CENTRAAL KERKBESTUUR GENT STAD

 

Biezekapelstraat 4 te 9000 Gent

 

HOOFDSTUK 2. Erkenning van lokale geloofsgemeenschappen

 

Afdeling 2. Aanvraag tot erkenning

 

Artikel 8. Erkenningsprocedure

 

Om erkend te kunnen worden, dient de lokale geloofsgemeenschap een aanvraag tot erkenning in bij het representatief orgaan. Het representatief orgaan waarbij een aanvraag tot erkenning is ingediend, meldt dat aan de Vlaamse Regering binnen acht dagen na ontvangst.

 

Het representatief orgaan bezorgt de aanvraag tot erkenning aan de Vlaamse Regering. Deze aanvraag bevat al de volgende gegevens en documenten:

1° de identificatie van de lokale geloofsgemeenschap: de naam en de denominatie van de lokale geloofsgemeenschap;

2° in voorkomend geval de huidige juridische structuur, de naam, het adres, de statuten en het nummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen;

3° de gebiedsomschrijving, namelijk de duidelijke aanwijzing van het territoriale werkingsgebied van de lokale geloofsgemeenschap: de naam van de gemeente(n) of van de delen ervan;

4° de vermelding van de financierende overheid en in voorkomend geval een voorstel van verdeelsleutel van de kosten tussen de financierende overheden;

5° het adres van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst;

6° het adres van alle andere infrastructuur die de lokale geloofsgemeenschap gebruikt;

7° de gegevens, vermeld in artikel 7, 7°, van de leden van het voorlopig bestuursorgaan en voor elk van hen, een uittreksel uit het strafregister, conform artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat niet ouder is dan negentig dagen;

8° de leden van het voorlopig bestuursorgaan ondertekenen een schriftelijke verklaring op eer waarin ze zich ertoe verbinden de erkenningscriteria, vermeld in artikel 7, en de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, na te leven.

 

Getrapte erkenning

De lokale geloofsgemeenschap wordt getrapt erkend (zie E.Art. 7). Vooreerst is er een verzoek via een hogere instantie, het representatief orgaan, in casu de bisschop waarin de nieuwe lokale geloofsgemeenschap geografisch is gelegen. Dan is er een wachtperiode, waarin de Vlaamse Regering door haar Administraties, de duurzaamheid van het verzoek tot oprichting onderzoekt en beoordeelt over een langere termijn.

Onderzoek

Volgende elementen worden voorafgaandelijk door de bisschop onderzocht:

 

·         de identificatie van de plaatselijke geloofsgemeenschap met haar gebiedsomschrijving en de identificatie van de bedienaars (zie E.Art. 8, 1°);

·         de financiële draagkracht van de geloofsgemeenschap, zowel op roerend als onroerend gebied en op personeelsgebied ( bezoldiging van de bedienaar) (zie E.Art. 8, 4°);

·         de maatschappelijke relevantie van de plaatselijke geloofsgemeenschap (zie E.Art. 7, 4°);

o   verklaringen betreffende het onderhouden van de Belgische wetten en de Belgische Grondwet in verband met:

o   het gebruik van talen in bestuurszaken; de inburgeringplicht van de geestelijke bedienaars;

o    de bescherming van de individuele en de fundamentele vrijheden en de rechten van de mens.

·         De financiële onafhankelijkheid van derde landen (zie E.Art. 7, 3° en E.Art. 8, 4°).

Deze elementen worden opgenomen in het aanvraagformulier dat door de Vlaamse Regering wordt opgelegd.

De bisschop meldt ontvangst van het verzoek aan de lokale geloofsgemeenschap. Deze ontvangstmelding is nodig opdat op ondubbelzinnige wijze aan het verzoek een vaste datum zou kunnen gegeven worden. Want de bisschop moet binnen 8 acht dagen melden aan de Vlaamse Regering dat een verzoek tot oprichting van een lokale geloofsgemeenschap werd ontvangen. De loop van de termijn en de berekeningswijze volgen E.Art. 6.

Het aanvraagformulier omvat enkele criteria, namelijk:

A.     Maatschappelijke voorwaarden

De maatschappelijke relevantie wordt aangetoond aan de hand van: 

 

-        minimum 200 leden binnen de gebiedsomschrijving;

-        de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van de waardigheid ervan mogelijk maken;

-        het onderhoud en de bewaring van het gebouw of de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst;

-        duurzame contacten onderhouden met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;

-        respecteren van het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn. 

B.      Immateriële voorwaarden

Het aanvraagdossier bevat een schriftelijke verklaring op eer waarbij de leden van het voorlopig bestuursorgaan / het tijdelijk voltallig bestuursorgaan zich ertoe verbinden de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 na te leven.

De bedienaars van de eredienst en hun vervangers voldoen indien van toepassing aan de inburgeringsplicht vastgelegd in het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid.

In het uitvoeringsbesluit d.d. 29.01.2016 is een verklaring opgenomen, die elke inburgering zoekende moet respecteren en toepassen. Dit besluit treedt in werking op 29 februari 2016 met uitzondering van artikel 7, § 1 en § 2, die in werking treden op 16 juli 2016. Het besluit werd gepubliceerd in Belgisch Staatsblad op 07 april 2016.

C.      Morele intenties

De leden van het voorlopig bestuursorgaan / het tijdelijk voltallig bestuursorgaan/ het bestuursorgaan van het bestuur van de eredienst leven, behoudens incidentele overmacht, de volgende verplichtingen na:

-        de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;

-        de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;

-        de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van het voorlopig bestuursorgaan/het tijdelijk voltallig bestuursorgaan/ het bestuursorgaan van het bestuur van de eredienst;

-        de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de gebruikte lokale en plaatsen;

-        de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder het Europees Verdrag Voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de Grondwet;

-        Het aanvraagdossier bevat een schriftelijke verklaring op eer waarbij de leden van het voorlopig bestuursorgaan/ het tijdelijk voltallig bestuursorgaan zich ertoe verbinden om deze verplichtingen na te leven.

D.     Juridische structuren en zakelijke rechten

-        Het bestaan van een juridische structuur die aan het aangevraagd openbaar statuut aangepast is en verplichte transparantie hierover;

-        Transparantie over de juridische structuren die aan de lokale geloofsgemeenschap verbonden zijn en in het bijzonder de onderlinge financiële stromen tussen de lokale geloofsgemeenschap en de verbonden juridische structuren;

-        De gegevens over de bedienaars van de eredienst en hun vervangers moeten steeds door het voorlopig bestuursorgaan of het bestuursorgaan van het bestuur van de eredienst bezorgd worden aan de Vlaamse Regering, het representatief orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de adviserende gemeente;

-        Het beschikken over een gebouw dat bestemd is voor de uitoefening van de eredienst en dat voldoet aan de geldende veiligheidsnormen blijkens een attest van de brandweer. De toekomstige openbare instelling moet houder zijn van zakelijke rechten op het gebouw of gebouwen gebruikt als plaats van de eredienst, of bij gebreke daarvan, wanneer het gebouw of de gebouwen gebruikt als plaats van de eredienst niet aan een overheid toebehoren, een afschrift van de met de eigenaar gesloten overeenkomst betreffende het gebruik van het gebouw of de gebouwen als plaats van eredienst, kunnen voorleggen.

Wachtperiode

De invoering van een wachtperiode van vier jaar heeft tot doel de erkenningsaanvragen grondig te screenen en te toetsen op de erkenningsverplichtingen, alsook een constructieve relatie op te bouwen met de betreffende lokale geloofsgemeenschap. De wachtperiode zorgt er ook voor dat alle betrokken actoren bij de erkenningsprocedure een gefundeerd advies kunnen geven.

Op deze wijze kan er ook vertrouwen worden opgebouwd tussen de lokale geloofsgemeenschap en de lokale overheid, waarvan de Vlaamse Regering de essentiële rol in deze materie ten volle wil erkennen.

De wachtperiode zal starten vanaf het moment dat het representatief orgaan de bij haar ingediende erkenningsaanvraag van een lokale geloofsgemeenschap, heeft bezorgd aan de Vlaamse Regering.

Erkenning

-        Zijn er een voldoende aantal leden die de lokale geloofsgemeenschap vertegenwoordigt (zie E.Art.7, 4°, littera a);

-        ligt het voorgesteld geografische grondgebied volledig in Vlaanderen (zie E.Art. 3);

-        is er een juridische structuur die het mogelijk maakt dat de lokale geloofsgemeenschap als een openbaar bestuur erkend zal worden (zie E.Art. 7, 1°);

-        is de lokale geloofsgemeenschap kapitaalkrachtig genoeg om een langdurige werking te verzekeren (zie E.Art. 7, 2°);

-        worden deze kapitalen niet verkregen uit het buitenland (zie E.Art. 7, 3°);

-        zijn de (toekomstige) bedienaars ingebed in de Westerse cultuur en erkennen / onderhouden zij de waarden van deze westerse cultuur (zie E.Art. 7, 5°);

-        is de lokale geloofsgemeenschap verankerd in de gemeente (zie E.Art. 7, 4°, littera e);

-        zijn de gebouwen eigendom of heeft men een zakelijk recht (van huur, of ter beschikkingstelling) (zie E.Art. 7, 6°);

 

dan kan de Vlaamse Overheid de verzoekende lokale geloofsgemeenschap erkennen.

 

Bestaande geloofsgemeenschappen

Hoofdstuk 3 van het Erkenningsdecreet bepaalt uitdrukkelijk dat de erkenningsverplichtingen moeten nageleefd worden door zowel de bestaande als de toekomstige besturen van de eredienst. De reeds bestaande besturen van de eredienst krijgen vanaf de inwerkingtreding van het decreet één of twee jaar de tijd om zich te conformeren aan de nieuwe verplichtingen (E.Art. 67).

Behalve de morele verplichtingen zijn er enkele materiële voorschriften die moeten nageleefd worden. Niet beperkend wordt er opgesomd: het houden van een giftenregister (zie E.Art. 17, § 2) , het bijhouden van een register van zakelijke rechten die de oorsprong van eigendom of van een zakelijk recht (huren van) aantonen (zie E.Art. 7, 6° en 16, 4°).

 

 

© PéDéWé 03.2022. Hoewel de teksten in de groene kaders hoofdzakelijk gebaseerd zijn op wetteksten, decretale verordeningen en omzendbrieven, is de interpretatie die er aan wordt gegeven een persoonlijk standpunt dat noch de Vlaamse Regering en haar administratie(s), noch de burgerlijke overheden en haar administratie(s), noch de kerkelijke overheid en haar instelling(en) verbindt.

 

Naar E.Art. 7

Home

Naar E.Art. 9