HOOFDSTUK 2. Erkenning
van lokale geloofsgemeenschappen Afdeling 1. Erkenningscriteria Artikel 7.
Erkenningscriteria, opsomming Gewijzigd bij Decreet van
26 april 2024, punten 3°, 6°, 9°, worden vervangen, en punten 3°/1 , 3°/2, en
3°/3, en 12° worden toegevoegd. Een lokale
geloofsgemeenschap kan worden erkend als ze voldoet aan al de volgende
criteria: 1° ze heeft een
juridische structuur die aangepast is aan het aangevraagde openbaar statuut
en waarover er transparantie is; 2° ze is financieel
leefbaar en biedt transparantie daarover; 3° ze ontvangt noch
rechtstreeks, noch onrechtstreeks buitenlandse financiering of ondersteuning
als die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan haar
onafhankelijkheid. Ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die
rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme,
spionage of clandestiene inmenging; [opgeheven bij Decreet van
26 april 2024, art. 3 en vervangen door wat volgt:]. 3° ze ontvangt noch
rechtstreeks, noch onrechtstreeks financiering of ondersteuning die afbreuk
doet aan de onafhankelijke uitoefening van de decretale opdrachten en
verplichtingen van het toekomstige bestuur van de eredienst, zoals is bepaald
in dit decreet en het decreet van 7 mei 2004. De onafhankelijke uitoefening
van de decretale opdrachten en verplichtingen van het toekomstige bestuur van
de eredienst kan in het gedrang komen door onder meer, maar niet uitsluitend,
de samenloop van twee of meer van de volgende elementen, die wordt
vastgesteld door de personeelsleden van de bevoegde instantie bij de
juridische structuur, vermeld in artikel 7, 1° : a) het ontvangen van
herhaaldelijke financiële giften van dezelfde persoon of organisatie; b) het ontvangen van
schenkingen van goederen die een aanzienlijke kostprijs hebben en
noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de eredienst; c) de rechtstreekse of
onrechtstreekse terbeschikkingstelling van personeel door derden; d) de
terbeschikkingstelling door derden van infrastructuur ten kosteloze titel of
tegen een niet-marktconforme huurprijs; e) het bestaan van
samenwerkingsverbanden met instellingen die rechtstreeks of onrechtstreeks
gelinkt zijn aan organisaties en bewegingen die een extremistische en
segregerende geloofsbeleving promoten en verspreiden; f) de opname in de
statuten, oprichtingsakte of beginselverklaring van de juridische structuur,
vermeld in artikel 7, 1°, van een band van ondergeschiktheid aan een
buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie; g) een nauwe band met een
buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie die
blijkt uit het feit dat de juridische structuur, vermeld in artikel 7, 1° : 1) richtlijnen, ongeacht
de aard ervan, ontvangt van een buitenlandse actor of een daaraan gelinkte
binnenlandse organisatie; 2) informatie over de
eigen werking, over leden of over bepaalde personen of groepen bezorgt aan
een buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie; 3) structureel en
prominent aanwezig is op bijeenkomsten die georganiseerd worden door een
buitenlandse actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie; 4) via de eigen
communicatiekanalen activiteiten promoot van een buitenlandse actor of een
daaraan gelinkte binnenlandse organisatie; 5) verbonden is met
structuren zoals verenigingen of koepelorganisaties die rechtstreeks of
onrechtstreeks verbonden zijn aan of aangestuurd worden door een buitenlandse
actor of een daaraan gelinkte binnenlandse organisatie; 6) voor de eigen werking
actief gebruikmaakt van officiële logo's van een buitenlandse actor of een
daaraan gelinkte binnenlandse organisatie; 7) gebruikmaakt van
infrastructuur in eigendom van een buitenlandse actor of een daaraan gelinkte
binnenlandse organisatie, en waarvan het gebruiksrecht onvoldoende een
onvoorwaardelijke en lange termijn van het gebruik garandeert; 8) binnen de eigen
werking een structurele en prominente aanwezigheid van diplomatiek personeel
toestaat; 9) via financiële stromen
en constructies financieel verbonden is met een buitenlandse actor of een
daaraan gelinkte binnenlandse organisatie; 3° /1 ze ontvangt geen
financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband
houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging; [toegevoegd bij Decreet van 26 april 2024, art.
4] 3° /2 ze
heeft geen banden met: a) personen
of entiteiten als vermeld in artikel 3 en 5 van het koninklijk besluit van 28
december 2006 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde
personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen de financiering van het
terrorisme; b) personen,
groepen of entiteiten die zijn opgenomen in de lijst, vermeld in artikel 2, 3
en 4 van het gemeenschappelijk standpunt 2001/931/ GBVB van de Raad van 27
december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter
bestrijding van het terrorisme, en in de daaropvolgende besluiten van de Raad
tot actualisering van de lijst van personen, groepen en entiteiten, vermeld
in artikel 2, 3 en 4 van het gemeenschappelijk standpunt
2001/931/GBVB;". [toegevoegd bij Decreet van
26 april 2024, art. 5] 4° ze toont de
maatschappelijke relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand
van: a) de bevestiging door
het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap minstens
tweehonderd leden telt binnen de gebiedsomschrijving; b) de zorg voor de
materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van
de waardigheid ervan mogelijk maken; c) het onderhoud en de
bewaring van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst; d) het onderhouden van
duurzame contacten met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen
bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn; e) het respecteren van
het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten
met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de
eredienst gelegen zijn; 5° de leden van het
voorlopig bestuursorgaan leven, behalve bij incidentele overmacht, al de
volgende verplichtingen na: a) de verplichting om in
geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten
die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een
groep, een gemeenschap of leden daarvan; b) de verplichting om
alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot
discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap
of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van het voorlopig
bestuursorgaan; c) de verplichting om
alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de lokale
geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie,
haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden
daarvan, te weren uit de gebruikte lokalen en plaatsen; d) de verplichting om,
onverminderd de vrijheid van godsdienst, alle redelijke inspanningen te
ondernemen om geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te
verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder
de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de
mens en de fundamentele vrijheden; e) de verplichting om in
geen geval, op welke wijze dan ook aan te zetten tot discriminatie, haat of
geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan; 6° ze toont aan dat het
toekomstig bestuur van de eredienst houder zal worden van zakelijke rechten
op de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de
eredienst of bij gebreke daarvan, wanneer de gebouwen of de andere infrastructuur
bestemd voor de uitoefening van de eredienst geen eigendom zijn van een
publieke rechtspersoon, kan ze een afschrift voorleggen van een overeenkomst
die met de eigenaar van de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor
de uitoefening van de eredienst is gesloten over het gebruik van de gebouwen
of de andere infrastructuur door het toekomstig bestuur van de eredienst; [vervangen bij Decreet van
26 april 2024, art. 8, door wat volgt:] 6° ze toont aan dat het toekomstige bestuur
van de eredienst voor de gebouwen die bestemd zijn voor de uitoefening van de
eredienst, houder is van een van de onderstaande rechten of overeenkomsten.
Aan dit criterium is ook voldaan als de gebouwen die bestemd zijn voor de
uitoefening van de eredienst, in eigendom zijn van een Belgische publieke
rechtspersoon: a) een zakelijk recht dat voldoet aan
de modaliteiten en voorwaarden, vermeld in boek 3 `Goederen' van het
Burgerlijk Wetboek: volle eigendom of mede-eigendom; b) een zakelijk gebruiksrecht dat
voldoet aan de modaliteiten en voorwaarden, vermeld in boek 3 `Goederen' van
het Burgerlijk Wetboek: erfpacht, vruchtgebruik of opstal; c) een schriftelijke huurovereenkomst
naar gemeenrecht conform artikel 1737 van het Burgerlijk Wetboek van bepaalde
duur van minstens vijftien jaar zonder de mogelijkheid van een vervroegde
beëindiging door de verhuurder; 7° het voorlopig
bestuursorgaan bezorgt de voor- en achternaam, adres, rijksregisternummer,
e-mailadres, telefoonnummer, nationaliteit, geboortedatum en geslacht van de
leden van het voorlopig bestuursorgaan aan de Vlaamse Regering, het
representatief orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de
adviserende gemeente. Als er tussentijdse wijzigingen zijn, meldt het
voorlopig bestuursorgaan dat binnen dertig dagen aan deze instanties; 8° ze heeft enkel
bedienaars van de eredienst en hun vervangers die voldoen aan de inburgeringsplicht
die in voorkomend geval op hen van toepassing is conform het decreet van 7
juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid; 9° ze heeft geen bedienaars
van de eredienst en hun vervangers die rechtstreeks of onrechtstreeks
bezoldigd zijn door een buitenlandse overheid; [vervangen bij Decreet van
26 april 2024, art. 7, door wat volgt:] 9° ze verbindt zich ertoe om de wedde
van haar bedienaars van de eredienst ten laste te laten nemen door de
federale overheid conform artikel 181 van de Grondwet en de wet van 2
augustus 1974 betreffende de wedden van de titularissen van sommige openbare
ambten, van de bedienaars van de erkende erediensten en van de afgevaardigden
van de Centrale Vrijzinnige Raad; 10° ze voldoet aan de
verplichtingen, vermeld in artikel 11 en 12; 11° ze doorloopt de wachtperiode van vier jaar,
vermeld in afdeling 3, met gunstig gevolg. 12° de federale minister van Justitie heeft een
gunstig advies gegeven over de lokale geloofsgemeenschap met betrekking tot
elementen die de veiligheid van de staat of de openbare orde aanbelangen. [Toegevoegd bij Decreet van 26 april 2024, art.
9]. |
||||
© PéDéWé 03.2022. Hoewel de teksten in de groene kaders
hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten, decretale verordeningen en
omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt gegeven een persoonlijk
standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar administratie(s), noch de
burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch de kerkelijke overheid
en haar instelling(en) verbindt. |