Gezamenlijke indiening
Als een
centraal bestuur werd opgericht, dient dat centraal bestuur de
jaarrekeningen gezamenlijk in, in de vorm van de onderscheiden
jaarrekeningen, aangevuld met een overzicht van de overschotten en tekorten
van die jaarrekeningen en van de betaalde toelagen (zie
AR-Bh tot 05.09.2008, art. 44).
Zowel bij de
gemeenteraad als bij de gouverneur wordt de jaarrekening op hetzelfde
ogenblik ingediend (zie Decreet, art. 55, § 1, 1ste
zinsdeel) door het CKB.
Uiterste datum
De
jaarrekeningen worden ten laatste op
30 april, dit is vóór 1 mei jaarlijks door het centraal bestuur
gezamenlijk en tegelijkertijd ingediend bij het gemeentebestuur en de
provinciegouverneur. Net als bij de meerjarenplannen en de budgetten kan en
mag het centraal bestuur hierbij geen wijzigingen aanbrengen in de
jaarrekeningen.
Overzicht
Het
centraal bestuur moet wel een overzicht van de betaalde toelagen opmaken,
en een overzicht van de overschotten en tekorten van de jaarrekeningen. Die
overschotten en tekorten spelen immers een rol bij de volgende budgetten.
Het is dus nuttig dat het gemeente- of provinciebestuur daar een beknopt
overzicht van heeft.
Een
dergelijk overzicht zou de volgende vorm kunnen aannemen:
bestuur
|
exploitatie
|
investeringen
|
|
toelage
|
overschot/tekort
|
toelage
|
overschot/tekort
|
A
|
10
|
2
|
10
|
-10
|
B
|
10
|
1
|
30
|
2
|
C
|
5
|
-1
|
0
|
0
|
D
|
7
|
4
|
0
|
0
|
(zie
GV boekhouding 22.02.2008, pt. 9.2)
Gemeentelijk
advies
Vóór 1 mei, dit is ten laatste op 30 april worden
de rekeningen bezorgd aan het gemeentebestuur en aan de
provinciegouverneur. De gemeente brengt dan binnen de vijftig dagen nadat
de rekeningen zijn binnengekomen bij het bestuur zijn advies uit. Als er
binnen die vijftig dagen geen advies werd uitgebracht, wordt het advies
automatisch als gunstig beschouwd.
Vermoedelijke einddatum van de adviesperiode:
01.05 + 50 dagen = 20 juni.
Indien het CKB de gezamenlijke jaarrekeningen niet
voor de gestelde datum kan indienen, dan begint de adviesperiode van de
gemeente te lopen vanaf de dag na de dag van ontvangst door de gemeente van
de jaarrekeningen en strekt de adviesperiode zich vanaf die dag voor 50 dagen
uit.
Goedkeuring door Gouverneur
De
gouverneur keurt de rekening goed binnen een termijn van tweehonderd dagen
nadat hij de rekening heeft ontvangen en hij stelt daarbij de bedragen
vast. Als er binnen die termijn van tweehonderd dagen geen besluit wordt
verstuurd naar het centraal bestuur, wordt de rekening automatisch als
goedgekeurd beschouwd. De gouverneur deelt zijn beslissing ook mee aan het
gemeente- of provinciebestuur, het bestuur van de eredienst, de
penningmeester en het erkend representatief orgaan.
Bewijsstukken
In
tegenstelling tot in de huidige praktijk worden niet langer alle
bewijsstukken bij de jaarrekening systematisch opgevraagd. Naar aanleiding
van het onderzoek van de rekening door het gemeente- of provinciebestuur of
door de gouverneur kan wel aanvullende informatie worden gevraagd en kunnen
een of meer bewijsstukken worden opgevraagd. Het blijft in ieder geval
verplicht om de bewijsstukken te bewaren, ook al hoeven ze niet langer op
systematische wijze meegestuurd te worden.
Kwijting
Nadat
de rekening is goedgekeurd, verleent de kerkraad aan de penningmeester
kwijting tijdens de eerstvolgende vergadering. De procedure voor het
niet-verlenen van kwijting wordt geregeld in artikel 55, §3, van het
Decreet. Daar wordt ook bepaald hoe het bestuur tekorten moet terugvorderen
van de penningmeester (zie GV boekhouding
22.02.2008, pt. 9.3).
Niet-goedkeuring en terugvordering van
het tekort
Indien
de jaarrekening niet wordt goedgekeurd en er bijgevolg geen kwijting wordt
verleend aan de penningmeester, dan moet de kerkraad het vastgestelde
tekort terugvorderen van de penningmeester.
Dit
gebeurt in 2 fazen, namelijk een ingebrekestelling wordt aan de
penningmeester toegestuurd en het tekort wordt mits betaling vóór een
bepaalde datum effectief teruggevorderd. De provinciegouverneur wordt van
de gevolgde procedure eveneens ingelicht.
De
kerkraad stuurt een aangetekend schrijven aan de penningmeester op. Het
tekort wordt uitdrukkelijk vermeld, evenals een zinsnede die de
terugbetaling van de gelden binnen een bepaalde termijn (meestal 1 maand)
vastlegt.
Indien
de penningmeester de gelden binnen deze termijn terugbetaalt, dan verleent
de kerkraad kwijting. Deze terugbetaling wordt aan de toezichthoudende
overheid meegedeeld.
Het
terugeisen van de gelden is het logische gevolg van het betalen van een
vergoeding aan de penningmeester. Hoewel hij geen borg meer moet stellen
voor de eventuele tekorten, blijft hij financieel verantwoordelijk voor
zijn opdracht. De positieve waardering, namelijk de vergoeding, moet de
penningmeester toelaten om de negatieve gevolgen van zijn beheer te kunnen
financieren om de meestal kleine kastekorten aan te zuiveren.
Gevolgen
Door de
kwijting kan de penningmeester niet meer in gebreke worden gesteld voor de
wijze van het voeren van de boekhouding en voor de eventueel nadien
vastgestelde tekorten. Indien de penningmeester echter de kerkraad (en de
toezichthoudende overheid) zou misleid hebben, dan komt zijn
verantwoordelijkheid opnieuw in het gedrang (zie
Decreet, art. 55, § 3, 1ste lid).
Percent van de penningmeester
Tijdens de
vergadering waarbij kwijting wordt verleend, kan de kerkraad ook beslissen
om aan de penningmeester een vergoeding voor zijn geleverde prestaties toe
te kennen.
Sinds het
invoeren van het Decreet (01.01.2005) moet de kerkraad een besluit nemen.
Noch bij het invoeren van het Decreet, noch in de wijzigingen wordt de
vergoeding van de penningmeester voorzien. In dit besluit moet worden
bepaald (toepassing Decreet, art. 55, § 3, 1ste
lid), dat:
1.
De penningmeester aanspraak kan maken op een vergoeding als
vergelding voor zijn prestaties en voor het risico op een eventueel tekort
bij het beheer van de financiële middelen van de kerkfabriek;
2.
De grootheid van de vergoeding moet worden vastgesteld.
Traditioneel wordt de vergoeding bepaald op maximum 5 % van de
gewone ontvangsten na aftrek van de gewone gemeentelijke toelage en van de
orderverrichtingen RSZ en bedrijfsvoorheffing.
Er kan ook bepaald worden dat een maximumbedrag niet mag
overschreden worden, bv. € 500,00. Dit maximumbedrag kan mits een nieuw
besluit gewijzigd worden.
3.
De penningmeester slechts de vergoeding zal ontvangen onder aftrek
van de som van de tekorten die in de financiële middelen van de kerkfabriek
werden vastgesteld indien de som van de tekorten kleiner is dan de te
betalen vergoeding, of mits terugbetaling van het saldo van de vastgestelde
tekorten indien de som van de tekorten groter is dan te betalen vergoeding;
4.
De penningmeester slechts recht heeft op vergoeding op basis van
zijn opgestelde en goedgekeurde jaar- of eindrekening;
Deze laatste bepaling moet het mogelijk maken dat de penningmeester
(of zijn rechtverkrijgenden bij zijn overlijden) bij zijn ontslag op een
ander tijdstip dan het einde van het werkjaar wordt vergoed.
5.
De vergoeding slechts zal uitbetaald worden na het verlopen werkjaar
en na de aanvaarding van de jaar- of eindrekening door de toezichthoudende
overheid.
Overgangsregeling
Het laatste lid
omvat een overgangsregeling, namelijk de kwijting van de boekjaren
vooraleer het Decreet in werking is getreden. De eerste kwijting volgens de
bepalingen van het Decreet, houdt de kwijting van de vorige boekjaren in.
|