planningsdocumenten (het meerjarenplan en het budget) desgewenst gemotiveerd
kunnen afwijken van de voorgeschreven verrekeningswijze.
X X X
Voor het overige worden
er geen wijzigingen aangebracht in de regelgeving. Voor toelichting daarbij
verwijs ik naar mijn omzendbrief BB 2007/01 van 12 januari 2007. In die
omzendbrief moeten de passages in verband met de evenwichtsverplichting van het
meerjarenplan (op pagina 7 en 8) en de evenwichtsverplichting van het budget
(op pagina 14 tot 16) worden vervangen door de toelichting van deze
omzendbrief, maar voor het overige blijft de inhoud van de omzendbrief BB
2007/01 onverkort geldig. Op de website van het Agentschap voor Binnenlands
Bestuur zal een gecoördineerde versie van de omzendbrief BB 2007/01 en deze
omzendbrief ter beschikking gesteld worden.
X X X
Ik verzoek u de besturen van de erkende
erediensten op de hoogte te brengen van deze omzendbrief door de vermelding in
het Bestuursmemoriaal van de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch
Staatsblad. Ik verzoek u deze omzendbrief tevens te sturen naar de lokale
besturen van de erkende erediensten.
Volledigheidshalve stuur ik deze omzendbrief
ook rechtstreeks naar de gemeentebesturen.
Deze omzendbrief kan geraadpleegd worden via
het internet op het volgende adres: http://binnenland.vlaanderen.be/regelgeving/omzend.htm.
Marino KEULEN
Vlaams minister van Binnenlands Bestuur,
Stedenbeleid, Wonen en Inburgering