|
|
Art. 1. (de wettelijke basis van het decreet)
Dit
decreet regelt een gewestaangelegenheid.
Door de
bijzondere wet van 13 juli 2001 zijn de gewesten vanaf 1 januari 2002 bevoegd
voor de kerkfabrieken en de instellingen die belast zijn met het beheer van
de temporaliën van de erkende erediensten, met uitzondering van de erkenning
van de erediensten en de wedden en de pensioenen van de bedienaars van de
erediensten. Het decreet van 7 mei 2004 implementeert deze bevoegdheid voor
het Vlaamse Gewest [zie Omzendbrief BA 2005/01
dd 25.02.2005, Inleiding en Situering, 1ste en 2de
Alinea]. Op 1 maart
2005 treedt het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie
en werking van de erkende erediensten in werking, met uitzondering van de
bepalingen die betrekking hebben op het financieel beheer. Die bepalingen
treden in werking op een datum te bepalen door de Vlaamse Regering en ten
laatste op 1 januari 2007. Het luik
van het decreet dat het financiële beheer regelt, is inwerking getreden vanaf
1 januari 2007. Zie daartoe het Besluit van de Vlaamse Regering, het
algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende
erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten
(Gecoördineerde versie tot 05 september 2008), in het bijzonder art. 57. 57. De bepalingen van dit besluit en
de bepalingen van artikel 41 tot 50 van het decreet treden in werking op 1
januari 2007, met ingang van het meerjarenplan voor de financiële boekjaren
2008-2013 en het budget voor het financieel boekjaar 2008. De
boekhouding van het financieel boekjaar 2007 wordt gevoerd volgens de regels
van het Keizerlijk decreet van 30 december 1809 op de kerkbesturen, de wet
van 4 maart 1870 op het tijdelijke der erediensten, het koninklijk besluit
van 3 mei 1978 tot inrichting van de comités belast met het beheer van de
temporaliën van de erkende islamitische gemeenschappen en het koninklijk
besluit van 15 maart 1988 tot organisatie van de raden van de kerkfabrieken
van de orthodoxe eredienst, naargelang van het geval, met dien verstande dat
gewone dienst gelezen moet worden als exploitatie en buitengewone dienst als
investeringen. De
rekening over het financieel boekjaar 2007 wordt opgemaakt volgens de modellen,
vastgesteld bij het koninklijk besluit van 12 september 1933 betreffende de
begrotingen en rekeningen van de kerkfabrieken en bij het koninklijk besluit
van 12 juli 1989 tot vaststelling van de modellen van de begrotingen en
rekeningen op te maken door de kerkfabriekraden van de orthodoxe eredienst,
naargelang van het geval, met dien verstande dat gewone dienst gelezen moet
worden als exploitatie en buitengewone dienst als investeringen. Het
resultaat van het vorige dienstjaar wordt in die rekening vervangen door de
overschotten of tekorten van de exploitatie en van de investeringen van de
rekening over het financieel boekjaar 2006, verkregen
op de wijze, vermeld in artikel 56. Vanaf deze rekening over het
financieel boekjaar 2007 wordt de procedure gevolgd, vermeld in artikel 55 en
56 van het decreet. |
©
PéDéWé 01.2009. Hoewel de teksten in de groene kaders hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten, decretale verordeningen en omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt gegeven een persoonlijk standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar administratie(s), noch de burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch de kerkelijke overheid en haar instelling(en) verbindt.