|
|
Ontslag
Penningmeester
Als de functie van penningmeester eindigt, door zijn ontslag
of eventueel overlijden, moet er een eindrekening opgesteld worden van zijn
beheer binnen twee maanden [zie Decreet, art. 56, 1ste
lid]. Als het mandaat van de penningmeester ten einde loopt en hij wordt
herkozen, eindigt de functie niet en hoeft er dus geen eindrekening te worden
opgesteld.
Normaal maakt de penningmeester zelf zijn eindrekening op,
maar als hij daartoe niet meer in staat is, valt die verplichting ten laste van
zijn rechtverkrijgenden. Een eindrekening heeft dezelfde vorm als een
jaarrekening. De eindrekening wordt echter niet noodzakelijk afgesloten op 31
december, maar wel op de dag waarop het beheer door de penningmeester eindigt [zie AR-Bh tot 05.09.2008, art. 51].
Het bestuur van de eredienst neemt kennis van de
eindrekening en daarna volgt het document dezelfde procedure als een gewone
jaarrekening.
De rechtverkrijgenden, dit zijn ondermeer de
verantwoordelijke familieleden of de erfgenamen, zijn aldus verplicht om de
bewerkingen over te nemen. Dit is eerder een rechtsgevolg, dan een feitelijke
mogelijkheid. Het is weinig waarschijnlijk dat een familielid of een erfgenaam
van de stellen boekhoudkundige bewerkingen en accountantshandelingen op de
hoogte zal zijn.
Als een penningmeester ontslag neemt, zal het veelal het
gemakkelijkste zijn om de eindrekening te laten samenvallen met een
jaarrekening, door de nieuwe penningmeester op 1 januari in functie te laten
treden. In dat geval kan één document tegelijk dienst doen als jaarrekening en
als eindrekening.
Om hierover geen misverstanden te laten bestaan, moet die
dubbele functie van dat document duidelijk worden aangegeven [zie GV boekhouding 22.02.2008, pt. 10.4].
De eindrekening wordt aan de gouverneur als toezichthoudende
overheid toegestuurd.
Toepassing artikelen 8 en 56 van het Decreet.
©
PéDéWé 01.2009 Hoewel de teksten hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten,
decretale verordeningen en omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt
gegeven een persoonlijk standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar
administratie(s), noch de burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch
de kerkelijke overheid en haar instelling(en) verbindt.