|
|
Art.
46. (het budget van het volgende boekjaar)
De kerkraad stelt jaarlijks op basis van het meerjarenplan het budget van de
kerkfabriek voor het volgende boekjaar vast en dient het in voorkomend geval
voor 30 juni in bij het centraal kerkbestuur. Het budget bestaat uit een
investeringsbudget en een exploitatiebudget.
Als een kerkraad in gebreke blijft bij het indienen van het budget, wordt het
budget opgemaakt door het centraal kerkbestuur waaronder de kerkfabriek
ressorteert.
De kerkraden stellen jaarlijks een budget
op en bezorgen dat vóór 30 juni, dit wil zeggen ten laatste op 29 juni, aan
het centraal bestuur. De basis voor het budget is het goedgekeurde
meerjarenplan [zie GV boekhouding 22.02.2008, pt. 5.1].
Alle budgetcijfers mogen worden afgerond tot op de
gehele euro [zie AR-Bh tot 05.09.2008, art. 19].
Hierbij geldt dezelfde aanbeveling als bij
de afronding van de cijfers van het meerjarenplan: hoewel ze niet wordt
verplicht, is die afronding voor de leesbaarheid van het budget wel aan te
bevelen. Ook hier is de informatiewaarde van de bedragen in eurocent veeleer
klein [zie GV boekhouding 22.02.2008, pt. 5.1]. Het
budget bestaat uit een financiële nota en een beleidsnota [zie AR-Bh tot 05.09.2008, art. 17]. De financiële nota van het budget
maakt een onderscheid tussen de ontvangsten en uitgaven, inclusief
overboekingen die betrekking hebben op de exploitatie enerzijds en op de
investeringen anderzijds. Het
budget geeft de kredieten weer voor alle ontvangsten en uitgaven, inclusief
overboekingen, die tijdens dat financieel boekjaar kunnen worden verricht,
met uitzondering van de geldverrichtingen die enkel betrekking hebben op de
beschikbare kasvoorraad. Het
budget geeft daarnaast de cijfers van de laatst vastgestelde jaarrekening, de
cijfers van het laatst vastgestelde budget en de voor dat financieel boekjaar
opgenomen cijfers uit het niet-geactualiseerde meerjarenplan. Wat de vorm en
inhoud aangaan, zijn er beperkingen opgelegd bij ministerieel besluit [zie AR-Bh tot 05.09.2008, art. 18]. Er bestaan
modellen [zie
www.binnenland.vlaanderen.be/kerkfabrieken/erediensten_modellen.htm]. De financiële nota is de cijfermatige
vertaling van al wat het bestuur van de eredienst heeft gepland voor dat
financiële boekjaar. Het model voor die financiële nota werd vastgesteld bij
ministerieel besluit en is uiteraard op dezelfde wijze opgebouwd als de
financiële nota van het meerjarenplan. Ter vergelijking worden er naast de
eigenlijke budgetcijfers ook de cijfers van de laatste vastgestelde
jaarrekening in opgenomen, de cijfers van het vorige budget en de cijfers van
het laatste niet-geactualiseerde meerjarenplan. Met dat laatste worden de
cijfers bedoeld die in het initiële (of gewijzigde) meerjarenplan stonden
voordat het budget werd opgesteld. In die zin is dat het niet-geactualiseerde
meerjarenplan, aangezien bij het opstellen van het budget het meerjarenplan
moet worden geactualiseerd door de budgetcijfers op te nemen in het
meerjarenplan. Het heeft geen zin om de cijfers van na die actualisering op
te nemen, aangezien die per definitie identiek zullen zijn aan de cijfers van
het budget [zie GV boekhouding 22.02.2008, 5.1]. Boekhoudkundig
moet het totaal van de geraamde ontvangsten in de exploitatie, aangevuld met
de eventuele gemeentelijke of provinciale exploitatietoelage, en [het
gecorrigeerd overschot of tekort van de exploitatie van twee financiële
boekjaren voordien], gelijk zijn aan de som van de geraamde uitgaven in de
exploitatie en de overboekingen. De gemeentelijke of provinciale
exploitatietoelage is de sluitpost van die berekening [zie AR-Bh tot 05.09.2008, art. 20]. Het
saldo van de geraamde ontvangsten en de uitgaven van de investeringen, met
inbegrip van het overschot of tekort van de investeringen van twee financiële
boekjaren voordien, het eventuele negatieve saldo van de budgetwijziging van
het voorgaande financiële boekjaar, vermeld in artikel 23, tweede lid, en de
overboekingen, is gelijk aan of groter dan nul. [De zelfbedruipende besturen
mogen gemotiveerd afwijken van de bepalingen van dit artikel.] [zie AR-Bh tot 05.09.2008, art. 20]. Uit de cijfers van de financiële nota van het budget
moet blijken dat de financiën van het bestuur van de eredienst in evenwicht
zijn. Daarom wordt er een verplicht evenwicht opgelegd in artikel 20 van het
reglement. Dat evenwicht in de exploitatie kan schematisch als volgt worden
weergegeven:
In het model van de financiële nota voor het budget
wordt de volgende voorstelling opgelegd:
Per hoofdfunctie wordt in deze tabel het totaal van de
ontvangsten en van de uitgaven opgenomen, en het overschot of tekort waarin
dat resulteert. Daarvan wordt dan een tussentotaal (F) gemaakt zonder de
hoofdfunctie financiering, wat het totaal oplevert van de ontvangsten en
uitgaven die werkelijk op dat financiële boekjaar betrekking hebben: dus
zonder de aflossingen van de leningen. Als bij dat tussentotaal ook de hoofdfunctie
financiering wordt geteld, wordt het totaal van de exploitatie voor
overboekingen (H) verkregen. Daar moeten dan de eventuele overboekingen naar
de investeringen worden bijgeteld om het totaal van de exploitatie van het
eigen financiële boekjaar (J) te krijgen. Voordat de exploitatietoelage kan worden berekend, moet
eerst nog het resultaat van de exploitatie van de voorgaande jaren worden
opgenomen in de berekening. Wat het gemeente- of provinciebestuur vroeger te
veel heeft betaald, wordt daardoor in mindering gebracht op de
exploitatietoelage. Concreet gebeurt die correctie aan de hand van het
overschot of tekort van de exploitatie in de rekening van twee financiële
boekjaren voordien (K1), verminderd met het bedrag dat in het budget voor het
voorgaande jaar werd opgenomen op de rij K (K2). Het bedrag dat zo verkregen
wordt, wordt het gecorrigeerde overschot of tekort van de exploitatie van
twee financiële boekjaren voordien (K) genoemd. Het is niet mogelijk dat
gecorrigeerde overschot of tekort te vervangen door het werkelijke overschot
van de exploitatie van het voorgaande financieel boekjaar, ook niet nadat de
rekening van dat jaar vastgesteld is. Als het budget eenmaal is vastgesteld,
blijft het bedrag op de rij K van het budget dus ongewijzigd. De som van de exploitatie van het eigen financiële
boekjaar en het gecorrigeerde overschot of tekort van de exploitatie van twee
financiële boekjaren voordien, levert het totaal van de exploitatie voor
toelage op. Als dat een negatief getal is, dan is het bedrag dat nodig is om
op nul te komen, het bedrag van de exploitatietoelage (M) voor dat jaar. Het is van belang te onderstrepen dat weliswaar per
hoofdfunctie het overschot of tekort wordt berekend, maar dat daaraan geen
enkel gevolg gekoppeld kan worden. Die tussentotalen zijn alleen bedoeld om
een algemeen overzicht te krijgen van de ontvangsten en uitgaven van het
bestuur van de eredienst en dienen dus zeker niet om een evenwicht per
hoofdfunctie op te leggen. Er wordt in dit overzicht ook een rij opgenomen waarin
de eventuele achterstallige exploitatietoelagen van de voorgaande jaren
kunnen worden ingevoerd. Daardoor kan het bestuur verduidelijken dat een
gedeelte van de exploitatietoelage voor het jaar van het budget in feite nog
een achterstallige verplichting is van het gemeente- of provinciebestuur.
Aangezien er vertrokken wordt van het resultaat van twee jaar voordien, zal
dat normaal alleen in uitzonderlijke gevallen gebruikt worden. Net
als bij het meerjarenplan wordt op de evenwichtsverplichting een uitzondering
gemaakt voor de zelfbedruipende besturen. Ze kunnen, met toepassing van
artikel 20, derde lid, gemotiveerd afwijken van het verplichte evenwicht. Dat
geeft hen de mogelijkheid om op een soepeler manier om te gaan met de
verwerking van de overschotten en tekorten van het verleden in hun budgetten.
Aangezien er bij de zelfbedruipende besturen geen sprake is van een
exploitatietoelage, houdt dat geen risico’s in voor het betrokken gemeente-
of provinciebestuur. Het is wel van belang dat die afwijking afdoende
gemotiveerd wordt. De beleidsnota van het budget is wellicht de aangewezen
plaats om die motivering op te nemen [zie GV boekhouding
22.02.2008, pt. 5.1]. Ook in de
investeringen wordt er een evenwichtsverplichting opgelegd. In tegenstelling
tot in het meerjarenplan wordt hier wel rekening gehouden met de eventuele
overschotten of tekorten in de investeringen in het verleden. Het evenwicht in de investeringen kan op dezelfde wijze schematisch
als volgt worden voorgesteld. Het negatieve saldo van de budgetwijziging van
het voorgaande dienstjaar (een uitzondering die mogelijk gemaakt wordt in
artikel 23, tweede lid, van het reglement), wordt verder in deze omzendbrief
behandeld.
Er is hier niet in
een aparte rij voor de tegemoetkomingen van de gemeente of de provincie
voorzien omdat die opgenomen zijn bij de andere investeringsontvangsten. In
het model voor de financiële nota van het budget wordt de volgende
voorstelling opgelegd:
Net als in de exploitatie wordt in deze
tabel per hoofdfunctie het totaal van de ontvangsten en van de uitgaven
opgenomen en het overschot of tekort waarin dat resulteert. Daarvan wordt dan
een tussentotaal gemaakt zonder de hoofdfunctie financiering. Door bij dat
tussentotaal ook de hoofdfunctie financiering op te tellen, wordt het totaal
van de investeringen voor overboekingen verkregen. Door daar de overboekingen
bij op te tellen, wordt het overschot of tekort van de investeringen van het
eigen financiële boekjaar verkregen. Daar moeten dan nog de resultaten uit
het verleden worden bijgeteld: het resultaat van de investeringen in de
rekening van twee jaar voordien. Hierbij moet in voorkomend geval ook
rekening worden gehouden met het tekort van de budgetwijziging van het
voorgaande jaar. Dat is een uitzonderlijke regeling die verder wordt
toegelicht (cf. 5.2). De uiteindelijke slotsom van de investeringen moet
steeds nul zijn. De gemeentelijke of provinciale investeringstoelagen worden
hier niet als een sluitpost opgenomen in dit overzicht. Die toelagen zullen
immers afhankelijk zijn van de concrete investeringsprojecten en werden dus,
net als bijvoorbeeld de gewestelijke toelagen, opgenomen bij de
investeringsontvangsten. Dat is een duidelijk verschil tussen de voorstelling
van de exploitatie en die van de investeringen [zie
GV boekhouding 22.02.2008, pt. 5.1]. De beleidsnota verwoordt het beleid dat het bestuur van
de eredienst gedurende het desbetreffende financieel boekjaar zal voeren en
verantwoordt minimaal de wijzigingen ten opzichte van de cijfers voor dat
financieel boekjaar uit het niet-geactualiseerde meerjarenplan [zie AR-Bh tot 05.09.2008, art. 21]. De beleidsnota is
dus eigenlijk de basis voor de cijfers van de financiële nota (en vervangt de
toelichting). Omdat die cijfers kunnen afwijken van de cijfers van het
meerjarenplan, is het van belang dat minstens die verschillen worden geduid [zie GV boekhouding 22.02.2008, pt. 5.1]. De decretale indeplaatsstelling waarbij het centraal
kerkbestuur optreedt voor rekening van de kerkraad die in gebreke blijft om
een budget op te stellen, is gebaseerd op artikel 32, 7° van het Decreet. |
©
PéDéWé 01.2009. Hoewel de teksten in de groene kaders hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten, decretale verordeningen en omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt gegeven een persoonlijk standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar administratie(s), noch de burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch de kerkelijke overheid en haar instelling(en) verbindt.