Aan de financiering van de erkenning zoekende
lokale geloofsgemeenschap en de reeds erkende besturen van de eredienst
wordt grote aandacht besteed in het Erkenningsdecreet. Bijzondere criteria
worden opgesomd in E.Art. 7, 3° (financiering) en 9° (bezoldiging).
E.Art. 17 verscherpt de criteria waaraan
een lokale geloofsgemeenschap moet voldoen op financieringsgebied. E.Art.
67 breidt deze voorwaarden uit voor de lokale geloofsgemeenschappen die
voor 01.07.2019 een erkenning nastreefden.
Eén grote idee wordt voortdurend
benadrukt. De lokale geloofsgemeenschap en het bestuur van de eredienst
moeten op financieel gebied onafhankelijk hun activiteiten uitoefenen.
Verloning van de bedienaars (of van hun
vervangers) door derdelanden wordt ontoelaatbaar geacht.
E.Art. 17 benadrukt dat elke financiering
een dubbele toets moet kunnen doorstaan. Enerzijds mag de financiering noch
rechtstreeks, noch onrechtstreeks afhankelijkheid teweeg brengen.
Anderzijds moet elke financiering
onverdacht zijn. Dit wil zeggen de onafhankelijkheid bedreigen, of
afkomstig zijn uit gelden, of ter beschikkingstelling van diensten of
gebouwen door regimes of door instellingen die een bedreigen vormen voor de
principes van de Westerse democratie.
Financiering is niet alleen een monetair,
een geldelijk voordeel. Het kan ook een ter beschikkingstelling van
gebouwen zijn, al of niet, gratis of quasi niets. Het kan ook een onbegoede
dienst of een ter beschikkingstelling van personeel om niet zijn.
Elk economisch voordeel wordt bedoeld,
ongeacht de oorsprong, ongeacht de vorm.
Onder financiering en ondersteuning worden
niet enkel financiële stromen verstaan, maar ook prestaties die kosteloos
of onder de reële kostprijs verleend worden (vb. de terbeschikkingstelling
van personeel), terbeschikkinggestelde kredietlijnen die niet moeten worden
terugbetaald en rechtshandelingen die betrekking hebben op een overdracht
of een afstand van een recht zonder gelijkwaardig geachte (economische)
tegenprestatie (vb. terbeschikkingstelling van roerende of onroerende
goederen) (zie MvT, p. 50).
Wat het regime van giften aangaat, wordt
verwezen naar het lemma. Maar ook deze geldstroom wordt beteugeld en is aan
sterke toezichtprincipes onderworpen.
|