Artikel 4. De
terminologie in het Erkenningsdecreet Gewijzigd bij Decreet van
26 april 2024, punten 4°/1 en 4°/2 worden ingevoegd. In dit decreet wordt
verstaan onder: 1° adviserende gemeente:
de gemeente op wiens grondgebied de gebouwen bestemd voor de itoefening van de islamitische of orthodoxe eredienst
gelegen zijn; 2° bestuursorgaan: een
groep personen die instaat voor het bestuur van het bestuur van de eredienst.
Conform het decreet van 7 mei 2004 worden daaronder de volgende organen
verstaan: a) de kerkraad voor de
rooms-katholieke en anglicaanse eredienst; 3° bestuur van de eredienst:
een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid belast met het beheer van
de temporaliën van de erkende eredienst op een bepaald grondgebied. Conform
het decreet van 7 mei 2004 worden daaronder de volgende instellingen
verstaan: a) de kerkfabriek voor de
rooms-katholieke, anglicaanse en orthodoxe eredienst; 4° bevoegde instantie: de
instantie van de Vlaamse administratie, vermeld in artikel 18; 4° /1 buitenlandse actor:
elke buitenlandse entiteit van publiek- of privaatrechtelijke aard, met of
zonder rechtspersoonlijkheid en ongeacht de rechtsvorm ervan; 4° /2 binnenlandse
organisatie: elke entiteit die actief is op het Belgische grondgebied, met of
zonder rechtspersoonlijkheid en ongeacht de rechtsvorm ervan; 5° centraal bestuur: de
openbare instelling met rechtspersoonlijkheid die conform artikel 25, 105,
141, 177, 213 of 256 van het decreet van 7 mei 2004 wordt opgericht; 6° decreet van 7 mei
2004: het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en
werking van de erkende erediensten; 7° federale overheid: de
federale overheid die bevoegd is voor de erkenning van de erediensten; 8° financierende
overheid: de gemeente(n) of provincie(s) die na de erkenning bijdragen aan de
financiering van het bestuur van de eredienst conform het decreet van 7 mei
2004; 9° lokale
geloofsgemeenschap: een groep personen die dezelfde door de federale overheid
erkende eredienst op een bepaald grondgebied in een daartoe bestemde plaats
beoefenen. Conform het decreet van 7 mei 2004 worden daaronder volgende
instanties verstaan: a) de parochie voor de
rooms-katholieke, anglicaanse en orthodoxe eredienst; 10° personeelsleden van
de bevoegde instantie: de personeelsleden die belast zijn met de opdrachten,
vermeld in artikel 18; 11° representatief
orgaan: het door de federale overheid erkende representatief orgaan van een
erkende eredienst; 12° verbonden juridische
structuren: de juridische structuren die aan de erkenningszoekende lokale
geloofsgemeenschap of aan het bestuur van de eredienst verbonden zijn en
waarbij deze verbondenheid van dien aard is dat ze een weerslag heeft op de
organisatie, de werking en het beheer van de goederen of van de inkomsten van
de erkenningszoekende lokale geloofsgemeenschap of van het bestuur van de
eredienst; 13° voorlopig
bestuursorgaan: een orgaan bestaande uit de personen die tijdens de
wachtperiode, vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 3, beschouwd worden als
voorzitter, secretaris, penningmeester, bedienaars van de eredienst en hun
vervangers. |
||||
© PéDéWé 03.2022. Hoewel de teksten in de groene kaders
hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten, decretale verordeningen en
omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt gegeven een persoonlijk
standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar administratie(s), noch de
burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch de kerkelijke overheid
en haar instelling(en) verbindt. |