Ontslag
Er zijn 2 vormen van ontslag, namelijk: het ontslag van rechtswege
en het genomen of gekregen ontslag.
Ontslag van rechtswege
1. De uittreding ter gelegenheid van de driejaarlijkse hernieuwing van
de kerkraad bij toepassing van artikel 6 van het Decreet;
Uittredende leden zijn leden die bij de driejaarlijkse vernieuwing
van het kerkbestuur hun mandaat neerleggen en ter beschikking stellen. De
eerste maal gebeurt dit bij loting van 3 leden (de grote helft). Bij de
tweede vernieuwing treden de twee andere verkozen leden (de kleine helft)
uit en stellen hun mandaat ter beschikking. Bij de volgende vernieuwingen
wordt deze beurtrol aangehouden.
2. De vervanging van een lid omdat hij niet meer aan de verkiesbaarheidvoorwaarden
voorzien in artikel 9 en / of 16 van het Decreet voldoet;
Het betreft in het bijzonder de redenen die verbonden zijn aan de
religie (rooms-katholiek zijn en ingeschreven zijn in één van de gemeentes
van de parochie), aan de leeftijdsbeperking (minimum 18 jaar zijn op het
ogenblik van de aanstelling of van de verkiezing) en aan familiale (bloed-
of aanverwantschap tot in de 2de graad in rechte lijn of
echtgenoten (s) van de leden van de kerkraad) of bedrijfseconomische
beperkingen (niet werken in bezoldigd dienstverband van de kerkraad).
3.
De vervanging van een lid omdat hij de
bovengrens in verband met de leeftijd heeft bereikt bij toepassing van
artikel 10 van het Decreet;
[Een aangesteld of verkozen lid is van rechtswege ontslagnemend
wanneer het de leeftijd van 75 jaar bereikt..] De leeftijdsvoorwaarde werd
bij arrest nr. 152/2005 dd 05.10.2005 van het Arbitragehof (nu
Grondwettelijk hof) vernietigd. De leeftijdsbeperking werd als een
discriminatie aanzien.
Het gekregen of het genomen ontslag
Een lid van een bestuur kan ofwel zelf ontslag nemen, ofwel zijn
ontslag krijgen.
Het genomen ontslag
Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen het ontslag als lid
van een bestuur (kerkraad of centraal kerkbestuur), en het ter beschikking
stellen van een bijzonder mandaat.
Het ontslag als lid van het bestuur dat het lid zelf neemt om
persoonlijke redenen stelt niet alleen een eind aan het mandaat als lid van
het bestuur, maar stelt ook een eind aan het eventueel uitgeoefende
bijzonder mandaat (functie van voorzitter, secretaris en penningmeester).
Het ter beschikking stellen van het bijzonder mandaat daarentegen,
stelt niet noodzakelijk een eind aan het mandaat van een bestuur. Dit wil
zeggen men legt zijn functie neer, maar men blijft lid van het bestuur.
Het gekregen ontslag
Een lid kan ook uit een bestuur ontslagen worden. De overige leden
van het bestuur kunnen aan elk lid het ontslag uit het mandaat of uit het
bijzonder mandaat opleggen.
De redenen die aanleiding geven tot een dergelijk ontslag kunnen van
·
bijzondere aard zijn (het lid dat ontslag krijgt verwaarloost zijn
taken of zijn opdracht);
·
algemene aard zijn (het lid is voortdurend afwezig op vergaderingen;
het lid vertoont een duidelijk gebrek aan corporate spirit);
·
persoonlijke aard zijn (het lid gedraagt zich niet meer volgens de
normaal geachte zeden of vertoont gebrek aan geloofsovertuiging).
Besluitvorming
Het ontslag wordt opgelegd mits een geheime stemming met een
volstrekte meerderheid van stemmen. Het ontslag is een besluit van de
Kerkraad of van het Centraal kerkbestuur waarbij artikel 22 van het Decreet
van toepassing is. Daarenboven moet aan het aanwezigheidsquorum voldaan
worden (zie artikel 19, 1ste lid van het
Decreet).
Betwisting
Het voorgaande wordt betwist. Sommigen gaan er vanuit dat voor
publiekrechtelijke verenigingen (kerkraad of centraal kerkbestuur) geen
ontslag door de overige leden van dat bestuur aan een lid kan worden
opgelegd.
Deze mening kan niet gedeeld worden. Indien een lid niet meer aan
alle voorwaarden voldoet of zijn taken niet meer naar behoren uitvoert, dan
zou slechts mits een koninklijk of ministerieel besluit de verwijdering van
het in gebreke blijvende lid kunnen opgelegd worden. De werkbaarheid van
deze raden zou volledig in het gedrang gebracht worden.
Daarenboven zijn noch de kerkraad, noch het centraal kerkbestuur
overheidsadministraties waar gewerkt wordt in ondergeschikt dienstverband
en volgens eigen specifieke regels, maar slechts verenigingen van persoon
waaraan rechtspersoonlijkheid werd toegekend.
In tegenstelling tot leden van overheidsadministraties wordt aan de
leden van de kerkraad of het centraal kerkbestuur geen “aanstellingseed”
opgelegd.
Vervanging
Als een lid
van de kerkraad in de loop van zijn mandaat moet vervangen worden, dan
moeten de volgende regels in acht worden genomen: het lid moet vervangen
worden op dezelfde wijze als een uittredend lid bij een gedeeltelijke
vernieuwing van de raad.
Die vervanging
gebeurt door een lid dat door de overige leden van de kerkraad wordt
verkozen uit de lijst van kandidaat-leden die na de bekendmakingprocedure
wordt opgemaakt. Als er nog kandidaat-leden overblijven op de lijst die
naar aanleiding van de laatste gedeeltelijke vernieuwing is opgesteld,
kunnen die kandidaten nog in aanmerking worden genomen.
Toepassing artikel 7 van het Decreet
De termijn voor de vervanging van de uittredende of de te vervangen
leden is 2 maanden, vanaf de dag na de dag dat het lid uittreedt of vanaf
de dag na de dag dat niet meer aan alle beperkende voorwaarden is voldaan.
In principe wordt bij termijnen per dag van 24 uur gerekend. Er
wordt geen rekening gehouden met weekeinden. Gelopen maanden worden in
principe berekend met een cijferbenadering, namelijk bij het cijfer van de
maand wordt het aantal te lopen maanden geteld. Een voorbeeld verduidelijkt
veel. Een lid dient zijn ontslag in op 12.02. De termijn begint te lopen
vanaf 13.02 en loopt af op 12.04 om 24 uur.
Bij de vervanging van een lid wordt de looptijd van het te begeven mandaat
voortgezet. Dit wil zeggen dat de gelopen termijn en de procedure voorzien
in art. 6 van het Decreet (3 jaar nà de 1ste installatie) moeten
gerespecteerd worden, namelijk de vervanging in de loop van de maand april
van de grote of kleine helft van de leden.
Een voorbeeld.
Een lid gaat op 13.03.2007 wonen in een gemeente buiten de parochie en
wordt op 15.04.2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand
van de nieuwe gemeente. De termijn van zijn vervanging begint te lopen op
16.04.2007 en loopt af op 15.06.2007. Het nieuw lid zet het mandaat voort
tot april 2008. Maand waarin de volgende 3-jaarlijkse vernieuwing van de
leden moet doorgevoerd worden.
Toepassing
artikel 8 van het Decreet
Bijzondere mandaten
Een onderscheid moet gemaakt worden tussen de administratieve
mandaten (voorzitter en secretaris) en het specifieke mandaat van
penningmeester.
Administratieve
mandaten
Enerzijds komt aan de functie van voorzitter, secretaris en
penningmeester een einde bij de driejaarlijkse gedeeltelijke vernieuwing
van de kerkraad (zie Decreet, art. 6).
Anderzijds komt de functie ook vacant indien de voorzitter, de
secretaris (of de penningmeester) ofwel zijn functie, ofwel zijn mandaat
ter beschikking stelt. Een nieuwe voorzitter, secretaris (of
penningmeester) moet dan gekozen worden nadat de kerkraad in al zijn leden
(5 + 1) hersamengesteld is.
Het is de raad
die de bijzondere mandaten (functies) kiest. De aangestelde
verantwoordelijke van de parochie maakt van rechtswege deel uit van de
raad. Hij/zij is daarom stemgerechtigd.
Penningmeester
Als de functie
van penningmeester eindigt, door zijn ontslag of eventueel overlijden, moet
er een eindrekening opgesteld worden van zijn beheer binnen twee maanden (zie Decreet, art. 56, 1ste lid). Als
het mandaat van de penningmeester ten einde loopt en hij wordt herkozen,
eindigt de functie niet en hoeft er dus geen eindrekening te worden
opgesteld.
Normaal maakt
de penningmeester zelf zijn eindrekening op, maar als hij daartoe niet meer
in staat is, valt die verplichting ten laste van zijn rechtverkrijgenden.
Een eindrekening heeft dezelfde vorm als een jaarrekening. De eindrekening
wordt echter niet noodzakelijk afgesloten op 31 december, maar wel op de
dag waarop het beheer door de penningmeester eindigt (zie AR-Bh tot 05.09.2008, art. 51).
Het bestuur
van de eredienst neemt kennis van de eindrekening en daarna volgt het
document dezelfde procedure als een gewone jaarrekening.
De
rechtverkrijgenden, dit zijn ondermeer de verantwoordelijke familieleden of
de erfgenamen, zijn aldus verplicht om de bewerkingen over te nemen. Dit is
eerder een rechtsgevolg, dan een feitelijke mogelijkheid. Het is weinig
waarschijnlijk dat een familielid of een erfgenaam van de stellen
boekhoudkundige bewerkingen en accountantshandelingen op de hoogte zal
zijn.
Als een
penningmeester ontslag neemt, zal het veelal het gemakkelijkste zijn om de
eindrekening te laten samenvallen met een jaarrekening, door de nieuwe
penningmeester op 1 januari in functie te laten treden. In dat geval kan
één document tegelijk dienst doen als jaarrekening en als eindrekening.
Om hierover
geen misverstanden te laten bestaan, moet die dubbele functie van dat
document duidelijk worden aangegeven (zie GV
boekhouding 22.02.2008, pt. 10.4).
De
eindrekening wordt aan de gouverneur als toezichthoudende overheid
toegestuurd.
Toepassing
artikel 56 van het Decreet.
|