Audiovisuele middelen
Naar analogie met de definitie van artikel 47sexies van het Wetboek
van Strafvordering kan een audiovisueel middel worden omschreven als een
technisch hulpmiddel bestaande uit een configuratie van componenten die
audiovisuele signalen detecteert, deze transporteert, hun registratie
activeert en de signalen registreert (MvT p. 56).
Het gebruik van een dergelijk middel leunt aan tegen de
observatieregels van personen om inbreuken of onwettelijke feiten vast te
stellen. Zie daartoe het Wetboek van Strafvordering.
Het E.Art. 25, laatste lid,
vermeldt uitdrukkelijk dat het gebruik van een dergelijk audiovisueel
middel geen aanleiding mag geven van de in artikel
47sexies, § 1, W.Strafvordering bedoelde observatie of van de
afluisterpraktijk omschreven in art. 90ter,
W.Strafvordering.
In het Wetboek van Strafvordering zijn
volgende bepalingen opgenomen:
W.Strafvordering, art. 47sexies, § 1.
Observatie in de zin van dit wetboek is het
stelselmatig waarnemen door een politieambtenaar van één of meerdere
personen, hun aanwezigheid of gedrag, of van bepaalde zaken, plaatsen of
gebeurtenissen.
Een stelselmatige observatie in de zin van
dit wetboek is een observatie van meer dan vijf opeenvolgende dagen of van
meer dan vijf niet-opeenvolgende dagen gespreid over een periode van een
maand, een observatie waarbij technische hulpmiddelen worden aangewend, een
observatie met een internationaal karakter, of een observatie uitgevoerd
door de gespecialiseerde eenheden van de federale politie.
Een technisch hulpmiddel in de zin van dit
wetboek is een configuratie van componenten die signalen detecteert, deze
transporteert, hun registratie activeert en de signalen registreert, met
uitzondering van de technische middelen die worden aangewend om een
maatregel als bedoeld in artikel 90ter uit te voeren.
W.Strafvordering, art. 90ter, § 1.
De onderzoeksrechter kan,
onverminderd de toepassing van artikelen 39bis, 87, 88, 89bis en 90, met
een heimelijk oogmerk, niet voor het publiek toegankelijke communicatie of
gegevens van een informaticasysteem of een deel ervan met technische
hulpmiddelen onderscheppen, er kennis van nemen, doorzoeken en opnemen of
de zoeking in een informaticasysteem of een deel ervan uitbreiden.
Bewijswaarde
Het
gebruik van audiovisuele middelen is slechts bewijskrachtig als het steunt
op andere toegelaten bewijsmiddelen of vaststellingen (zie E.Art. 25, 2de
lid). Dit wil zeggen, enerzijds gesteund
op een reeds vastgestelde onwettelijke gebeurtenis, anderzijds gesteund op
een zwaar vermoeden van een onwettelijke gebeurtenis.
PV
van vaststelling
Het
gebruik van een audiovisueel middel wordt opgenomen in een proces-verbaal.
Dit wil zeggen dat de toezichthouder het gebruik van het middel moet
certificeren. Hierbij wordt vermeld:
1. wat
de aanleiding is om een dergelijk middel te gebruiken,
2. het gebruikte
audiovisuele middel,
3. wat
de (vermoedelijke) gebruiksperiode is van het middel, met begin- en
einddatum,
4. of
aan de mededelingsplicht voorzien in E.Art. 25, 1ste lid, 3de
zin, wordt voldaan,
5. de gebruikelijke
meldingen van een proces-verbaal, hetzij datum, naam en functie
toezichthouder(s), persoon of plaats waarop toezicht wordt gehouden.
Observatieduur
Het
Wetboek van Strafvordering bepaalt in art. 47sexies, 2de lid een observatieduur, namelijk meer
dan 5 vijf opeenvolgende dagen of meer dan 5 vijf dagen gespreid over een
maand. Het artikel ad hoc neemt deze bepaling niet over.
Geen
observatie of afluisterpraktijk bedoeld in het Wetboek van Strafvordering
In
tegendeel, ze vestigt de wettelijke feitelijkheid dat het gebruik van het
audiovisuele middel geen aanleiding mag geven tot een observatie of
tot afluisterpraktijk zoals bepaald in het Wetboek van Strafvordering (zie E.Art.25, laatste lid).
Waar ligt
de grens? En wat indien men beroep doet op de medewerking van derden die
wel tot deze praktijken kunnen of mogen overgaan (zie E.Art. 26)?
|