Centraal
Kerkbestuur Gent Stad |
Deze webpagina is een
inlichtingsbron voor de leden van de kerkraden die vallen onder het Centraal
Kerkbestuur Gent Stad, maar mag ook geraadpleegd worden door andere
geïnteresseerde derden. |
A. Kerkraad
Budget
Termijnen
De
budgetten moeten jaarlijks door de kerkraden bij het Centraal kerkbestuur
ingediend worden voor 30 juni, dit wil zeggen uiterlijk op 29 juni [zie
Decreet, art. 46]. Het Centraal Kerkbestuur vraagt advies aan het erkend representatief
orgaan, hetzij
aan de Bisschop
of zijn aangestelde. De termijn waarover de bisschop beschikt is niet
vastgelegd.
Echter
is bepaald dat het Centraal kerkbestuur nà verkregen advies, de
budgetten bij de gemeenteraad moet indienen voor 01 oktober, hetzij ten laatste
op 30 september. Daaruit kan men besluiten dat de bisschop over een termijn beschikt van ongeveer 90
dagen (21 juli en 15 augustus vallen in principe als wettelijke feestdagen weg)
om zijn advies te verstrekken.
De
volledige uitputting van deze termijn brengt echter het Centraal Kerkbestuur
in een moeilijk parket, aangezien dit bestuur ook de wijzigingen van de
budgetten moet behandelen en deze gecoördineerd moet indienen bij de
gemeenteraad voor 15 september, dit wil zeggen uiterlijk op 14 september [zie Decreet,
art. 50].
Toepassing van artikel 47 van
het Decreet
Einde boekjaar en Verrekening van Inkomsten en
Uitgaven
Het financiële boekjaar
eindigt op 31 december.
Het is dus niet langer
mogelijk om in het begin van het jaar nog uitgaven te doen op het voorgaande
financiële boekjaar.
In het begin van januari kunnen nog wel de
uitgaven worden geboekt die op een bankuittreksel voorkomen met als bankdatum
31/12, maar geen nieuwe uitgaven meer worden gedaan die betrekking hebben op
het voorgaande jaar [vergelijk Nieuwe Gemeentewet, art. 238, 2de
lid: “ Behoren tot een dienstjaar alleen de rechten verkregen door de gemeente
en de verplichtingen aangegaan ten opzichte van de schuldeisers tijdens dit
dienstjaar, ongeacht het dienstjaar waarin zij worden vereffend.”].
Toepassing van artikel 45 van
het Decreet
Samenstellende delen, financiële nota
Het budget
bestaat uit een financiële nota en een beleidsnota. De financiële nota van het budget maakt een onderscheid tussen de
ontvangsten en uitgaven, inclusief overboekingen die betrekking hebben op de
exploitatie enerzijds en op de investeringen anderzijds.
Het budget
geeft de kredieten weer voor alle ontvangsten en uitgaven, inclusief
overboekingen, die tijdens dat financieel boekjaar kunnen worden verricht, met
uitzondering van de geldverrichtingen die enkel betrekking hebben op de
beschikbare kasvoorraad.
Het budget
geeft daarnaast de cijfers van de laatst vastgestelde jaarrekening, de cijfers
van het laatst vastgestelde budget en de voor dat financieel boekjaar opgenomen
cijfers uit het niet-geactualiseerde meerjarenplan. Wat de vorm en inhoud
aangaan, zijn er beperkingen opgelegd bij ministerieel besluit.
De financiële nota is de
cijfermatige vertaling van al wat het bestuur van de eredienst heeft gepland
voor dat financiële boekjaar. Het model voor die financiële nota werd
vastgesteld bij ministerieel besluit en is uiteraard op dezelfde wijze opgebouwd
als de financiële nota van het meerjarenplan.
Ter vergelijking worden
er naast de eigenlijke budgetcijfers ook de cijfers van de laatste vastgestelde
jaarrekening in opgenomen, de cijfers van het vorige budget en de cijfers van
het laatste niet-geactualiseerde meerjarenplan. Met dat laatste worden de
cijfers bedoeld die in het initiële (of gewijzigde) meerjarenplan stonden
voordat het budget werd opgesteld. In die zin is dat het niet-geactualiseerde
meerjarenplan, aangezien bij het opstellen van het budget het meerjarenplan
moet worden geactualiseerd door de budgetcijfers op te nemen in het
meerjarenplan. Het heeft geen zin om de cijfers van na die actualisering op te
nemen, aangezien die per definitie identiek zullen zijn aan de cijfers van het
budget.
Boekhoudkundig
moet het totaal van de geraamde ontvangsten in de exploitatie, aangevuld met de
eventuele gemeentelijke of provinciale exploitatietoelage, en [het gecorrigeerd
overschot of tekort van de exploitatie van twee financiële boekjaren voordien],
gelijk zijn aan de som van de geraamde uitgaven in de exploitatie en de
overboekingen. De gemeentelijke of provinciale exploitatietoelage is de
sluitpost van die berekening.
Het saldo
van de geraamde ontvangsten en de uitgaven van de investeringen, met inbegrip
van het overschot of tekort van de investeringen van twee financiële boekjaren
voordien, het eventuele negatieve saldo van de budgetwijziging van het
voorgaande financiële boekjaar, vermeld in artikel 23, tweede lid, en de
overboekingen, is gelijk aan of groter dan nul. De zelfbedruipende besturen
mogen gemotiveerd afwijken van de bepalingen van dit artikel.
Uit de
cijfers van de financiële nota van het budget moet blijken dat de financiën van
het bestuur van de eredienst in evenwicht zijn. Daarom wordt er een verplicht
evenwicht opgelegd in artikel 20 van het reglement.
Toepassing van artikel 46 van
het Decreet
Schematische voorstelling
Financiële nota
In het model van de financiële nota voor het budget wordt de volgende
voorstelling opgelegd:
A |
Eredienst |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
B |
gebouwen van
de eredienst |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
C |
bestuur van
de eredienst |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
D |
privaat
patrimonium |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
E |
Stichtingen |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
F |
exploitatie
zonder financiering |
totaal (A-E) |
totaal (A-E) |
overschot/tekort |
G |
Financiering |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
H |
exploitatie
voor overboekingen |
som F+G |
som F+G |
overschot/tekort |
I |
Overboekingen |
totaal |
||
J |
exploitatie
eigen financieel boekjaar |
verschil (H-I) |
||
K |
gecorrigeerd
overschot/tekort exploitatie n-2 |
verschil (K1-K2) |
||
|
K1
overschot/tekort exploitatie n-2 |
xx |
||
|
K2
gecorrigeerd overschot/tekort in budget n-1 |
xx |
||
L |
exploitatie
voor toelage |
som J+K |
||
M |
Exploitatietoelage |
xx |
||
|
M1 gewone
exploitatietoelage |
xx |
||
|
M2
achterstallige exploitatietoelage |
(xx) |
||
N |
overschot
exploitatie |
som L+M (0) |
Per hoofdfunctie wordt in deze tabel het totaal van de ontvangsten en van
de uitgaven opgenomen, en het overschot of tekort waarin dat resulteert.
Daarvan wordt dan een tussentotaal (F) gemaakt zonder de hoofdfunctie
financiering, wat het totaal oplevert van de ontvangsten en uitgaven die
werkelijk op dat financiële boekjaar betrekking hebben: dus zonder de
aflossingen van de leningen. Als bij dat tussentotaal ook de hoofdfunctie
financiering wordt geteld, wordt het totaal van de exploitatie voor overboekingen
(H) verkregen. Daar moeten dan de eventuele overboekingen naar de investeringen
worden bijgeteld om het totaal van de exploitatie van het eigen financiële
boekjaar (J) te krijgen.
Voordat de exploitatietoelage kan worden berekend, moet eerst nog het resultaat
van de exploitatie van de voorgaande jaren worden opgenomen in de berekening.
Wat het gemeente- of provinciebestuur vroeger te veel heeft betaald, wordt
daardoor in mindering gebracht op de exploitatietoelage. Concreet gebeurt die
correctie aan de hand van het overschot of tekort van de exploitatie in de
rekening van twee financiële boekjaren voordien (K1), verminderd met het bedrag
dat in het budget voor het voorgaande jaar werd opgenomen op de rij K (K2). Het
bedrag dat zo verkregen wordt, wordt het gecorrigeerde overschot of tekort van
de exploitatie van twee financiële boekjaren voordien (K) genoemd. Het is niet
mogelijk dat gecorrigeerde overschot of tekort te vervangen door het werkelijke
overschot van de exploitatie van het voorgaande financieel boekjaar, ook niet
nadat de rekening van dat jaar vastgesteld is. Als het budget eenmaal is
vastgesteld, blijft het bedrag op de rij K van het budget dus ongewijzigd.
De som van de exploitatie van het eigen financiële boekjaar en het
gecorrigeerde overschot of tekort van de exploitatie van twee financiële
boekjaren voordien, levert het totaal van de exploitatie voor toelage op. Als
dat een negatief getal is, dan is het bedrag dat nodig is om op nul te komen,
het bedrag van de exploitatietoelage (M) voor dat jaar.
Het is van belang te onderstrepen dat weliswaar per hoofdfunctie het
overschot of tekort wordt berekend, maar dat daaraan geen enkel gevolg
gekoppeld kan worden. Die tussentotalen zijn alleen bedoeld om een algemeen
overzicht te krijgen van de ontvangsten en uitgaven van het bestuur van de
eredienst en dienen dus zeker niet om een evenwicht per hoofdfunctie op te
leggen.
Er wordt in dit overzicht ook een rij opgenomen waarin de eventuele
achterstallige exploitatietoelagen van de voorgaande jaren kunnen worden
ingevoerd. Daardoor kan het bestuur verduidelijken dat een gedeelte van de
exploitatietoelage voor het jaar van het budget in feite nog een achterstallige
verplichting is van het gemeente- of provinciebestuur. Aangezien er vertrokken
wordt van het resultaat van twee jaar voordien, zal dat normaal alleen in
uitzonderlijke gevallen gebruikt worden.
Net als bij
het meerjarenplan wordt op de evenwichtsverplichting een uitzondering gemaakt
voor de zelfbedruipende besturen. Ze kunnen, met toepassing van artikel 20,
derde lid, gemotiveerd afwijken van het verplichte evenwicht. Dat geeft hen de
mogelijkheid om op een soepeler manier om te gaan met de verwerking van de
overschotten en tekorten van het verleden in hun budgetten. Aangezien er bij de
zelfbedruipende besturen geen sprake is van een exploitatietoelage, houdt dat
geen risico’s in voor het betrokken gemeente- of provinciebestuur. Het is wel
van belang dat die afwijking afdoende gemotiveerd wordt. De beleidsnota van het
budget is wellicht de aangewezen plaats om die motivering op te nemen.
Toepassing van artikel 46 van
het Decreet
Samenstellende delen,
beleidsnota
De beleidsnota verwoordt het beleid dat het bestuur van de eredienst
gedurende het desbetreffende financieel boekjaar zal voeren en verantwoordt
minimaal de wijzigingen ten opzichte van de cijfers voor dat financieel
boekjaar uit het niet-geactualiseerde meerjarenplan.
De beleidsnota is dus
eigenlijk de basis voor de cijfers van de financiële nota (en vervangt de
toelichting). Omdat die cijfers kunnen afwijken van de cijfers van het
meerjarenplan, is het van belang dat minstens die verschillen worden geduid.
Toepassing van artikel 46 van
het Decreet
Evenwicht
Boekhoudkundig
moet het totaal van de geraamde ontvangsten in de exploitatie, aangevuld met de
eventuele gemeentelijke of provinciale exploitatietoelage, en het gecorrigeerd
overschot of tekort van de exploitatie van twee financiële boekjaren voordien,
gelijk zijn aan de som van de geraamde uitgaven in de exploitatie en de
overboekingen. De gemeentelijke of provinciale exploitatietoelage is de
sluitpost van die berekening.
Het saldo
van de geraamde ontvangsten en de uitgaven van de investeringen, met inbegrip
van het overschot of tekort van de investeringen van twee financiële boekjaren
voordien, het eventuele negatieve saldo van de budgetwijziging van het
voorgaande financiële boekjaar, vermeld in artikel 23, tweede lid, en de overboekingen,
is gelijk aan of groter dan nul. De zelfbedruipende besturen mogen gemotiveerd
afwijken van de bepalingen van dit artikel.
Uit de
cijfers van de financiële nota van het budget moet blijken dat de financiën van
het bestuur van de eredienst in evenwicht zijn. Daarom wordt er een verplicht
evenwicht opgelegd in artikel 20 van het reglement.
Ook
in de investeringen wordt er een evenwichtsverplichting opgelegd. In
tegenstelling tot in het meerjarenplan wordt hier wel rekening gehouden met de
eventuele overschotten of tekorten in de investeringen in het verleden.
Toepassing van artikel 46 van
het Decreet
Schematische voorstelling
exploitatie-evenwicht
Dat evenwicht in de exploitatie kan schematisch als volgt worden
weergegeven
Exploitatieontvangsten |
|
-
exploitatie-uitgaven |
|
|
exploitatie
voor overboekingen |
-
overboekingen naar investeringen |
|
|
exploitatie
eigen dienstjaar |
gecorrigeerd
overschot/tekort exploitatie n-2 |
|
|
exploitatie
voor toelage |
Exploitatietoelage |
|
|
Nul |
Toepassing van artikel 46 van
het Decreet
Schematische voorstelling,
Investeringen en Financiële nota
In
het model voor de financiële nota van het budget wordt de volgende voorstelling
opgelegd:
O |
Eredienst |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
P |
gebouwen van de eredienst |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
Q |
bestuur van de eredienst |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
R |
privaat patrimonium |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
S |
Stichtingen |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
T |
investeringen zonder financiering |
som (O-S) |
som (O-S) |
overschot/tekort |
U |
Financiering |
ontvangsten |
uitgaven |
overschot/tekort |
V |
investeringen voor overboekingen |
som T+U |
som T+U |
overschot/tekort |
W |
Overboekingen |
|
|
Totaal |
X |
investeringen eigen financieel boekjaar |
|
|
som V+W |
Y |
overschot/tekort investeringen n-2 |
|
|
Xx |
Y' |
overschot/tekort budgetwijziging n-1 |
|
|
Xx |
Z |
overschot/tekort investeringen |
|
|
som |
Net als in de
exploitatie wordt in deze tabel per hoofdfunctie het totaal van de ontvangsten
en van de uitgaven opgenomen en het overschot of tekort waarin dat resulteert.
Daarvan wordt dan een tussentotaal gemaakt zonder de hoofdfunctie financiering.
Door bij dat
tussentotaal ook de hoofdfunctie financiering op te tellen, wordt het totaal
van de investeringen voor overboekingen verkregen. Door daar de overboekingen
bij op te tellen, wordt het overschot of tekort van de investeringen van het
eigen financiële boekjaar verkregen.
Daar moeten dan nog de
resultaten uit het verleden worden bijgeteld: het resultaat van de
investeringen in de rekening van twee jaar voordien. Hierbij moet in voorkomend
geval ook rekening worden gehouden met het tekort van de budgetwijziging van
het voorgaande jaar. Dat is een uitzonderlijke regeling die verder wordt
toegelicht.
De uiteindelijke slotsom
van de investeringen moet steeds nul zijn.
De gemeentelijke of
provinciale investeringstoelagen worden hier niet als een sluitpost opgenomen
in dit overzicht. Die toelagen zullen immers afhankelijk zijn van de concrete
investeringsprojecten en werden dus, net als bijvoorbeeld de gewestelijke
toelagen, opgenomen bij de investeringsontvangsten. Dat is een duidelijk
verschil tussen de voorstelling van de exploitatie en die van de investeringen.
Toepassing van artikel 46 van
het Decreet
Schematische voorstelling, investeringen
Het
evenwicht in de investeringen kan schematisch als volgt worden voorgesteld.
investeringsontvangsten |
|
- investeringsuitgaven |
|
|
investeringen voor overboekingen |
overboekingen uit exploitatie |
|
|
investeringen eigen dienstjaar |
overschot/tekort investeringen n-2 |
|
negatief saldo budgetwijziging n-1 |
|
|
nul of groter dan nul |
Er is hier niet in een
aparte rij voor de tegemoetkomingen van de gemeente of de provincie voorzien
omdat die opgenomen zijn bij de andere investeringsontvangsten.
Toepassing van artikel 46 van
het Decreet
Budget binnen de grenzen van het meerjarenplan
De
budgetten worden door het centraal bestuur, na advies van het representatief
orgaan van de eredienst, ingediend bij het gemeente- of provinciebestuur [zie
Decreet, art. 47]. Het decreet maakt daarbij een onderscheid tussen
twee mogelijkheden: het budget is conform het meerjarenplan, het budget
overstijgt het goedgekeurde meerjarenplan.
In
het eerste geval blijft de gemeentelijke of provinciale toelage in het budget
binnen de grenzen van het bedrag opgenomen in het goedgekeurde meerjarenplan.
In die situatie neemt de gemeente- of provincieraad akte van het budget binnen
een termijn van vijftig dagen [zie Decreet, art. 48].
Dit
wil zeggen dat de Gemeenteraad de budgetten conform het meerjarenplan de facto
moet aanvaarden. De gemeenteraad licht het CKB, het Kerkbestuur en het erkend
representatief orgaan (de Bisschop) van zijn besluit in binnen een termijn van
50 dagen vanaf de dag na de dag van ontvangst van het budget.
Als
het budget binnen het bedrag van het (goedgekeurde) meerjarenplan blijft, dan
geldt dezelfde sanctie wegens gebrek, namelijk de feitelijke goedkeuring van
het budget.
De
toezichtprocedure zoals die door het Eredienstendecreet wordt bepaald, maakt
van het meerjarenplan het ultieme document in de relatie tussen het gemeente-
of provinciebestuur en het bestuur van de eredienst.
Zolang
het bestuur van de eredienst zich aan de in het meerjarenplan vastgelegde
opties houdt, neemt het gemeente- of provinciebestuur enkel akte van het
budget. Er kan in die situatie geen sprake meer zijn van een niet-goedkeuring
of een schorsing van het budget.
Voor
de budgetwijzigingen geldt dezelfde regeling als voor de budgetten.
Toepassing van artikel 48 van
het Decreet
Budget buiten de grenzen van het meerjarenplan
De
budgetten worden door het centraal bestuur, na advies van het representatief
orgaan van de eredienst, ingediend bij het gemeente- of provinciebestuur [zie
Decreet, art. 47]. Het decreet maakt daarbij een onderscheid tussen
twee mogelijkheden: het budget is conform het meerjarenplan, het budget
overstijgt het goedgekeurde meerjarenplan.
In
het tweede geval is de gemeentelijke of provinciale toelage in het budget hoger
dan het bedrag dat in het goedgekeurde meerjarenplan was opgenomen. In dat
geval kan de gemeente- of provincieraad het budget aanpassen om die
overeenstemming met het meerjarenplan te verkrijgen [zie Decreet, art. 49]. Die
budgetaanpassing moet doorgevoerd worden binnen een termijn van vijftig dagen
en er is een beroepsmogelijkheid bij de provinciegouverneur (binnen dertig
dagen, uitspraak binnen opnieuw dertig dagen).
De procedure,
vermeld in artikel 49 van het Eredienstendecreet is echter voor heel bijzondere
situaties. Een verhoging van de gemeentelijke of provinciale toelage maakt
immers een wijziging van het meerjarenplan noodzakelijk. Als dat meerjarenplan
gewijzigd en goedgekeurd is, doet er zich geen probleem voor, aangezien het
gewijzigde meerjarenplan het referentiepunt zal zijn voor de beoordeling van
het budget.
In
artikel 49 is bepaald wat er moet gebeuren als het gewijzigde meerjarenplan nog
niet werd goedgekeurd en er bijvoorbeeld nog een beroepsprocedure loopt. In
afwachting van het beslechten van de betwisting rond het gewijzigde
meerjarenplan kan de gemeente- of provincieraad dan de budgetten aanpassen die
niet in overeenstemming zijn met het vroegere, wel goedgekeurde, meerjarenplan.
De
toezichtprocedure zoals die door het Eredienstendecreet wordt bepaald, maakt
van het meerjarenplan het ultieme document in de relatie tussen het gemeente-
of provinciebestuur en het bestuur van de eredienst. Zolang het bestuur van de
eredienst zich aan de in het meerjarenplan vastgelegde opties houdt, neemt het
gemeente- of provinciebestuur enkel akte van het budget. Er kan in die situatie
geen sprake meer zijn van een niet-goedkeuring of een schorsing van het budget.
Voor de
budgetwijzigingen geldt dezelfde regeling als voor de budgetten.
Toepassing van artikel 48 van
het Decreet.
B.
Centraal
kerkbestuur
De Coördinerende rol van het Centraal Kerkbestuur
Tot het takenpakket van het centraal
kerkbestuur behoort het gecoördineerd indienen van het meerjarenplan (en de
wijzigingen), van het budget (en de wijzigingen) en van de jaarrekening.
De budgetten moeten
jaarlijks door de kerkraden bij het Centraal kerkbestuur ingediend worden voor 30
juni, dit wil zeggen uiterlijk op 29 juni [zie Decreet, art. 46]. Het
Centraal Kerkbestuur vraagt advies aan het erkend representatief orgaan, hetzij aan
de Bisschop of zijn aangestelde. De termijn waarover de
bisschop beschikt is niet vastgelegd.
Echter is bepaald dat het
Centraal kerkbestuur nà verkregen advies, de budgetten bij de gemeenteraad moet
indienen voor 01 oktober, hetzij ten laatste op 30 september. Daaruit kan men
besluiten dat de bisschop over een termijn beschikt van
ongeveer 90 dagen (21 juli en 15 augustus vallen in principe als wettelijke
feestdagen weg) om zijn advies te verstrekken.
De volledige uitputting van
deze termijn brengt echter het Centraal Kerkbestuur in een moeilijk parket,
aangezien dit bestuur ook de wijzigingen van de budgetten moet behandelen
en deze gecoördineerd moet indienen bij de gemeenteraad voor 15 september, dit
wil zeggen uiterlijk op 14 september [zie Decreet, art. 50].
De budgetten blijven afzonderlijke documenten.
Er is geen sprake van consolidatie van de afzonderlijke budgetten in een
gezamenlijk budget. Wel moet het centraal bestuur ook hier een samenvattende
tabel opstellen met de verschillende toelagen voor de verschillende besturen.
Die samenvattende tabel kan
op verschillende wijzen worden opgemaakt, maar een mogelijke voorstelling is de
volgende:
|
exploitatietoelage |
investeringstoelagen |
totaal |
bestuur A |
10 |
10 |
20 |
bestuur B |
10 |
30 |
40 |
bestuur C |
5 |
0 |
5 |
bestuur D |
7 |
0 |
7 |
totaal |
32 |
40 |
72 |
Toepassing van artikel 47 van het Decreet
Termijn voor gecoördineerde indiening
De
budgetten moeten jaarlijks door de kerkraden bij het Centraal kerkbestuur
ingediend worden voor 30 juni, dit wil zeggen uiterlijk op 29 juni [zie
Decreet, art. 46]. Het Centraal Kerkbestuur vraagt advies aan het erkend representatief
orgaan, hetzij
aan de Bisschop of
zijn aangestelde. De termijn waarover de bisschop beschikt is niet vastgelegd.
Echter
is bepaald dat het Centraal kerkbestuur nà verkregen advies, de
budgetten bij de gemeenteraad moet indienen voor 01 oktober, hetzij ten laatste
op 30 september. Daaruit kan men besluiten dat de bisschop over een termijn beschikt van ongeveer 90
dagen (21 juli en 15 augustus vallen in principe als wettelijke feestdagen weg)
om zijn advies te verstrekken.
De
volledige uitputting van deze termijn brengt echter het Centraal Kerkbestuur
in een moeilijk parket, aangezien dit bestuur ook de wijzigingen van de
budgetten moet behandelen en deze gecoördineerd moet indienen bij de
gemeenteraad voor 15 september, dit wil zeggen uiterlijk op 14 september [zie Decreet,
art. 50].
Toepassing van artikel 47 van het Decreet
©
PéDéWé 01.2009 Hoewel de teksten hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten,
decretale verordeningen en omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt
gegeven een persoonlijk standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar
administratie(s), noch de burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch
de kerkelijke overheid en haar instelling(en) verbindt.