Verval van
statuut
De samenvoeging van twee of meer erkende parochies
heeft gevolgen voor de oorsprongsparochies, de kerkraden en de
penningmeesters van de kerkraden.
In het algemeen kan gesteld worden dat elke
wijziging aan het statuut van een parochie met zich meebrengt dat de
erkenning van de oorsprongsparochie teniet gaat. Dit wil zeggen dat het
ministerieel besluit van de oprichting van de oorsprongsparochie opgeheven
wordt door een nieuw ministerieel besluit van opheffing, geheel of
gedeeltelijk van de oorsprongsparochie.
Ten titel van uitzondering blijft de kerkfabriek
van de te behouden parochie bestaan, maar aan het mandaat van de leden van
de kerkraad van deze kerkfabriek komt een einde.
Onderscheid
met hertekening van de parochiegrenzen
Het statuut van de parochie, dit wil zeggen de
erkenning van de parochie wijzigt niet wanneer slechts de parochiegrenzen
worden gewijzigd. Een correctieve herbepaling van de parochiegrenzen geeft
geen aanleiding tot de afschaffing van de erkenning van de parochie. Maar
de correctie mag geen aanleiding geven tot het feitelijk opheffen van de
parochie.
Als een nieuw infrastructuurwerk (baan, kanaal) een
deel van het grondgebied van de parochie afsnijdt van de oorsprongsparochie
waardoor een normale parochiale bediening van dit deel moeilijk of
onmogelijk wordt, dan kan het afgesneden deel gevoegd worden bij een andere
parochie waaruit de bediening eenvoudiger is. Deze grondgebiedafstand maakt
geen einde aan de oorsprongsparochie.
Gevolg voor
de oorsprongsparochies
Na de erkenning van de samenvoeging van parochies
door de Vlaamse Regering, houden de oorsprongsparochies op te bestaan. De
kerkfabrieken van de samengevoegde parochies worden opgeheven. De leden van
de kerkraden van de samengevoegde parochies verliezen hun mandaat vanaf de
datum van erkenning van de fusieparochie bij ministerieel besluit (zie Decreet, art. 4/4, 1ste
lid).
De kerkfabriek van de te behouden parochie (zie Decreet, art. 4/4, 1ste
lid, in fine) blijft echter bestaan.
Gevolg voor
de kerkraden
De mandaten van de kerkraden van al de oorsprongsparochies houden op
te bestaan (zie
Decreet, art. 4/4, 2de lid). Een nieuwe kerkraad moet opgericht
worden (zie
Decreet, art. 3 en 7). Op voorstel van de door het erkend
representatief orgaan aangestelde verantwoordelijke van de fusieparochie,
meestal de parochiepriester, stelt de bisschop de nieuwe leden aan (zie hierna Decreet, art. 4/5).
Het mandaat van de leden van de kerkraden van de
oorsprongsparochies gaat teniet vanaf de datum van het ministerieel besluit
van opheffing van de oorsprongsparochies. Het besluit is aan de leden
tegenstelbaar vanaf de datum van publicatie in het Belgische Staatsblad.
Gevolg voor
de penningmeesters
De penningmeesters van de oorsprongparochies
moeten hun eindrekening opmaken binnen de 2 maand na de beëindiging van hun
mandaat (zie
Decreet, art. 56 neo). Het mandaat eindigt op de datum van de
ministeriële beslissing en is aan hem tegenstelbaar na de publicatie ervan
in het Belgisch Staatsblad.
Gevolg voor
het Centraal Kerkbestuur
Het centraal
kerkbestuur wordt gespaard. Aan slechts één voorwaarde moet
voldaan worden, namelijk: het bestaan of de oprichting van een centraal
kerkbestuur wordt opgelegd wanneer binnen een gemeente 2 of meer parochies
bestaan (zie
Decreet, art. 25 neo, na aanpassing van het minimum aantal parochies: 2 in
plaats van 4). Voortaan moet in elke gemeente met meer dan één
kerkfabriek van de rooms-katholieke eredienst een centraal kerkbestuur
worden opgericht.
Deze numerieke aanpassing van art. 25 van het
Decreet treedt pas in werking op 01 april 2014, zodat
vermeden wordt dat de nieuw opgerichte centrale kerkbesturen in het jaar na
hun oprichting meteen gedeeltelijk zou moeten worden vernieuwd. In 2014 kan
de oprichting van het centraal kerkbestuur worden gekoppeld aan de
gedeeltelijke vernieuwing van de kerkraden.
De mandaten van het centraal kerkbestuur worden
ongewijzigd voortgezet tot aan de eerstvolgende gedeeltelijke vernieuwing
van de kerkraden (zie
Decreet, art. 6).
Indien door fusies van parochies, door afschaffing
van annexe-kerken of kapelanijen, door herindeling van parochieterritoria,
slechts één parochie binnen een gemeente zou overblijven, dan wordt aan het
vroeger opgerichte CKB een einde gesteld (zie Decreet, art. 4/4, 2de lid, 2de zin).
Onderscheid
tussen fusie en opslorping van parochies
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de fusie
van parochies en de opslorping van een parochie. Daarenboven kan het
territorium van een parochie gedeeltelijk verdwijnen door
grondgebiedcorrecties.
Het artikel 4/4 houdt in dat alle kerkfabrieken
ophouden te bestaan (behalve de behouden kerkfabriek) en dat een einde komt
aan alle mandaten van alle betrokken kerkraden.
Bij een opslorping van een kerkfabriek door een
andere, dit wil zeggen dat de ene parochie volledig verdwijnt in de andere,
zou immers één parochie met zijn kerkfabriek en zijn kerkraadmandaten
blijven bestaan.
Moet er altijd een nieuwe parochie ontstaan?
Helemaal niet, de grenzen van een bestaande parochie kunnen ook aangepast
worden. Delen van het grondgebied van de oorsprongsparochie kunnen verdeeld
worden over andere aanliggende parochies. Maar dit mag geen aanleiding
geven tot het opheffen van de oorsprongsparochie. Dit wil zeggen dat de
oorsprongsparochie moet blijven bestaan met een eigen patrimonium (zie Draaiboek dd 14.06.2011, Littera B,
Inleiding, laatste paragraaf).
Indien een parochie door een reeks
territoriumaanpassingen zou ophouden te bestaan, dit wil zeggen geen eigen
patrimonium meer zou hebben, dan moet de procedure van opheffing van een
parochie gevolgd worden (zie
Decreet, art. 4/3).
Deze aanpassingen kunnen kaderen in de
herschikking van territoria om de parochies te doen samenvallen met de
gemeente- of provinciegrenzen.
Administratieve
procedure
(zie Draaiboek dd 14.06.2011, littera B):
-
Het representatief orgaan stuurt de aanvraag naar
de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur. De aanvraag bevat volgende
informatie en documenten:
o De beslissing
volgens de eigen regelgeving van de eredienst in kwestie waarbij de
gebiedsomschrijving van de betrokken entiteit(en) van de eredienst wordt
gewijzigd. Deze beslissing moet steeds vermelden dat de beslissing pas in
werking treedt vanaf de datum waarop het ministerieel besluit tot wijziging
van de gebiedsomschrijving van het betrokken eredienstbestuur of de
betrokken eredienstbesturen is genomen;
o Een
motivering door het representatief orgaan voor de wijzigingen van de
gebiedsomschrijving;
o De adviezen
van de lokale bestuursorganen in kwestie (geen expliciete goedkeuring), die
door het representatief orgaan worden opgevraagd. De adviestermijn bedraagt
4 maanden (geen vervaltermijn);
o Een opgave van alle gemeenten of provincies op wiens grondgebied de
eredienstbesturen waarvan
de gebiedsomschrijving wordt gewijzigd een erkend territoriaal
werkingsgebied hebben en die
bijgevolg bijdragen in de financiering van deze eredienstbesturen;
o Een
duidelijke beschrijving van de gebiedsomschrijving (met plan);
o Een document van
het representatief orgaan waarin wordt aangegeven of er al dan niet een
wijziging komt van het aantal te begeven plaatsen van de bedienaars van de
eredienst en het statuut van de bedienaars van de eredienst;
-
Het Agentschap voor Binnenlands Bestuur Vlaanderen
vraagt het advies op van de gemeente- of provincieraad of –raden over de
wijziging van de gebiedsomschrijvingen en de financiële consequenties (de
gewijzigde verdeelsleutel).
De adviestermijn bedraagt 4 maanden (geen vervaltermijn);
-
Het Agentschap voor Binnenlands Bestuur Vlaanderen
vraagt het advies op van de minister van Justitie, zoals bepaald in het
samenwerkingsakkoord van 2 juli 2008 tot wijziging van het
samenwerkingsakkoord van 27 mei 2004 tussen de Federale Overheid, de
Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de erkenning van de erediensten,
de wedden en pensioenen van de bedienaars der erediensten, de kerkfabrieken
en de instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erkende
erediensten;
Na de goedkeuring door de minister:
-
Een afschrift van het ministerieel besluit tot
goedkeuring van de samenvoeging wordt ter kennis gegeven aan de minister
van Justitie, het representatief orgaan, de gouverneur(s), de gemeente(n),
de lokale eredienstbesturen en desgevallend de betreffende centrale
besturen.
|