|
|
Art.
20. (de verbodsbepalingen bij persoonlijk belang)
Het is elk lid van de kerkraad verboden:
1° deel te nemen aan de bespreking van en de stemming over aangelegenheden
waarin hij een rechtstreeks belang heeft en waarbij hij persoonlijk of als
vertegenwoordiger is betrokken of waarbij zijn bloed- of aanverwanten tot en
met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dit verbod
strekt niet verder dan de bloed- en aanverwanten tot de tweede graad als het
gaat om de voordracht van kandidaten en om de individuele rechtspositie van
personeelsleden. Voor de toepassing van dit artikel wordt de wettelijke
samenwoning met aanverwantschap gelijkgesteld;
2° als advocaat of notaris tegen betaling te werken voor de kerkfabriek;
3° als advocaat of notaris te werken in geschillen ten behoeve van de
tegenpartij van de kerkfabriek;
4° rechtstreeks of onrechtstreeks deel te nemen aan een overeenkomst, opdracht
voor aanneming van werken, leveringen of diensten, verkoop of aankoop voor de
kerkfabriek. Dit verbod is tevens van toepassing op de handelsvennootschappen
waarin het lid van de kerkraad vennoot, zaakvoerder, beheerder of lasthebber
is.
In het decreet worden zowel
onverenigbaarheden als verbodsbepalingen opgesomd. Onverenigbaarheden
onderscheiden zich van verbodsbepalingen op het vlak van het lidmaatschap van
de kerkraad. Onverenigbaarheid is een wettelijk
beletsel om lid te zijn van een kerkraad ondanks het voldoen aan de
verkiesbaarheidvoorwaarden. Een
niet-limitatieve opsomming van verbodsbepalingen: §
het deelnemen aan besprekingen of stemmingen met een
rechtstreeks of onrechtstreeks (via bloed- of aanverwantschap) en persoonlijk
belang; §
het als advocaat of notaris tegen bezoldiging optreden
voor of tegen het bestuur van de eredienst. Kosteloos optreden kan wel; §
het rechtstreeks
of onrechtstreeks deelnemen aan overeenkomsten zoals een pachtovereenkomst of
een overheidsopdracht. Zo kan een lid niet zelf of via een tussenpersoon
goederen verkopen aan of kopen van het bestuur van de eredienst. Deze
verbodsbepalingen zijn geďnspireerd op bepalingen in andere organieke
regelgevingen voor lokale besturen. Voor het definiëren van het rechtstreekse
en persoonlijk belang kan bijgevolg verwezen worden naar de geldende
rechtsleer en rechtspraak. Hieruit volgt dat een aantal voorwaarden
gelijktijdig vervuld moeten zijn: §
het voor- of nadeel moet materieel en in geld
waardeerbaar zijn, hetzij een verregaand moreel belang betreffen; §
er moet een oorzakelijk verband zijn tussen de beslissing
en het voor- of nadeel; §
het belang moet actueel zijn; §
het belang moet individueel zijn. [zie
Decreet, art. 20; Omzendbrief BA-2005/01 dd 25.02.2005, littera B, punt 1.3] |
©
PéDéWé 01.2009. Hoewel de teksten in de groene kaders hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten, decretale verordeningen en omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt gegeven een persoonlijk standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar administratie(s), noch de burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch de kerkelijke overheid en haar instelling(en) verbindt.