Proces-verbaal
De toezichthouders stellen bij hun tussenkomsten een
proces-verbaal op. Dit is een verslag van de feitelijkheden, de
omstandigheden, de samenspraken, de vaststellingen die tijdens een toezicht
hebben plaatsgevonden of werden vastgelegd (zie
E.Art. 27, § 1, ab initio).
Een proces-verbaal is een schriftelijke weergave waarin iemand
(vaak een ambtenaar) verslag uitbrengt van in zijn of haar aanwezigheid
geconstateerde feiten en omstandigheden, zijn of haar verrichtingen en de
persoonsgegevens van betrokkenen en getuigen.
Een proces-verbaal wordt vaak opgesteld door een (beëdigd)
ambtenaar. Deze (beëdigde) ambtenaar is niet noodzakelijk een
toezichthouder van de ISD. Deskundige derden of bijstandsverleners (zie
E.Art. 26) kunnen ook processen-verbaal opstellen. De
toezichthouder van de ISD kan in zijn eigen proces-verbaal ernaar verwijzen
of kan het als een annex eraan kan toevoegen.
Naar vorm en inhoud leunt een proces-verbaal tegen een authentieke
akte aan. De bewijswaarde is echter relatief. Het verslag geldt als bewijs
tot het tegendeel wordt aangetoond (zie E.Art. 27, § 1, in
fine).
Wetboek Strafvordering, Art. 154.
De overtredingen worden bewezen hetzij door
processen-verbaal of verslagen, hetzij door getuigen bij ontstentenis van
verslagen en processen-verbaal of tot staving ervan.
Niemand wordt op straffe van nietigheid,
toegelaten om door getuigen bewijs te leveren boven of tegen de inhoud van
de processen-verbaal of verslagen van de officieren van politie aan wie de
wet bevoegdheid verleent om wanbedrijven of overtredingen vast te stellen
zolang er geen betichting van valsheid is. De processen-verbaal en
verslagen daarentegen, opgemaakt door agenten, aangestelden of officieren
aan wie de wet niet het recht verleent om geloofd te worden zolang er geen betichting
van valsheid is, kunnen bestreden worden met tegenbewijzen, hetzij door
geschrift, hetzij door getuigen, indien de rechtbank het geraden oordeelt
ze toe te laten.
Bewijskracht
De bewijskracht (“la foi due à l’acte”) duidt op de bindende
kracht van datgene wat in een bepaalde akte is vastgelegd en is gehecht aan
elk document van het dossier, ongeacht de bewijswaarde van dat stuk (zie
Marijn Van Nooten, Proces-verbaal tot bewijs van het tegendeel, Jura
Falconis, Jg. 39, 2002-2003, nummer 3, p. 338).
Bewijswaarde
De bewijswaarde daarentegen kan worden omschreven als de
geloofwaardigheid, het vertrouwen, het krediet, de ernst die men aan dit
element wil of moet toekennen, de mate van geloof die men eraan wil of moet
hechten, in relatie tot datgene wat te bewijzen valt (zie
Marijn Van Nooten, ibidem).
Beperking
Het proces-verbaal beperkt zich tot vaststellingen in verband met (zie
E.Art. 27, § 1):
·
Overtredingen van alle aard op de
verplichtingen en de regels vastgelegd in het huidige Erkenningsdecreet;
·
Overtredingen van alle aard op de
voorschriften en regels vastgelegd in het Eredienstendecreet van
07.05.2004.
Authentieke akte
Het Belgisch Burgerlijk Wetboek (BW) definieert een authentieke
akte als een geschrift dat in de wettelijke vorm is verleden voor een
openbare of ministerieel ambtenaar die de bevoegdheid en hoedanigheid heeft
om te instrumenteren (art. 8.1, 5° BW).
De authentieke akte is een van de twee vormen van een ondertekend
geschrift, naast de onderhandse akte (art. 8.1, 6° BW).
Authentieke akten zijn akten in de vereiste vorm en bevoegdelijk
opgemaakt door ambtenaren, zoals notarissen en rechters. De meeste
authentieke aktes zijn notariële aktes, maar een door een bevoegde rechter
opgemaakte akte is bijvoorbeeld ook authentiek.
Als authentieke akten worden ook beschouwd de akten, waarvan het
opmaken aan ambtenaren is voorbehouden, maar waarvan de wet het opmaken in
bepaalde gevallen aan anderen dan ambtenaren opdraagt.
Een authentieke akte levert tussen de partijen bij die akte
dwingend bewijs op – wat overigens alleen betekent dat het niet genegeerd
kan worden, en niet dat geen tegenbewijs van de inhoud van een authentieke
akte is toegelaten.
Burgerlijk Wetboek, Art. 8.1. Definities
Wordt verstaan onder:
1°
geschrift: een geheel van alfabetische tekens of van enige andere
verstaanbare tekens aangebracht op een drager die de mogelijkheid biedt
toegang ertoe te hebben gedurende een periode die is afgestemd op het doel
waarvoor de informatie kan dienen en waarbij de integriteit ervan wordt
beschermd, welke ook de drager en de transmissiemogelijkheden zijn;
2°
handtekening: een teken of een opeenvolging van tekens, aangebracht met de
hand, elektronisch of via ieder ander procedé, waarmee een persoon zich
identificeert en waaruit zijn wilsuiting blijkt;
3°
elektronische handtekening: een handtekening conform artikel 3,10° tot
3,12° van de Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de
Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en
vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en
tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG;
4°
onderhandse akte: een geschrift dat rechtsgevolgen beoogt, dat door de
partij(en) ondertekend wordt met de bedoeling om met de inhoud ervan in te
stemmen, en dat geen authentieke akte is;
5°
authentieke akte: een geschrift dat in de wettelijke vorm is verleden voor
een openbare of ministerieel ambtenaar die de bevoegdheid en hoedanigheid
heeft om te instrumenteren;
6°
ondertekend geschrift: elke onderhandse of authentieke akte;
7°
begin van bewijs door geschrift: elk geschrift dat uitgaat van degene die
een rechtshandeling betwist of van degene die hij vertegenwoordigt, en
waardoor de aangevoerde rechtshandeling waarschijnlijk wordt gemaakt;
8°
getuigenis: een verklaring afgelegd door een derde onder de voorwaarden van
de artikelen 915 en volgende en 961/1 en volgende van het Gerechtelijk
Wetboek;
9°
feitelijk vermoeden: een bewijsmiddel waarbij de rechter het bestaan van
één of meer onbekende feiten afleidt uit het voorhanden zijn van één of
meer bekende feiten;
10°
bekentenis: een erkenning door een persoon of door haar bijzonder gevolmachtigde
vertegenwoordiger van een feit dat rechtsgevolgen tegen hem kan hebben;
11°
samengestelde bekentenis: een bekentenis die gepaard gaat met
verduidelijkingen of voorbehouden die van aard zijn om de rechtsgevolgen
ervan teniet te doen of te beperken;
12°
eed: een plechtige verklaring van een partij voor een rechter waarbij zij
de waarachtigheid van haar beweringen bevestigt;
13°
toelaatbaarheid: de verenigbaarheid van het bewijs met de regels in dit
boek die bepalen onder welke voorwaarden een bepaald bewijsmiddel kan
uitmaken van een betwist feit;
14°
bewijswaarde: de mate waarin een bewijselement de rechter overtuigt;
15°
wettelijke bewijswaarde: de mate waarin een bewijsmiddel volgens de wet
bewijs oplevert en de rechter en de partijen door dit bewijsmiddel gebonden
zijn.
Eigenschappen van een authentieke akte
Een authentieke akte biedt, in vergelijking met een onderhandse
akte, zekerheid dat:
·
het document echt is,
·
niemand er achteraf iets aan veranderd
heeft,
·
de personen van wie de namen onder het
document staan werkelijk degenen zijn geweest die het hebben ondertekend,
·
het een vaste datum heeft, d.w.z. het is
ondertekend op de genoemde datum en dat er dus niet geantedateerd is.
De wet vereist voor bepaalde verklaringen en overeenkomsten een
authentieke akte; een onderhandse akte is voor dat soort verklaringen
ongeldig (zie
https://nl.wikipedia.org/wiki/Authentieke_akte).
Origineel en kopieën
Een proces-verbaal wordt in origineel opgesteld en bewaard.
Kopieën worden aan de belanghebbenden ter beschikking gesteld.
De vaststellingen worden meegedeeld aan de besturen van de
eredienst of van de erkenningzoekende lokale geloofsgemeenschap, aan de leden
van deze beide indien hun individuele verantwoordelijkheid in het gedrang
komt, en aan het representatief orgaan, in casu de bisschop (zie
E.Art. 27, § 2, laatste lid).
Raadgevingen en waarschuwingen
Raadgevingen (zie E.Art. 27, § 2, 1ste lid)
hebben tot doel tekortkomingen, die dreigen gepleegd te worden, te
voorkomen. Ze vinden plaats op een ogenblik dat de tekortkoming nog niet
heeft plaatsgevonden en hebben een zuiver preventieve werking. Raadgevingen
bevatten zo concreet mogelijke adviezen over hoe de tekortkoming alsnog kan
worden voorkomen, naast een algemene verwittiging voor de gevolgen ervan.
Een waarschuwing (zie E.Art. 27, § 2, 2de lid) is
een gunst waarbij het bestuur van de eredienst en in voorkomend geval de
leden van het bestuursorgaan opgedragen wordt om binnen een bepaalde
termijn (zie E.Art. 24)
zich in regel te stellen, de schadelijke gevolgen van de tekortkomingen te
herstellen, en het bewijs hiervan te verschaffen (zie
MvT, p. 57).
|