|
|
Art.
19. (het quorum en de tweede vergadering)
De kerkraad kan niet geldig beraadslagen als de meerderheid van de
zittinghebbende leden niet aanwezig is.
De raad kan echter, als hij een eerste maal bijeengeroepen is zonder dat het
vereiste aantal leden is opgekomen, na een tweede oproeping, ongeacht het
aantal aanwezige leden, op geldige wijze beraadslagen en beslissen over de
onderwerpen die voor de tweede maal op de agenda voorkomen.
De raad
kan slechts geldig beraadslagen als de meerderheid van de zittinghebbende
leden aanwezig is. Zittinghebbende leden zijn leden die het mandaat van lid
van de raad bezitten, hetzij als verkozen of aangesteld lid, hetzij als lid
van rechtswege. De meerderheid wordt dan gevormd door het aantal leden te
delen door 2 en er 1 eenheid bij te tellen. In principe zijn er 5 verkozen
(aangestelde) leden en 1 representatief vertegenwoordiger, hetzij (5 + 1) / 2
= 3 + 1 = 4. Als bij
een eerste bijeenroeping niet beraadslaagd kan worden omdat het
aanwezigheidsquorum niet werd bereikt, kan de raad na een tweede
bijeenroeping, ongeacht het aantal aanwezige leden, toch beraadslagen en
besluiten over de punten die voor de tweede maal op de agenda voorkomen. [zie Omzendbrief BA-2005/01 dd 25.02.2005, littera 1, pt
1.2]. Bij de
behandeling van bepaalde agendapunten kan een deskundige erbij geroepen
worden. Die deskundige mag echter niet aanwezig zijn bij de beraadslaging en
de stemming [Omzendbrief BA-2005/01 dd
25.02.2005, littera B, punt 1.3]. De
kerkraad kan tijdens de 2de vergadering slechts de agendapunten
behandelen die zowel in de 1ste als in de 2de oproepingsbrief
werden vermeld. Indien er in de 2de oproepingsbrief agendapunten
zouden voorkomen die niet in de 1ste oproepingsbrief werden
vermeld, dan moet voor deze punten gehandeld worden volgens en met het quorum
zoals bepaald in de 1ste lid van het artikel. |
©
PéDéWé 01.2009. Hoewel de teksten in de groene kaders hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten, decretale verordeningen en omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt gegeven een persoonlijk standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar administratie(s), noch de burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch de kerkelijke overheid en haar instelling(en) verbindt.