Getrapte
erkenning
De lokale geloofsgemeenschap wordt getrapt erkend (zie E.Art. 7). Vooreerst is er
een verzoek via een hogere instantie, het representatief orgaan, in casu de
bisschop waarin de nieuwe lokale geloofsgemeenschap geografisch is gelegen.
Dan is er een wachtperiode, waarin de Vlaamse Regering door haar
Administraties, de duurzaamheid van het verzoek tot oprichting onderzoekt
en beoordeelt over een langere termijn.
Onderzoek
Volgende elementen worden voorafgaandelijk door de bisschop
onderzocht:
·
de identificatie van de plaatselijke geloofsgemeenschap met haar
gebiedsomschrijving en de identificatie van de bedienaars (zie
E.Art. 8, 1°);
·
de financiële draagkracht van de geloofsgemeenschap, zowel op
roerend als onroerend gebied en op personeelsgebied ( bezoldiging van de
bedienaar) (zie E.Art. 8, 4°);
·
de maatschappelijke relevantie van de plaatselijke
geloofsgemeenschap (zie E.Art. 7, 4°);
o
verklaringen betreffende het onderhouden van de Belgische wetten en
de Belgische Grondwet in verband met:
o
het gebruik van talen in bestuurszaken; de inburgeringplicht van de
geestelijke bedienaars;
o
de bescherming van de individuele
en de fundamentele vrijheden en de rechten van de mens.
·
De financiële onafhankelijkheid van derde landen (zie
E.Art. 7, 3° en E.Art. 8, 4°).
Deze elementen worden opgenomen in het aanvraagformulier
dat door de Vlaamse Regering wordt opgelegd.
De bisschop meldt ontvangst van het verzoek aan de lokale geloofsgemeenschap. Deze
ontvangstmelding is nodig opdat op ondubbelzinnige wijze aan het verzoek
een vaste datum zou kunnen gegeven worden. Want de bisschop moet binnen 8
acht dagen melden aan de Vlaamse Regering dat een verzoek tot oprichting
van een lokale geloofsgemeenschap werd ontvangen. De loop van de termijn en
de berekeningswijze volgen E.Art. 6.
Het aanvraagformulier omvat enkele criteria, namelijk:
A. Maatschappelijke voorwaarden
De maatschappelijke relevantie wordt aangetoond aan de
hand van:
-
minimum 200 leden
binnen de gebiedsomschrijving;
-
de zorg voor de
materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van
de waardigheid ervan mogelijk maken;
-
het onderhoud en
de bewaring van het gebouw of de gebouwen bestemd voor de uitoefening van
de eredienst;
-
duurzame contacten
onderhouden met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen bestemd
voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;
-
respecteren van
het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten
met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van
de eredienst gelegen zijn.
B. Immateriële voorwaarden
Het aanvraagdossier bevat een schriftelijke verklaring
op eer waarbij de leden van het voorlopig bestuursorgaan / het tijdelijk voltallig
bestuursorgaan zich ertoe verbinden de wetten op het gebruik van de talen
in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 na te leven.
De bedienaars van de eredienst en hun vervangers
voldoen indien van toepassing aan de inburgeringsplicht vastgelegd in het decreet van 7 juni 2013
betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid.
In het uitvoeringsbesluit d.d. 29.01.2016 is een
verklaring opgenomen, die elke inburgering zoekende moet respecteren en
toepassen. Dit besluit treedt in werking op 29 februari 2016 met
uitzondering van artikel 7, § 1 en § 2, die in werking treden op 16 juli
2016. Het besluit werd gepubliceerd in Belgisch Staatsblad op 07 april
2016.
C. Morele intenties
De leden van het voorlopig bestuursorgaan / het
tijdelijk voltallig bestuursorgaan/ het bestuursorgaan van het bestuur van
de eredienst leven, behoudens incidentele overmacht, de volgende
verplichtingen na:
-
de verplichting om
in geen geval, op welke wijze dan ook, aan te zetten tot discriminatie,
haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden
daarvan;
-
de verplichting om
in geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan
activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een
persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;
-
de verplichting om
alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot
discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een
gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van
het voorlopig bestuursorgaan/het tijdelijk voltallig bestuursorgaan/ het
bestuursorgaan van het bestuur van de eredienst;
-
de verplichting om
alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de
geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot
discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap
of de leden daarvan, te weren uit de gebruikte lokale en plaatsen;
-
de verplichting om
alle redelijke inspanningen te ondernemen om geldende wetgeving na te leven
en niet hun medewerking te verlenen aan handelingen strijdig met de
geldende wetgeving, in het bijzonder het Europees Verdrag Voor de Rechten
van de Mens (EVRM) en de Grondwet;
-
Het
aanvraagdossier bevat een schriftelijke verklaring op eer waarbij de leden van
het voorlopig bestuursorgaan/ het tijdelijk voltallig bestuursorgaan zich
ertoe verbinden om deze verplichtingen na te leven.
D. Juridische structuren en zakelijke
rechten
-
Het bestaan van
een juridische structuur die aan het aangevraagd openbaar statuut aangepast
is en verplichte transparantie hierover;
-
Transparantie over
de juridische structuren die aan de lokale geloofsgemeenschap verbonden
zijn en in het bijzonder de onderlinge financiële stromen tussen de lokale
geloofsgemeenschap en de verbonden juridische structuren;
-
De gegevens over
de bedienaars van de eredienst en hun vervangers moeten steeds door het
voorlopig bestuursorgaan of het bestuursorgaan van het bestuur van de
eredienst bezorgd worden aan de Vlaamse Regering, het representatief
orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de adviserende
gemeente;
-
Het beschikken
over een gebouw dat bestemd is voor de uitoefening van de eredienst en dat
voldoet aan de geldende veiligheidsnormen blijkens een attest van de
brandweer. De toekomstige openbare instelling moet houder zijn van
zakelijke rechten op het gebouw of gebouwen gebruikt als plaats van de
eredienst, of bij gebreke daarvan, wanneer het gebouw of de gebouwen
gebruikt als plaats van de eredienst niet aan een overheid toebehoren, een
afschrift van de met de eigenaar gesloten overeenkomst betreffende het
gebruik van het gebouw of de gebouwen als plaats van eredienst, kunnen
voorleggen.
Wachtperiode
De invoering van een wachtperiode van vier jaar heeft
tot doel de erkenningsaanvragen grondig te screenen en te toetsen op de
erkenningsverplichtingen, alsook een constructieve relatie op te bouwen met
de betreffende lokale geloofsgemeenschap. De wachtperiode zorgt er ook voor
dat alle betrokken actoren bij de erkenningsprocedure een gefundeerd advies
kunnen geven.
Op deze wijze kan er ook vertrouwen worden opgebouwd
tussen de lokale geloofsgemeenschap en de lokale overheid, waarvan de
Vlaamse Regering de essentiële rol in deze materie ten volle wil erkennen.
De wachtperiode zal starten vanaf het moment dat het
representatief orgaan de bij haar ingediende erkenningsaanvraag van een
lokale geloofsgemeenschap, heeft bezorgd aan de Vlaamse Regering.
Erkenning
-
Zijn er een
voldoende aantal leden die de lokale geloofsgemeenschap vertegenwoordigt (zie E.Art.7, 4°, littera a);
-
ligt het
voorgesteld geografische grondgebied volledig in Vlaanderen (zie E.Art. 3);
-
is er een
juridische structuur die het mogelijk maakt dat de lokale
geloofsgemeenschap als een openbaar bestuur erkend zal worden (zie E.Art. 7, 1°);
-
is de lokale
geloofsgemeenschap kapitaalkrachtig genoeg om een langdurige werking te
verzekeren (zie
E.Art. 7, 2°);
-
worden deze
kapitalen niet verkregen uit het buitenland (zie E.Art. 7, 3°);
-
zijn de
(toekomstige) bedienaars ingebed in de Westerse cultuur en erkennen /
onderhouden zij de waarden van deze westerse cultuur (zie E.Art. 7, 5°);
-
is de lokale
geloofsgemeenschap verankerd in de gemeente (zie E.Art. 7, 4°, littera e);
-
zijn de gebouwen
eigendom of heeft men een zakelijk recht (van huur, of ter
beschikkingstelling) (zie E.Art. 7, 6°);
dan kan de Vlaamse Overheid de verzoekende lokale
geloofsgemeenschap erkennen.
Bestaande
geloofsgemeenschappen
Hoofdstuk 3 van het Erkenningsdecreet bepaalt
uitdrukkelijk dat de erkenningsverplichtingen moeten nageleefd worden door
zowel de bestaande als de toekomstige besturen van de eredienst. De reeds
bestaande besturen van de eredienst krijgen vanaf de inwerkingtreding van
het decreet één of twee jaar de tijd om
zich te conformeren aan de nieuwe verplichtingen (E.Art. 67).
Behalve de morele verplichtingen zijn er enkele
materiële voorschriften die moeten nageleefd worden. Niet beperkend wordt
er opgesomd: het houden van een giftenregister (zie E.Art. 17, § 2) , het bijhouden van
een register van zakelijke rechten die de oorsprong van eigendom of van een
zakelijk recht (huren van) aantonen (zie E.Art. 7, 6° en 16, 4°).
|