|
|
Art.
26. (de leden van het centraal kerkbestuur)
Het centraal kerkbestuur bestaat uit de volgende personen:
1° een vertegenwoordiger aangesteld door het erkend representatief orgaan;
2° drie afgevaardigden van de kerkraden van de kerkfabrieken voor de groep tot
vijf kerkfabrieken;
a) één extra afgevaardigde van de kerkraden van de kerkfabrieken voor een groep
van zes tot tien kerkfabrieken;
b) één extra afgevaardigde van de kerkraden van de kerkfabrieken voor een groep
van elf tot vijftien kerkfabrieken;
c) en zo verder per groep van vijf kerkfabrieken;
3° een expert.
In het
centraal kerkbestuur zetelen volgende personen: de vertegenwoordiger van de
bisschop; drie afgevaardigden van de kerkraden voor de groep tot vijf
kerkfabrieken en één extra afgevaardigde per groep van vijf kerkfabrieken;
één expert. Na elke
gedeeltelijke vernieuwing van de kerkraden [zie
Decreet, art. 6 en art. 27] vindt een
verkiezing van een centraal kerkbestuur plaats. Een mandaat in het centraal
kerkbestuur duurt bijgevolg drie jaar. De leden van rechtswege (de
vertegenwoordigers van de bisschop) nemen niet deel aan deze verkiezingen. Vervolgens
stellen de vertegenwoordiger van de bisschop en de verkozen afgevaardigden
van de raden, de expert aan. Die vertegenwoordiger en afgevaardigden bepalen
in welk domein de expertise gezocht moet worden (technisch, financieel,
juridisch, enzovoort) [zie Omzendbrief BA
2005/01 dd 25.02.2005, Littera B, pt. 2]. Het aantal
verkozen leden die een centraal kerkbestuur kan omvatten, is afhankelijk van
het aantal parochies dat een CKB vertegenwoordigt. Er is een minimum aantal
verkozen leden decretaal vastgelegd, namelijk 3 leden van 5 tot 9 parochies.
Het aantal extra verkozen leden kan variëren en wordt per volledige groep van
5 bijkomende parochies vastgesteld. Een berekeningsvoorbeeld: het CKB
vertegenwoordigt 23 parochies binnen de gemeente. Per bijkomende groep van 5
parochies is een lid verkiesbaar, hetzij (23 - 5) / 5 = 18 / 5 = 3 extra
leden. Het aantal te verkiezen leden is 3 + 3 = 6 leden [Standpunt van de permanente werkgroep erediensten; datum
validatie 22/06/2006]. In de
regel oefenen de leden van (de lokale raden en) de centrale besturen hun taak
onbezoldigd uit. De aangestelde expert is lid van het centraal kerkbestuur.
Het behoort tot de autonomie van het centraal bestuur om uit te maken of de
aangeduide expert moet worden vergoed voor zijn/haar geleverde prestaties,
weliswaar in overleg met de betrokken gemeente. De expert kan niet worden
beschouwd als opdrachthouder in het kader van de wetgeving op de
overheidsopdrachten, zodat hij/zij geen facturen kan voorleggen voor
geleverde prestaties. De problematiek van het handelsregister is hier dan ook
niet aan de orde [Standpunt
van de permanente werkgroep erediensten; datum validatie 22/6/2006]. Geen
expert of meerdere experten aanstellen is in strijd met de bepalingen van het
decreet. De samenstelling van het centraal bestuur is decretaal bepaald,
zodat hier niet kan worden afgeweken. Het ontbreken van een expert heeft tot
gevolg dat de raad van het centraal bestuur niet geldig is samengesteld, met
mogelijks gevolgen voor de geldigheid van vergadering, beraadslagingen en
beslissingen [Standpunt van de permanente werkgroep
erediensten; datum validatie 22/6/2006]. Een
verkozen (aangesteld) lid van de kerkraad, kan door de Bisschop ook
aangesteld worden als zijn vertegenwoordiger van het erkend representatief
orgaan, zowel in de kerkraad of in het centraal kerkbestuur [zie Decreet, art. 5 en art. 26]. Er is geen onverenigbaarheid tussen deze
beide mandaten, namelijk verkozen (aangesteld) lid van een kerkraad zijn en
de vertegenwoordiger van het erkend representatief orgaan zijn in het
centraal bestuur. De betrokkene kan dus deelnemen aan de verkiezingen in
zijn/haar hoedanigheid van lid van de lokale raad, maar niet als
vertegenwoordiger van het erkend representatief orgaan (artikel 27 en 28) [Standpunt
van de permanente werkgroep erediensten; datum validatie 22/6/2006]. |
©
PéDéWé 01.2009. Hoewel de teksten in de groene kaders hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten, decretale verordeningen en omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt gegeven een persoonlijk standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar administratie(s), noch de burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch de kerkelijke overheid en haar instelling(en) verbindt.