Het
Erkenningsdecreet is van toepassing bij de erkenning van nieuwe lokale geloofsgemeenschappen
die gelegen zijn binnen het Vlaamse Gewest als geografische entiteit. Deze
nieuwe lokale geloofsgemeenschappen moeten een minimaal 4-jarig traject
afleggen, de wachtperiode, als waarborg van of voor een lange(re)
bestaanszekerheid (zie E.Art. 7, 11°).
Bestaande
besturen van de eredienst moeten ook volledig op het Vlaamse grondgebied
gelegen zijn. Deze vernauwing maakt een exclusief administratief
gewestelijk beheerstoezicht mogelijk.
De
geografische voorwaarde geldt voor de toekomstige geloofsgemeenschappen en
de bestaande besturen van de eredienst.
De
Memorie van toelichting (MvT) maakt een onderscheid tussen de
Federale bevoegdheden in het bijzonder de erkenning van (nieuwe)
erediensten en de bezoldiging of de betaling van het pensioen van de
bedienaars van deze erkende erediensten.
De
erkenning van een lokale geloofsgemeenschap brengt de oprichting van een
openbare instelling met rechtspersoonlijkheid mee, dit is het bestuur van
de eredienst (zie Eredienstendecreet, art. 3), waarvoor het Vlaams Gewest op zijn
grondgebied verantwoordelijkheid draagt en toezicht houdt door bemiddeling
van zijn provincies en gemeenten en door een nieuw opgerichte
(deel)administratie (zie Besluit Toezichthouders 10 dec 2021 en Hoofdstuk IV van het
Erkenningsdecreet).
Vanaf de erkenning heeft de
financierende (Vlaamse) overheid volgende verplichtingen t.a.v. het bestuur
van de eredienst:
▪ instaan voor het tekort van
de werking van het bestuur van de eredienst;
▪ onder bepaalde voorwaarden
bijdragen in de investering in de gebouwen van de eredienst;
▪ ter beschikking stellen van
een woning van de bedienaar van de eredienst of een woonstvergoeding
toekennen;
▪ onder bepaalde voorwaarden
een ruimte ter beschikking stellen waar gelovigen ontvangen kunnen worden,
waar het bestuursorgaan kan vergaderen en waar het archief van het bestuur
kan bewaard worden (of een secretariaatsvergoeding toekennen) (zie MvT, p. 4-5).
|