|
|
Art.
13. (de taken van de secretaris van de kerkraad)
De secretaris is in het bijzonder belast met het opmaken van de notulen van de
vergaderingen van de kerkraad en met het bewaren van het archief.
De taken
van de secretaris zijn niet-limitatief opgesomd. In het algemeen vallen zijn
taken uiteen in administratieve taken zoals het opstellen van de notulen van
de vergaderingen en met het bewaren van het archief; en in specifieke taken,
zoals het tussenkomen samen met de voorzitter bij spoedeisende maatregelen
voor het behoud van de gebouwen van de eredienst of van het privaat
patrimonium [zie Decreet, art. 40]. Klaarblijkelijk
schrijft de secretaris brieven, uitnodigingen, e.d. al of niet in opdracht
van de voorzitter of van de kerkraad. Of verzendt hij akten of stukken naar
decretaal bepaalde overheden. De
secretaris, of zijn vervanger [zie Decreet,
art. 15, 4de lid en art. 12, 2de lid in verband met de
cumul van functies], maakt de notulen van de
vergaderingen op. Die
notulen vermelden in chronologische volgorde alle besproken onderwerpen en
het gevolg dat eraan gegeven wordt. Zij bevatten een weergave van de genomen
beslissingen en van de motieven die eraan ten grondslag liggen. Ook de punten
waarover geen besluit is genomen, worden vermeld. Belangrijke overwegingen en
nuttige opmerkingen worden eveneens opgenomen. Het is dus
niet de bedoeling dat de notulen een uitgebreid verslag zijn waarin alle
interpellaties worden genoteerd. Wel moet uit de notulen blijken dat aan een
aantal vormvereisten die bepalend zijn voor de geldigheid van de vergadering
of van de genomen besluiten, is voldaan. Het
betreft: - de namen
van de aanwezige leden (quorum); De notulen
worden in de eerstvolgende vergadering van de raad, als eerste punt op de
agenda, ter goedkeuring voorgelegd. In het
kader van het administratief toezicht moet een afschrift van de notulen
gelijktijdig toegezonden worden aan de provinciegouverneur, de
gemeenteoverheid en het erkend representatief orgaan. Aangezien de notulen
moeten worden verstuurd binnen een termijn van twintig dagen, die ingaat de
dag na de vergadering, kan hiermee niet gewacht worden tot de notulen op de
volgende vergadering zijn goedgekeurd. Dit afschrift van de ontwerpnotulen moet
ondertekend zijn door de voorzitter en de secretaris die door hun
handtekening bevestigen dat Dit betekent dat de voorzitter en de
secretaris zowel het afschrift van de ontwerpnotulen als de begeleidende
brief moeten ondertekenen. In het
licht van die inzendingplicht is een goede en leesbare notulering, waarbij
bijzondere aandacht gaat naar een deugdelijke motivering, belangrijk [zie omzendbrief BA-2005/01 dd 25.02.2005, littera B, punt
1.4]. In de
omzendbrieven BA-2005-01 en 02 wordt duidelijk gesteld dat met het oog op de
uitoefening van het algemeen administratief toezicht een afschrift van de
notulen van de vergadering van de raad en van het centraal bestuur binnen de
twintig dagen na de vergadering, aan de provinciegouverneur, het
gemeentebestuur en het erkend representatief orgaan per
post moet worden gestuurd (omzendbrief onder I, 1.1.). [Standpunt
van de permanente werkgroep erediensten; datum validatie 13/10/2005]. Het is
niet de gemeenteraad die kennis neemt van de notulen, maar het college van
burgemeester en schepenen dat in het kader van het administratief toezicht
kennis neemt van de notulen en beslist over een eventueel optreden (artikel
58) [Standpunt van de permanente
werkgroep erediensten; datum validatie 13/10/2005]. Het
bewaren van het archief roept vraagtekens op. Hoe lang moet het archief, dat
onder andere bestaat uit de notulen van de vergaderingen, de akten en stukken
die moeten bijgehouden en neergelegd worden, alsook de inventarislijsten van
de roerende en onroerende kerkgoederen, bewaard worden [zie Decreet, art. 35]? De
algemeen wettelijke bewaringstermijn is 30 jaar. Met kerkarchieven bedoelt men in feite drie
archiefbestanden die men in een doorsnee parochie kan aantreffen: het
historische archief van vóór 1801, het historisch archief vanaf 1801, en het
parochiale en pastoraal archief. De archiefstukken van de parochiekerken die dateren
van voor 1801 werden bij de annexatie van ons land door Frankrijk op 1
oktober 1795, samen met alle andere kerkgoederen, staatsbezit. Dit had tot
gevolg dat die archieven samen met andere kerkelijke goederen werden
verspreid of verkocht, ofwel bewaard werden in het gemeentearchief of het
rijksarchief, ofwel verborgen werden om te ontsnappen aan de in beslagname en
naderhand (na 1801) terug bij het archief van de kerkfabriek werden gevoegd. In het keizerlijk decreet van Napoleon van 30
december 1809 werd de hele organisatorische uitbouw van de kerkfabrieken
geregeld, inclusief het archief van de kerkfabriek. Dit decreet is thans
vervangen door het decreet van 7 mei 2004. In dit nieuwe decreet is de
secretaris van de kerkraad eveneens belast met het bewaren van het archief [zie Decreet, art. 13]. De archiefstukken sinds 1801 die betrekking
hebben op het parochiale leven en op de pastorale activiteiten van de pastoor
en zijn medewerkers vallen buiten de bepalingen van de wetgeving op de
kerkfabrieken. Zolang de Vlaamse regering geen nieuwe
archiefwetgeving of nieuw archiefbeheer heeft uitgebouwd, blijft de bestaande
toestand van kracht, in het bijzonder de archiefwet van 1955 en de
richtlijnen en aanbevelingen van het Algemeen Rijksarchief van 1997. De
boekhoudkundige stukken moeten 10 jaar bewaard worden, te rekenen vanaf de 1ste
januari van het jaar dat volgt op het laatste stuk [zie AR-Bh tot 05.09.2008, art. 54]. |
©
PéDéWé 01.2009. Hoewel de teksten in de groene kaders hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten, decretale verordeningen en omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt gegeven een persoonlijk standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar administratie(s), noch de burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch de kerkelijke overheid en haar instelling(en) verbindt.