Het bijhouden van een register van giften maakt
deel van de maatregelen uit om de oorsprong van gelden die aan een lokale
geloofsgemeenschap of aan een bestuur van de eredienst ter beschikking
worden gesteld in het kader van haar financiering, te traceren.
Onder giften wordt verstaan elke opzettelijke
daad om het bestuur van de eredienst een economisch of anderszins voordeel
te geven, zonder een tegenprestatie die gelijkwaardig wordt geacht (zie
MvT, p. 53).
Om aan te tonen dat giften die aan de
lokale geloofsgemeenschap ter beschikking worden gesteld, van onverdachte
oorsprong zijn, wordt het bijhouden van een Register van Giften opgelegd
(zie E.Art. 17, § 2).
Elke gift die per jaar het bedrag van €
999,00 overstijgt, in éénmaal of in delen gestort, door één natuurlijke of
rechterlijke persoon met of zonder rechtspersoonlijkheid, in natura of in
contanten, moet opgenomen worden in het Register van Giften.
Het register vermeldt de datum van de
gift, de waarde van de gift, de aard van de gift, de wijze waarop de
transactie is uitgevoerd en tevens alle elementen die de identificatie van
de gever mogelijk maakt (zie E.Art. 17, § 2, 3de lid).
De penningmeester van een bestuur van
eredienst of van een lokale geloofsgemeenschap zal bij de ontvangst, elke
gift in het register moeten opnemen, ongeacht de initiële waarde. Van de
giften in natura of zonder economische tegenprestatie zal hij bij de
ontvangst de marktwaarde moeten bepalen.
Slechts op het einde van het boekjaar kan
bepaald worden of de totale waarde van de gift(en) van één schenker al of
niet de € 1.000,00 bereikt. Maar dan zijn misschien de persoonsgegevens
reeds verloren gegaan of minder bekend.
Het bijhouden van de giften wordt een
karwei, waaraan bijzondere aandacht zal moeten besteed worden, wil de arme
penningmeester niet beschuldigd worden van het veronachtzamen van een
wettelijk voorgeschreven verplichting.
Dit kan bijzondere gevolgen met zich
meebrengen, niet alleen voor de penningsmeester, maar ook voor het bestuur
van de eredienst of van de lokale geloofsgemeenschap. Sanctiemaatregelen
kunnen opgelegd worden bij toepassing van E.Art. 29.
Indien de erkenning van de lokale
geloofsgemeenschap nog in behandeling is genomen, dan kan eventueel de
wachtperiode van erkenning verlengd worden. Indien het bestuur van de
eredienst reeds erkend is, dan kan een financiële bestraffing opgelegd
worden, of kan de erkenning tijdelijk geschorst worden of volledig
ingetrokken worden.
|