Patrimoniumgoederen
Om welk soort goederen het gaat, wordt slechts omschreven.
Eigendom is echter geen absolute vereiste.
In verwijzing naar
artikel 34 van het Decreet moeten het goederen zijn waarvoor de
kerkraad alle handelingen van beheer en van beschikking kan stellen, de
gelden die toebehoren aan de kerkfabriek, of de goederen die aan de
eredienst ter beschikking worden gesteld.
Namelijk alle bezittingen, vorderingen,
rechten, schulden en verplichtingen, van welke aard ook, maar met
uitzondering van de verbruiksgoederen. De legaten en de stichtingen worden afzonderlijk
vermeld. Van de bezittingen die deel uitmaken van het privaat patrimonium
worden de rechten van het bestuur van de eredienst verduidelijkt.
Bezittingen
zijn alle roerende en onroerende goederen die deel uitmaken van het
patrimonium van de kerkfabriek en die niet aangemerkt worden als
verbruiksgoederen. Verbruiksgoederen gaan teniet bij een eenmalig (vb.
miswijn) of kortstondig gebruik (vb. altaarkaarsen). De andere roerende
goederen gaan enige tijd mee en zijn daarom aan veroudering (vb. biechtstoelen)
of sleet onderhevig (vb. kerkstoelen). Op zich zijn het dikwijls roerende
goederen die door hun bestemming of gebruik onroerend worden als dienstig
voor de exploitatie van de kerk.
Onroerende
goederen zijn ondermeer het kerkgebouw of de pastorij die ofwel eigendom
van de kerkfabriek zijn, ofwel aan de kerkfabriek worden ter beschikking
gesteld.
Gelden zijn ook roerende goederen
maar worden apart opgenomen in financiële overzichten of rekeningen.
Een vordering is elk bedrag dat door een
welbepaalde derde aan het bestuur van de eredienst verschuldigd is. Het
zijn ontvangsten die nog moeten geïnd worden. Een vordering wordt
gekenmerkt door zijn toekomstige en onzekere aard. Een vordering wordt
slechts definitief een ontvangst voor het deel of voor het geheel dat
effectief geïnd wordt.
Een schuld is elk bedrag dat door het bestuur
van de eredienst aan een welbepaalde derde verschuldigd is Het zijn
betalingen die nog moeten uitgevoerd worden. Een schuld wordt gekenmerkt door
zijn toekomstige en onzekere aard. Een schuld wordt slechts definitief een
uitgave voor het deel of voor het geheel dat effectief betaald wordt.
Rechten vloeien dikwijls voor uit goederen die
aan derden toebehoren, maar waarvan de opbrengsten of renten bij legaat of
testamentaire beschikking aan de eredienst werden overgemaakt.
Verplichtingen vloeien dikwijls voor uit
stichtingen. Het zijn de (positieve) daden die een kerkbestuur moet stellen
als een aan een stichting verbonden voorwaarde (zie
Decreet, art. 51).
Toepassing artikel 35 van het Decreet
Patrimoniumhandelingen
Het decreet streeft
naar modernisering en naar het eenvormig maken van het beheer van de
goederen en van het patrimonium van de eredienst. Voor het beheer van
goederen, schenkingen, legaten, daden van beschikking en
overheidsopdrachten, wordt het bijzonder toezicht vervangen door een
algemeen toezicht.
Een belangrijk gevolg
hiervan is, dat de beslissingen van de eredienstbesturen onmiddellijk
uitvoerbaar zijn, tenzij de toezichthoudende overheid ertegen optreedt. De
raad beslist autonoom over alle daden van beheer (verhuur, verpachting,
onderhoud en herstelling) en beschikking (verwerving, vervreemding, ruil)
van de goederen. De beslissingen moeten deugdelijk en afdoende worden gemotiveerd.
Daden van beheer zijn
alle daden die het behoud en de instandhouding van het patrimonium als
voorwerp hebben, dit wil zeggen alle beslissingen die verband houden met
het onderhoud en / of herstel van de gebouwen van de eredienst of van het
privaat patrimonium. Het nemen van een hypotheek is een daad van beheer.
Het eigendomsrecht gaat immers niet over op een ander persoon, maar wordt
wel belast door de vestiging van de hypotheek.
Daden van beschikking
veronderstellen altijd een overdracht van een deel of van het geheel van
eigendomsrecht. De verkoop van een onroerend goed is een daad van
beschikking. Het vestigen van een vruchtgebruik is een daad van beschikking
want een deel van de eigendom wordt door een zakelijk recht (het
vruchtgebruik) belast. In dit geval valt het eigendomsrecht uiteen en
behoort het eigendomsrecht aan twee of meerdere personen, namelijk de
naakte eigenaar en de vruchtgebruiker. Indien het vruchtgebruik ophoudt te
bestaan dan verenigt het vruchtgebruik zich opnieuw met de naakte eigendom.
Dit wil zeggen dat slechts één eigenaar nog bestaat. Hierbij mag de
eigendom verdeeld zijn over verschillende personen: zij zijn volledige
eigenaar elk voor hun deel.
De kerkfabriek kan een
burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering afsluiten. Dit behoort tot de
autonomie van de kerkraad.
Het doorlichten van de
verzekeringspolissen moet worden beschouwd als een dienstenopdracht in het
kader van de wetgeving op de overheidsopdrachten. De verzekeringsinstelling
van het interdiocesaan centrum kan één van de aangeschreven instellingen
zijn. De opdrachthouder wordt vergoed in het kader van de af te sluiten
overeenkomst. Gratis doorlichting kan geen probleem zijn doch de
overeenkomsten die eraan gekoppeld zijn, vallen onder de wetgeving i.v.m.
overheidsopdrachten. In deze aangelegenheid behoudt elke kerkfabriek zijn
autonomie.
Indien een kerkfabriek
goederen wenst aan te kopen tijdens een openbare verkoop of veiling dan
moet de kerkraad toelating geven binnen de grenzen van het
schattingsverslag. De kerkraad bepaalt wie hem vertegenwoordigt op de
openbare veiling.
Restauratiepremies
moeten door de kerkfabriek aangevraagd worden bij de bevoegde overheden (zie Besluit van
de Vlaamse regering van 8 juli 1992 tot vaststelling van de modaliteiten
voor de toekenning en uitbetaling van de subsidies voor werken aan
beschermde monumenten die door of op initiatief van regionale of lokale
besturen worden uitgevoerd en de Omzendbrief BA 2002/14 van 25 oktober 2002). De procedure betreffende
aanvragen voor restauratiepremies blijft onverkort van toepassing. De
machtiging zoals voorgeschreven in het KB van 16 augustus 1824 vervalt.
Conform artikel 34
beslist de kerkraad over alle handelingen van beheer en van beschikking van
de goederen en de gelden die toebehoren aan de kerkfabriek. De kerkraad kan
in deze aangelegenheid beschouwd worden als de rechtsopvolger van het
bureau der kerkmeesters (zie art. 28 van het Keizerlijk decreet).
Daarenboven wordt de kerkraad vertegenwoordigd door de voorzitter en de
secretaris en zijn zij, samen optredend, belast met de uitvoering van de
beslissingen van de kerkraad. Oud financieel stelsel blijft van toepassing.
Toepassing
van artikel 34 van het Decreet
Soorten Goederen
Bezittingen zijn alle roerende en onroerende goederen die deel uitmaken van het
patrimonium van de kerkfabriek en die niet aangemerkt worden als
verbruiksgoederen.
Verbruiksgoederen gaan teniet bij een eenmalig (vb. miswijn) of
kortstondig gebruik (vb. altaarkaarsen). De andere roerende goederen gaan
enige tijd mee en zijn daarom aan veroudering (vb. biechtstoelen) of sleet
onderhevig (vb. kerkstoelen). Op zich zijn het dikwijls roerende goederen
die door hun bestemming of gebruik onroerend worden als dienstig voor de
exploitatie van de kerk.
Onroerende goederen zijn ondermeer het kerkgebouw of de pastorij
die ofwel eigendom van de kerkfabriek zijn, ofwel aan de kerkfabriek worden
ter beschikking gesteld.
Gelden zijn ook roerende goederen maar worden apart
opgenomen in financiële overzichten of rekeningen en worden in dit artikel
niet onmiddellijk bedoeld.
Een vordering
is elk bedrag dat door een welbepaalde derde aan het bestuur van de
eredienst verschuldigd is. Het zijn ontvangsten die nog moeten geïnd
worden. Een vordering wordt gekenmerkt door zijn toekomstige en onzekere
aard. Een vordering wordt slechts definitief een ontvangst voor het deel
dat effectief geïnd wordt.
De vorderingen worden vastgesteld door de
voorzitter en de secretaris en worden door de penningmeester onmiddellijk,
doorlopend genummerd, opgenomen in het desbetreffende deel van de
inventaris, met vermelding van de datum van het stuk, het financieel
boekjaar en het bedrag.
De inventaris vermeldt tevens het eventueel al
ontvangen bedrag en het saldo. Minstens eenmaal per jaar en in ieder geval
op 31 december worden alle ontvangsten, evenals de oninbaar verklaarde
bedragen die betrekking hebben op een van die vorderingen in dat deel van
de inventaris opgenomen, zodat de openstaande vorderingen kunnen worden
afgelezen.
Een schuld
is elk bedrag dat door het bestuur van de eredienst aan een welbepaalde
derde verschuldigd is. Het zijn betalingen die nog moeten uitgevoerd
worden. Een schuld wordt gekenmerkt door zijn toekomstige en onzekere aard.
Een schuld wordt slechts definitief een uitgave voor het deel dat effectief
betaald wordt.
De schulden worden door de penningmeester
onmiddellijk, doorlopend genummerd, opgenomen in het desbetreffende deel
van de inventaris, met vermelding van de datum van het stuk, het financieel
boekjaar en het bedrag. De inventaris vermeldt tevens het eventueel al
betaalde bedrag en het saldo. Minstens eenmaal per jaar en in ieder geval
op 31 december worden alle betalingen van schulden in dat deel van de
inventaris opgenomen, zodat het saldo kan worden afgelezen.
Verplichtingen vloeien dikwijls voor uit stichtingen. Het
zijn de (positieve) daden die een kerkbestuur moet stellen als een aan een
stichting verbonden voorwaarde.
Beperking
Art. 34 van het AR-Bh tot 05.09.2008
beperkt de bezittingen die het bestuur van de eredienst moet opnemen in de
inventaris. Alle goederen die reeds in het bezit waren vóór 01 januari 2007
moeten niet in de inventaris worden opgenomen.
Toepassing artikel 35 van het Decreet
Waardering
Het is niet de bedoeling dat in de inventaris
alle eigendommen en bezittingen van het bestuur van de eredienst worden
gewaardeerd. Niet alleen is het onbegonnen werk om van alle historische
bezittingen en van het volledige kunstpatrimonium van de besturen van de
eredienst de waarde in te schatten, maar het is ook niet zinvol. Veel
kunstvoorwerpen hebben in een marktcontext immers een grote waarde, maar
hebben dat niet in de context van het bestuur van de eredienst aangezien ze
gebruikt worden in de eredienst en dus niet zomaar kunnen worden
verzilverd.
Het reglement1bepaalt echter dat van
sommige elementen in de inventaris wel de waarde moet worden opgenomen. Om
te beginnen gaat het om alle bezittingen die het bestuur verwerft vanaf 1
januari 2007. Bij een dergelijke verwerving is het bestuur immers op de
hoogte van de waarde, bijvoorbeeld de aankoopwaarde of de schattingswaarde
bij een schenking, zodat die waarde zonder probleem kan worden opgenomen in
de inventaris.
Daarnaast bepaalt het
reglement dat voor de onroerende goederen de ligging, het kadastraal
inkomen, de erop rustende lasten, de opbrengsten (huur- of pachtprijs) en
het jaar van verwerving worden vermeld. Het bestuur beschikt immers over
die gegevens en ze kunnen een aanduiding zijn voor de waarde van
bezittingen.
Voor de vorderingen, beleggingen, liquide
middelen en financiële schulden moet de nominale waarde opgenomen worden,
zonder dat het onderscheid wordt gemaakt tussen wat het bestuur al bezit en
wat het verwerft vanaf 1 januari 2007. De waarderingskwestie ligt
normaliter minder moeilijk.
De waarderingen in de
inventaris zijn slechts een toelichting bij de informatie die uit de
boekhouding zelf blijkt, zonder financiële of juridische gevolgen voor de
tekorten van de besturen van de eredienst. Eventuele herwaarderingen kunnen
enkel worden doorgevoerd als ze echt nodig zijn en bedrijfseconomische
betekenis hebben. Hiertoe moet het bestuur van de eredienst een
gemotiveerde beslissing nemen. Investeringen voor gebouwen worden wel
vermeld in de inventaris, met verwijzing naar de desbetreffende
investeringssteekkaart. Op die wijze kunnen ook externen een zicht behouden
op de uitgevoerde investeringen.
[1] Besluit van de
Vlaamse Regering houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de
besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de
erkende erediensten (Gecoördineerde versie tot 05 september 2008)
Toepassing
artikel 35 van het Decreet
Schenkingen en Legaten
Aanvaarding, Voorlopig
De schenkingen bij akte onder levenden worden
altijd voorlopig aanvaard door de penningmeester overeenkomstig de
bepalingen van de wet van 12 juli 1931.
Toepassing artikel 36 van het Decreet
Aanvaarding, Definitief
De schenkingen worden definitief aanvaard en de
legaten worden aanvaard door de kerkraad.
Toepassing artikel 37 van het Decreet
Bezwaar
Belanghebbenden kunnen
tegen de aanvaarding van een legaat bezwaar indienen.
Er kunnen
slechts bezwaren worden ingediend betreffende de legaten, dit is de
overdracht van eigendom opgenomen in een testament of laatste
wilsbeschikking. Voor schenkingen is geen decretale bezwaarprocedure
voorzien. Indien de schenking betwist wordt, kan slechts een burgerlijke
procedure ingesteld worden.
Toepassing
artikel 38 van het Decreet
Bezwaar, Termijn
De bezwaren
moeten worden ingediend bij de Vlaamse Regering binnen een termijn van 30
dagen nà de beslissing van aanvaarding van de
kerkraad. De beslissing van aanvaarding moet echter mits een aangetekend
schrijven betekend worden om uitwerking te krijgen. De bezwaartermijn
begint te lopen vanaf de dag na de dag van de afgifte ter post van de
aanvaarding. Let wel! Het bezwaar moet niet bij aangetekend schrijven
worden verstuurd naar de Vlaamse Regering. Maar de bezwaarindiener moet
zich verzekeren van alle middelen om zijn bezwaar te staven en om bepaalde
termijnen te doen lopen.
Toepassing
artikel 38 van het Decreet
Bezwaar, Behandeling door Vlaamse
Regering
De Vlaamse
Regering beschikt over een termijn van 50 dagen te rekenen vanaf de dag na
de dag van ontvangst van het bezwaar. Het besluit tot geheel of
gedeeltelijk behoud van het legaat of de afwijzing ervan moet aan de
bezwaarindiener toegestuurd worden uiterlijk bij het verstrijken van de
termijn. Indien de Vlaamse Regering niet beschikt, dan wordt de klacht van
de bezwaarindiener geacht correct te zijn en wordt er definitief gevolg aan
gegeven. Opnieuw wordt de vorm waarmee het besluit wordt meegedeeld niet
decretaal omschreven.
Toepassing
artikel 38 van het Decreet
Burgerlijk wetboek, Aard
De aard van
de schenking is niet omschreven, maar het meestal zijn het lichamelijke
goederen of rechten (titels) die lichamelijke goederen of intellectuele
rechten vertegenwoordigen. Gelden zijn roerende lichamelijke goederen.
Burgerlijk wetboek, Bekwaamheden
De grote
voorwaarde echter is dat de schenker en de begunstigde wettelijk in staat
moet zijn om te schenken of te ontvangen. Aan de bepalingen opgenomen in Burgerlijk wetboek, Boek 3, Titel II,
Hfdst. II, Bekwaamheid om te beschikken of te verkrijgen bij schenking
onder levenden of bij testament, art. 901- 912 moet voldaan worden.
In het
bijzondere moet de schenker bekwaam zijn om te schenken of te legateren en
de begunstigde om te ontvangen of aan te nemen (zie BW, art. 902 e.v.).
Burgerlijk wetboek, Definitie
Een schenking onder de
levenden is een akte waarbij de schenker zich dadelijk en onherroepelijk
van de geschonken zaak ontdoet, ten voordele van de begiftigde die ze
aanneemt (zie BW, art. 894).
Een testament is een
akte waarbij de erflater, voor de tijd dat hij niet meer in leven zal zijn,
over het geheel of een deel van zijn goederen beschikt, en die hij kan
herroepen (zie BW, art. 895).
Burgerlijk
wetboek, Goede zeden
Zoals voor
alle burgerlijke akten, zullen voorwaarden die strijdig zijn met de wet of
de goede zeden, ofwel de aanvaarding van schenkingen, legaten en
stichtingen onmogelijk maken, ofwel als niet bestaande worden beschouwd. De
aanvaarding is onmogelijk wanneer de onwettige of ongeoorloofde voorwaarde
als essentiële voorwaarde of als enig mogelijke bestemming geformuleerd
werd.
De
voorwaarde wordt als onbestaande beschouwd wanneer zij niet als exclusief
bedoeld werd en hetgeen dat geschonken wordt ook op een andere wijze zinvol
kan aangewend worden (bvb. de schenking van een huis onder de voorwaarde
dat het niet mag verhuurd worden aan vreemdelingen). Het gaat hier over een
ongeoorloofde voorwaarde. Het huis kan echter wel aanvaard worden, maar de
ongeoorloofde beperking moet als niet bestaande worden beschouwd. Het huis
kan aan iedereen verkocht of verhuurd worden.
Burgerlijk wetboek, Kenmerken
Er kan een dubbel
onderscheid gemaakt worden: een schenking kan in principe niet herroepen
worden (zie echter BW, art. 953 e.v.), een
legaat wel. Een schenking gaat in principe onmiddellijk in; een legaat gaat
slechts in na het vervullen van de opschortende voorwaarde: het overlijden
van de erflater.
Burgerlijk
wetboek, Onroerend goed
Indien een onroerend goed wordt geschonken,
moet een openbare ambtenaar tussenkomen, meestal is dit een notaris.
De voor hypotheek vatbare schenking, de
overdracht van eigendom van onroerende goederen en de aanvaarding moeten
daarenboven overgeschreven worden bij de bevoegde Hypotheekbewaarder (zie BW, art. 939). Indien niet, dan is de
schenking niet-tegenstelbaar, tenzij aan de
schenker of aan degenen die belast zijn om te doen overschrijven of hun
rechtverkrijgenden (zie BW, art. 941).
Voor hypotheek zijn alleen vatbaar:
1.
onroerende goederen die
in de handel zijn (art. 45, Hyp.W);
2.
rechten van
vruchtgebruik, erfpacht en opstal, op diezelfde goederen gevestigd, zolang
die rechten duren (art. 45, Hyp.W);
3.
zee- en binnenschepen (Wkh., boek II, art.
3, 11, 25, 27, 272 en 272bis)
Burgerlijk wetboek, Vormvoorwaarden Definitieve
aanvaarding
De definitieve
aanvaarding van een schenking en / of de aanvaarding van het legaat is aan
vormvoorwaarden gebonden. Ze wordt gedaan bij aangetekend schrijven aan de
schenker of mits authentieke akte verleden door de notaris bij een legaat.
Daarenboven moeten de akten geregistreerd worden om tegenstelbaar
te zijn aan derden. Onroerende schenkingen of legaten moeten ook worden
overgeschreven bij de hypotheekbewaarder.
Burgerlijk wetboek, Vormvoorwaarden Schenking
De schenking is
onderworpen aan vormvoorwaarden: ze moet gedaan worden bij akte en ze moet
ook geschat worden (zie BW, art. 948). Dit
wil zeggen dat een geschrift de basis moet vormen van de overdracht van
eigendom. Alleen de notariële akte is toegelaten (zie
BW, art. 931).
Een schenking is maar
compleet, wanneer ze aanvaard wordt. Opnieuw zijn vormvoorwaarden opgelegd (zie BW, art. 932 e.v.) onder andere de
betekening van de aanvaarding aan de schenker of een authentieke akte
wanneer het onroerende goederen betreft.
Identificatie
De schenkers en de
kerkfabriek moeten gedegen geïdentificeerd zijn of identificeerbaar zijn.
Kerkraad
Schenkingen en legaten
worden aanvaard door de kerkraad. Wat de schenkingen aangaat, is er een
getrapte aanvaarding, namelijk de voorlopige aanvaarding door de
penningmeester (zie Decreet, art. 36) en de definitieve door de kerkraad. Er zijn
geen termijnen van aanvaarding voorgeschreven. Maar de termijn moet
redelijk zijn voor alle partijen.
Toepassing
artikel 37 van het Decreet
Legaten
De legaten zijn aan
dezelfde voorwaarden gebonden als de schenking. Legaten onderscheiden zich
van de schenkingen door hun manier van vestiging, namelijk door middel van
een beschikking in een testamentaire akte of laatste wilsbeschikking. Deze
akten zijn op hun beurt aan voorwaarden verbonden die opgesomd zijn in het Burgerlijk wetboek, Boek 3, titel II, Schenkingen onder
levenden en testamenten.
Onderscheid
Er wordt een
onderscheid gemaakt tussen schenkingen onder levenden (zie Decreet, art. 36) en legaten bij overlijden (zie Decreet, art. 37).
Onderzoek
Om het onderzoek naar
de titel van overdracht te kunnen doen, wordt de schenking onder levenden
eerst voorlopig aanvaard door de penningmeester. Nadat de juistheid en de
correctheid van de akte, zowel naar vorm, als naar inhoud, is onderzocht,
dan aanvaardt de kerkraad de schenking definitief.
Toepassing
artikel 36 van het Decreet
Opbrengsten en
Ontvangsten
De opdracht van de
kerkfabriek is duidelijk afgebakend in art. 4 van het decreet van 7 mei
2004. Enerzijds, kan een kerkfabriek krachtens het principe van de
specialiteit slechts schenkingen, legaten of stichtingen aanvaarden die
passen binnen de haar toegekende bevoegdheid, zo o.m. voor de ondersteuning
van de beoefening van de eredienst, voor eucharistievieringen, voor
bepaalde godsdienstige intenties of voor de zielenrust van overledenen, alsook
voor het onderhoud, het herstel of de nieuwbouw van kerken.
Anderzijds komen dergelijke schenkingen,
legaten en stichtingen ten voordele van andere openbare instanties die
hiertoe niet bevoegd zijn (bv. gemeente of OCMW) door dit
specialiteitprincipe toe aan de kerkfabrieken.
Toepassing artikel 51 van het Decreet
Opname in de Inventaris
De legaten en de stichtingen worden
afzonderlijk in de inventaris vermeld.
Toepassing artikel 35 van het Decreet
Rechten en Taksen
Sommige overdrachten zijn
onderworpen aan rechten en taksen (bv. de successierechten die rusten op
het legaat). Deze rechten en taksen zijn een last van de schenking en
moeten betaald worden door de aannemer. Bij de overweging of een schenking
definitief zal aanvaard worden, moet met dit economisch gegeven rekening
worden gehouden.
Toepassing
artikel 36 van het Decreet
Verplichtingen
uit Stichtingen
Verplichtingen vloeien dikwijls voor uit
stichtingen. Het zijn de (positieve) daden die een kerkbestuur moet stellen
als een aan een stichting verbonden voorwaarde
Toepassing artikel 51 van het Decreet
Voorbeeld
Een erflater overlijdt
op 12.07 en laat aan een kerkfabriek een som geld na onder de vorm van
aandelen. De aandelen moeten geïnventariseerd en tegen geld gewaardeerd worden.
De kerkraad aanvaardt en betekent zijn beslissing mits een aangetekend
schrijven aan de erfgenamen van de erflater op 28.07. De bezwaartermijn
begint te lopen vanaf 29.07. Het einde van deze termijn is voorzien op
29.08. Een erfgenaam dient op 16.08. bezwaar in. De Vlaamse Regering
ontvangt het bezwaar op 20.08. De besluittermijn begint op 21.08 en loopt
op 11.10 om 24 uur af. Indien de Vlaamse Regering zijn besluit niet
meedeelt aan de bezwaarindiener, de betrokken kerkfabriek, de
gemeenteoverheid als eerste toezichthouder en het erkend representatief
orgaan (de bisschop) ten laatste op 11.10, dan wordt er geacht dan het
bezwaar terecht is en wordt het legaat vernietigd tot beloop van de waarde
die de bezwaarindiener in zijn klacht heeft vermeld.
Opbrengsten en Ontvangsten
Wettelijke opsomming
De opbrengsten en
ontvangsten van de kerkfabriek bestaan uit het volgende:
1. de inkomsten uit de aan de kerkfabriek
toebehorende of teruggeschonken goederen;
2. schenkingen, legaten, stichtingen en handgiften
die bestemd zijn voor de zorg voor de materiële voorwaarden voor de
uitoefening van de eredienst;
3. subsidies en uitzonderlijke opbrengsten die
bestemd zijn voor de zorg voor de materiële voorwaarden voor de uitoefening
van de eredienst;
4. toelagen van de gemeente of gemeenten in
kwestie, bestemd om de kosten en uitgaven van de kerkfabriek, zoals vermeld
in artikel 52, te dekken in geval van ontoereikende opbrengsten en
ontvangsten;
5. alle andere inkomsten die bestemd zijn voor de
zorg voor de materiële voorwaarden voor de uitoefening van de eredienst.
Positieve beperking
In het algemeen moeten
de opbrengsten en ontvangsten bestemd zijn voor de zorg voor de materiële
voorwaarden voor de uitoefening van de eredienst. Dit wil zeggen dat de
gelden of waarden die ontvangen worden, moeten toegewezen aan kosten en
uitgaven die de eredienst mogelijk maakt, aan de gebouwen of bijgebouwen
waarin de eredienst wordt beoefend, aan de gebouwen die aan de bedienaars
van de eredienst worden ter beschikking worden gesteld.
De opdracht van de
kerkfabriek is duidelijk afgebakend in art. 4 van het decreet van 7 mei
2004. Enerzijds, kan een kerkfabriek krachtens het principe van de
specialiteit slechts schenkingen, legaten of stichtingen aanvaarden die
passen binnen de haar toegekende bevoegdheid, zo o.m. voor de ondersteuning
van de beoefening van de eredienst, voor eucharistievieringen, voor
bepaalde godsdienstige intenties of voor de zielenrust van overledenen,
alsook voor het onderhoud, het herstel of de nieuwbouw van kerken.
Negatieve
beperking
Anderzijds komen dergelijke
schenkingen, legaten en stichtingen ten voordele van andere openbare
instanties die hiertoe niet bevoegd zijn (bvb. gemeente of OCMW) door dit
specialiteitprincipe toe aan de kerkfabrieken (Vademecum,
pt. 576).
Zoals voor
alle burgerlijke akten, zullen voorwaarden die strijdig zijn met de wet of
de goede zeden, ofwel de aanvaarding van schenkingen, legaten en
stichtingen onmogelijk maken, ofwel als niet bestaande worden beschouwd. De
aanvaarding is onmogelijk wanneer de onwettige of ongeoorloofde voorwaarde
als essentiële voorwaarde of als enig mogelijke bestemming geformuleerd
werd.
Voorwaardelijke schenking
De
voorwaarde wordt als onbestaande beschouwd wanneer zij niet als exclusief
bedoeld werd en het geschonkene ook op een andere wijze zinvol kan
aangewend worden (bvb. de schenking van een huis onder de voorwaarde dat
het niet mag verhuurd worden aan vreemdelingen). Het gaat hier over een
ongeoorloofde voorwaarde. Het huis kan echter wel aanvaard worden, maar de
ongeoorloofde beperking moet als niet bestaande worden beschouwd. Het huis
kan aan iedereen verkocht of verhuurd worden (Vademecum, pt. 577).
Ontvangsten
Worden als
ontvangsten aangemerkt: alle positieve
mutaties in contant geld of op rekeningen die behoren tot de beschikbare
kasvoorraad. Onder de beschikbare kasvoorraad verstaat men: alle gelden en
waarden, die beschikbaar zijn in contant geld of die belegd zijn op een
termijn van minder dan één jaar op rekeningen die het bestuursorgaan niet
als een investeringsbelegging heeft aangewezen.
De term ontvangsten
wordt hier gebruikt in boekhoudkundige zin, waarbij positief staat voor een
vermeerdering van een Debetrekening of voor een vermindering van een
Creditrekening. Aangezien het gebruikte rekeningstelsel een kasboekhouding
is en helemaal niet een analytische of dubbele boekhouding, komt het
onderscheid tussen de soorten rekeningen niet altijd zo evident naar voor.
Inkomsten
Inkomsten zijn de renten van de goederen die
aan de kerkfabriek toebehoren, ofwel omdat de kerkfabriek ze verkregen
(aangekocht of geschonken) heeft, ofwel omdat ze aan de kerkfabriek werden
teruggeschonken in uitvoering van overeenkomsten (zie o.a. de keizerlijk
decreten in verband met de kerkgoederen en het Concordaat van Napoleon
(1801).
Schenkingen
en legaten
Het onderscheid tussen schenkingen
en legaten en de voorwaarden om ze te aanvaarden zijn in het Decreet
omschreven (zie Decreet, art. 36 en 37).
Handgift
Een handgift (soms ook genoemd
“gift uit de hand” of “gift van hand tot hand”) is een schenking onder
levenden van roerende goederen (geld of andere voorwerpen) door eenvoudige overhandiging.
De overeenkomst is voltrokken door de overhandiging zelf. Een notariële
akte is hierbij niet vereist. Deze giften zijn niet onderworpen aan enige
aanvaardingsprocedure (Vademecum,
pt. 581).
Zijn onder andere lichamelijke
roerende goederen: kunstwerken, effecten aan toonder, cash, ... die via een
handgift kunnen worden geschonken. Indien de schenking, de handgift niet
geregistreerd wordt, dan zijn er geen schenkingsrechten verschuldigd (De Gids, schenkingen en legaten).
Bij een handgift is in principe
zelfs geen schriftelijk bewijs vereist. Een handgift kan mondeling. Maar in
de praktijk is het toch verstandig om voor een schriftelijk bewijsstuk te
zorgen. Het probleem is immers dat de handgift opnieuw in de nalatenschap
van de schenker valt als die binnen de drie jaar volgend op de handgift
overlijdt. Het komt er dus op aan via een document (zoals een aangetekend
schrijven) de juiste datum van de handgift en de eigendomsoverdracht te
bewijzen (De Gids, schenkingen en legaten).
Stichting
Een
stichting (ook soms fundatie genoemd) is een schenking of een legaat
waarbij een onroerend goed (grond of gebouw) en/of een roerend goed (bv.
kunstwerk, geldsom, kasbon) aan de kerkfabriek wordt geschonken met de last
de opbrengst ervan voor een bepaalde tijd (of soms eeuwigdurend) geheel of
gedeeltelijk aan te wenden voor de aangegeven opdracht.
Het
geschonken of gelegateerde kapitaal of goed wordt dus niet opgebruikt om de
last te volbrengen: alleen de jaarlijkse opbrengst wordt hiertoe geheel of
gedeeltelijk aangewend. Deze last omvat doorgaans het laten opdragen van
een bepaald aantal missen per jaar, soms ook het onderhoud van een graf of
andere concrete opdrachten.
Vrome wilsbeschikking
Dergelijke stichtingen
zijn een concrete vorm of een welbepaald gevolg van een “vrome
wilsbeschikking” waaraan de kerk steeds een bijzondere zorg en aandacht
heeft besteed.
Vrome wilsbeschikkingen
in het algemeen, en stichtingen in het bijzonder, vallen onder de
regelgeving van zowel de burgerlijke als de kerkelijke overheid. In zover
zij deel uitmaken van een schenking of een legaat vallen zij onder Boek
III. Titel II van het Burgerlijke Wetboek, en voor kerkfabrieken vooral ook
onder de wetgeving en onder het administratief toezicht op de
kerkfabrieken, zoals bepaald in het decreet van de Vlaamse regering van 7
mei 2004, art. 36- 38 en 57-58.
Op basis van hun inhoud
behoren vrome wilsbeschikkingen en stichtingen ook tot het domein van de
kerkelijke wetgeving (Wetboek van canoniek recht, Boek V, Titel IV, can. 1299-1310). Men zal dus i.v.m. stichtingen
nauwgezet de burgerlijke wetgeving en de voorgeschreven burgerlijke
procedure in acht nemen. Wanneer dit niet gebeurd is moeten de erfgenamen
erop gewezen worden toch zo goed mogelijk de wil van de erflater te eerbiedigen
(can. 1299 § 2). Men zou hier kunnen spreken van
een morele erflast (Vademecum, ptn. 585 en 586).
De jaarlijkse inkomsten
van de openbare stichtingen (bvb. huishuren, pachten, renten en intresten)
worden in de begroting en ook in de rekening ingeboekt bij de gewone
inkomsten. De jaarlijkse uitgave voor de uitvoering van de last, bvb. de
voorziene missen (soms ook voor het onderhoud van het graf), wordt
ingeboekt bij de gewone uitgaven (Vademecum, pt.
592).
Subsidie
Door het Rekenhof werd het begrip subsidie als
volgt gedefinieerd (Verslag van het Rekenhof over
het onderzoek naar subsidies in de Vlaamse Gemeenschap dd 06.01.1999, p.
13, pt. 1.2.1):
“Een regeling houdende instelling van een
tegemoetkoming die aan volgende voorwaarden voldoet: het betreft een
financiële transfer, waarvoor aan de toekenning ervan voorwaarden gekoppeld
worden, met als doe1 het tot stand brengen of het beïnvloeden van
activiteiten die zonder deze transfer niet of niet in dezelfde mate zouden
zijn uitgevoerd en die leiden tot door de overheid gewenste effecten in één
of meerdere beleidsvelden.”
Hoewel naast de term subsidie ook de termen toelage, tegemoetkoming, tussenkomst,
premie, enz., het subsidiekarakter van een uitgave aanduiden, kunnen
zij echter ook in een andere betekenis worden gebruikt. De
interdepartementale projectgroep subsidiëring,
die een ontwerpbesluit van de Vlaamse regering op het gebied van
subsidies voorbereidt, heeft erop gewezen dat de term toelage, die dikwijls als synoniem
van het begrip subsidie wordt gebruikt, ook betrekking kan hebben op aanvullingen boven het normale salaris en
dus een dubbele betekenis heeft (ibidem, p. 46, pt.
3.2.1).
Uitzonderlijke opbrengsten
Uitzonderlijke opbrengsten zijn renten die niet elk jaar worden
geïnd. In het algemeen zijn het renten die niet direct
iets te maken met de werking van het boekjaar. Ze zijn niet te voorzien.
Het gaat bijvoorbeeld om restorno’s of schaderegelingen van de
verzekeringsmaatschappij of om een bijzonder tantième dat toegekend
wordt aan een aandeel.
Toelagen
Toelagen door de gemeente dekken de kosten en uitgaven van de
kerkfabriek die niet door eigen middelen kunnen betaald worden. De kosten
en uitgaven zijn inherent aan de exploitatie van de kerkfabriek (zie Decreet, art. 52). Toelagen zijn de
financiële bijdragen die door de gemeente in uitvoering van Decreten en
overheidsbesluiten worden betaald als bijdrage in de werkingskosten van de
kerkfabriek. De gemeenten zijn verplicht
bij te dragen in de tekorten van de kerkbesturen, zowel voor de
werkingskosten als de investeringen.
Andere inkomsten
Het artikel wordt
afgesloten met “alle andere inkomsten”. Deze toevoeging dient om alle
vergetelheden in verband met andere bronnen van inkomsten uit te sluiten.
De vordering
Een buitenbeentje: de
vordering. De vorderingen maken deel van de ontvangsten uit.
Een vordering is elk bedrag dat door een welbepaalde derde aan het bestuur
van de eredienst verschuldigd is. Het zijn ontvangsten die nog moeten geïnd
worden. Een vordering wordt gekenmerkt door zijn toekomstige en onzekere
aard. Een vordering wordt slechts definitief een ontvangst bij zijn inning
voor het deel of voor het gehele bedrag van de vordering.
De vorderingen worden vastgesteld door de
voorzitter en de secretaris en worden door de penningmeester onmiddellijk,
doorlopend genummerd, opgenomen in het desbetreffende deel van de
inventaris, met vermelding van de datum van het stuk, het financieel
boekjaar en het bedrag. De inventaris vermeldt tevens het eventueel al
ontvangen bedrag en het saldo.
Minstens eenmaal per jaar en in ieder geval op
31 december worden alle ontvangsten, evenals de oninbaar verklaarde
bedragen die betrekking hebben op een van die vorderingen in dat deel van
de inventaris opgenomen, zodat de openstaande vorderingen kunnen worden
afgelezen.
Inventaris
De inventaris is een genummerd overzicht van
alle bezittingen, vorderingen, rechten, schulden en verplichtingen, van welke
aard ook, van het bestuur van de eredienst.
Toepassing artikel 51 van het Decreet
Kosten en uitgaven
Worden als
uitgaven aangemerkt: alle negatieve
mutaties in contant geld of op rekeningen die behoren tot de beschikbare
kasvoorraad. De beschikbare kasvoorraad zijn alle gelden en waarden, die
beschikbaar zijn in contant geld of die belegd zijn op een termijn van
minder dan één jaar op rekeningen die het bestuursorgaan niet als een
investeringsbelegging heeft aangewezen.
De term uitgaven wordt
hier gebruikt in boekhoudkundige zin, waarbij negatief staat voor een
vermindering van een Debetrekening of voor een vermeerdering van een
Creditrekening.
Aangezien het gebruikte
rekeningstelsel een kasboekhouding is en niet een analytische of dubbele
boekhouding, komt het onderscheid tussen de soorten rekeningen niet altijd
zo evident naar voor.
Indien de kerkfabriek
verloonde medewerkers tewerkstelt, dan moet de kerkfabriek voor deze
medewerkers alle financiële en sociale lasten, alle hieraan verbonden taksen
en belastingen dragen.
De kosten die gemaakt
worden voor de uitoefening van de eredienst, voor de bedienaars van de
eredienst, voor het onderhoud van de gebouwen van de eredienst en voor de
gebouwen van de verzorgers van de eredienst, zijn uitgaven die de
kerkfabriek moet dragen in de gewone exploitatie.
De grove herstellingen
aan de gebouwen van de eredienst en van de bedienaars van de eredienst
worden financieel gedragen door de kerkfabriek. Indien de kerkfabriek voor
de grove herstellingen leningen moet aangaan, dan moet de kerkfabriek de
interesten en de aflossingen van het geleende kapitaal afbetalen. Zij
worden geboekt als investeringsuitgaven.
Het onderscheid tussen
de kosten voor onderhoud en de grove herstellingen zijn in hoofde van de
kerkfabriek meestal boekhoudkundig. Is de herstelling bedoeld als
investering en / of renovatie, of als gewoon onderhoud? Uitsluitsel moet
gezocht worden in het Burgerlijk wetboek waar volgend onderscheid wordt
gemaakt:”Grove herstellingen zijn die van zware muren en van gewelven, de
vernieuwing van balken en van gehele daken en de vernieuwing van dijken en
van steun- en afsluitingsmuren in hun geheel. Alle andere herstellingen
zijn herstellingen tot onderhoud”(BW, art. 606).
Grove herstellingen
zijn vernieuwings- en verbouwingswerken met het
oog op de algemene stevigheid en de instandhouding van het gehele gebouw
die werkelijk een uitzondering zijn in het bestaan zelf van de eigendom en
waarvan de kosten normaal van het kapitaal worden genomen (Cass., 22 januari 1970, T.P.R., 2001, 1060). Zo
werd gevonnist dat de vernieuwing van een gehele centrale verwarming, wel
degelijk een grove herstelling is, maar dat het vernieuwen van een dak in
roofing deel uitmaakt van het gewone onderhoud.
De grove herstellingen
worden door het algemeen reglement op de
boekhouding als investering aangemerkt, namelijk: alle ontvangsten
en uitgaven die betrekking hebben op de omvang, de waarde of de
instandhouding van de duurzame middelen van het bestuur van de eredienst,
uitgezonderd de normale onderhoudswerkzaamheden. De investeringen omvatten
eveneens de voor hetzelfde doel toegestane toelagen en leningen, de
beleggingen op meer dan één jaar en de andere investeringsbeleggingen en de
vervroegde terugbetalingen van de schuld.
De bijdrage in de
werkingskosten van het centraal bestuur, wordt (meestal) aan dit bestuur
voorgeschoten. Op het einde van het jaar wordt door het CKB afgerekend. Het
eventuele batig saldo van de bijdrage wordt aan de kerkfabriek
teruggestort. Deze verplichting vloeit uit de annaliteit van de gevoerde
boekhouding voort (zie Decreet, art. 45).
Het artikel wordt
afgesloten met “alle andere uitgaven”. Deze toevoeging dient om alle
vergetelheden in verband met andere soorten uitgaven uit te sluiten.
Een buitenbeentje:
de schuld.
De schulden maken deel van de uitgaven uit. Een schuld is
elk bedrag dat door het bestuur van de eredienst verschuldigd is aan een
welbepaalde derde. Het zijn betalingen die nog moeten uitgevoerd worden.
Een schuld wordt gekenmerkt door zijn toekomstige en onzekere aard. Een
schuld wordt slechts definitief een uitgave bij zijn betaling voor het deel
of voor het gehele bedrag van de schuld.
De schulden worden door de penningmeester
onmiddellijk, doorlopend genummerd, opgenomen in het desbetreffende deel
van de inventaris, met vermelding van de datum van het stuk, het financieel
boekjaar en het bedrag. De inventaris vermeldt tevens het eventueel al
betaalde bedrag en het saldo. Minstens eenmaal per jaar en in ieder geval
op 31 december worden alle betalingen van schulden in dat deel van de
inventaris opgenomen, zodat het saldo kan worden afgelezen.
De inventaris is een genummerd overzicht van
alle bezittingen, vorderingen, rechten, schulden en verplichtingen, van
welke aard ook, van het bestuur van de eredienst. De inventaris drukt ook
een waardering van de bezittingen uit.
Waarderingsregels
Herwaardering is een boekhoudtechniek die de waarde van
goederen opnieuw vastlegt. Deze
herwaardering kan zowel positief (waardevermeerdering) of negatief
(waardevermindering) zijn. De waarde van de goederen na herwaardering wordt
in de inventaris opgenomen.
In de regel wordt tot herwaardering
overgegaan bij het afsluiten van het boekjaar. Aangezien de kerkfabrieken
de annaliteit van een burgerlijk jaar volgen (zie
Decreet art. 54), gebeurt de herwaardering in principe op 31.12 van
het exploitatiejaar.
Het algemeen reglement somt de
goederen op die in de inventaris moeten worden opgenomen, namelijk: alle
bezittingen, vorderingen, rechten, schulden en verplichtingen, van welke
aard ook, van het bestuur van de eredienst. De verbruiksgoederen hoeven
niet in de inventaris te worden opgenomen (zie
Decreet art. 54 en AR-Bh tot 05.09.2008,
artikelen 32-35).
Rekening houdende met de beperking
dat de verbruiksgoederen niet moeten worden opgenomen, blijven slechts de
investeringsgoederen, dit wil zeggen de goederen met een lange(re)
levensduur over.
Daarenboven maken de vorderingen,
de rechten, de schulden en de verplichtingen ook deel uit van de in de
inventaris op te nemen goederen. De inventaris omvat aldus veel meer dan
louter materiële goederen. Ze omvat ook de immateriële activa.
Positieve immateriële activa zijn
de vorderingen die in geld worden uitgedrukt en de rechten die de kerkraad
bezit.
Negatieve immateriële activa zijn
de schulden die in geld worden uitgedrukt en de verplichtingen die de
kerkfabriek heeft ten overstaan van derden.
Vb.1.
In de loop van het jaar ontvangt de kerkfabriek
tussentijdse afrekeningen. Feitelijk moet de kerkfabriek geen voorschotten
betalen. De kerkfabriek kan de eindafrekening afwachten, hetzij de factuur
die zowel het verbruik opgeeft, als de gedane voorschotbetalingen omvat.
Indien de factuur een te betalen
saldo omvat, dan heeft de kerkfabriek een schuld ten overstaan van de gas-
en elektriciteitsmaatschappij.
Indien de factuur een te ontvangen
saldo omvat en feitelijk een kredietnota is, dan heeft de kerkfabriek ten overstaan
van de gas- en elektriciteitsmaatschappij een vordering.
Vb.2.
De kerkfabriek een recht van doorgang door een
tuin van een buur verkregen om de garage aan de achterzijde van de kerk te
kunnen bereiken. Dit recht moet in de inventaris opgenomen worden.
De kerkfabriek heeft een recht van
doorgang door de tuin van de pastorij aan een buur verleend. De kerkfabriek
heeft een verplichting die in de inventaris moet worden opgenomen.
Soorten
waarden
Bij
het aanschaffen van goederen (gebouwen, materieel,
gereedschap, meubilair en rollend materieel) zijn er in de boekhoudtechniek
drie manieren om de waarde ervan vast te leggen: de aanschafwaarde, de
inbrengwaarde en de samenstellingswaarde.
De aanschafwaarde is de
gefactureerde waarde, hetzij de werkelijk betaalde prijs (inclusief
belastingen en / of taksen indien deze niet kunnen worden gerecupereerd).
De inbrengwaarde is de schatting
door een onafhankelijke deskundige van de waarde van de goederen die worden
overgedragen aan de kerkraad. Dit wil zeggen dat een expert de waarde van
het goed in vergelijking met de marktwaarde vaststelt en deze waarde onder
de vorm van een verslag of een proces-verbaal aan de kerkraad meedeelt.
De samenstellingswaarde of
fabricagewaarde ontstaat doordat door eigen werk een investering
ontstaat. Het is de waarde die aan
een goed gegeven wordt, rekening houdende met de geïnvesteerde arbeid door
eigen personeel of door de leden van de kerkraad, en de eigen gebruikte of
verbruikte materialen om het goed te maken.
Vb.
3. Leden van de kerkraad maken zelf een kast met
planken en materialen die de kerkfabriek nog in voorraad heeft. De waarde
van de kast is de prijs die in de kleinhandel zou moeten betaald worden
voor een gelijkwaardige kast. In principe zal deze prijs de aanschafprijs
van de materialen overstijgen, en aldus rekening houden met de zelf
gepresteerde arbeid.
Materiële
goederen
De materiële investeringsgoederen zijn aan sleet of gebruik
onderhevig. Deze sleet veroorzaakt een minderwaarde die moet geregistreerd
worden.
Boekhoudkundig gebeurt dit door
middel van afschrijvingen.
Afschrijven is aldus de minderwaarden van de oorspronkelijke waarde van het
goed registreren. Boekhoudkundig legt men een reserve aan gedurende de
nuttigheidsperiode. De reserve is bij de aanschaf van een vervangend goed
(een deel van) het te besteden kapitaal.
De aangelegde reserve is niet
altijd groot genoeg om het vervangingsgoed volledig te kunnen betalen. Om
het verschil te kunnen betalen legt men vooraf een voorziening aan waarmee
geanticipeerd wordt op een volgende grotere uitgave.
De aangelegde reserve te samen met
de voorziening vormen aldus het basiskapitaal bij de aanschaf van een nieuw
investeringsgoed.
Op het ogenblik dat het goed
boekhoudkundig volledig is afgeschreven, staat men voor een keuze: ofwel
verkoopt men het goed voor zijn boekhoudkundige restwaarde; ofwel blijft
men het goed gebruiken tot het zijn economische nuttigheid heeft verloren.
Herwaardering
Indien men het goed blijft gebruiken,
dan is het aangewezen om een nieuwe boekhoudkundige waarde aan het goed toe
te kennen. Men herwaardeert het goed en men bepaalt een nieuwe
inventariswaarde.
In een kasboekhouding kunnen deze
minder- of meerwaarden echter niet onrechtstreeks geboekt worden. Dit wil
zeggen met kan geen boekhoudpost maken die de minderwaarden of de
meerwaarden optelt, om na de volledig verlopen tijd de minderwaarden of de
meerwaarden in één keer van de oorspronkelijke waarden af te trekken of bij
te tellen.
Men moet aldus de waarde van de
goederen jaarlijks verminderen of vermeerderen op het ogenblik dat de
jaarrekening wordt opgesteld. In de inventaris wordt de waarde nà de vermindering of vermeerdering vermeld.
Vb. 4. Een pc wordt op drie jaar lineair
afgeschreven, wat betekent dat de geboekte aanschafwaarde (vb. 1000,00 €)
op drie jaar tijd wordt ingeschreven als kosten, elk jaar voor een derde
(333,33 €). De inventariswaarde wordt na het
1ste jaar:
|
1000,00
|
–
333,33
|
=
666,67 €;
|
2de jaar:
|
666,67
|
–
333,33
|
=
333,34 €;
|
3de jaar:
|
333,34
|
–
333,33
|
= 0,01 €.
|
Immateriële
activa, de vorderingen, de rechten, de schulden en de
verplichtingen, zijn onderhevig aan marktschommelingen en aan
economische toestanden die de waarde
van een vordering of een recht, van een schuld of een verplichting
beïnvloeden.
Vb.
5. De kerkfabriek heeft gelden belegd in een
bankgroep. De economische omstandigheden beïnvloeden de waarde van deze
belegging. De vordering van de kerkfabriek is aan de marktschommelingen
onderhevig. De ontwaarding van de belegging moet in de inventaris opgenomen
worden.
Zoals hiervoor gezegd kunnen
goederen na volledige afschrijving, en dus in de boekhouding met waarde
nul, toch nog een waarde hebben. De goederen kunnen nog verder worden
gebruikt. Het goed heeft nog een economische waarde, alhoewel ze
boekhoudkundig geen waarde meer heeft. Het is deze economische waarde, de residuwaarde of de marktwaarde die in de boekhouding
moet geregistreerd worden.
Vb.
6. Een gebouw dat langer wordt gebruikt dan de
afschrijvingsduur, die in België toch 33 jaar loopt, heeft nog een
marktwaarde. Als er zekerheid bestaat over het verder blijven bestaan van
een economische waarde, dan kan men overgaan tot herwaarderen van het goed, d.w.z. er wordt op basis van een
realistische schatting een nieuwe waarde ingeschreven in de inventaris van
de jaarrekening.
“Herwaarderen is een
boekhoudtechniek om goederen met een correcte waarde in de inventaris te
noteren”.
Gezien penningmeesters enkel vaststaande
feiten in de boekhouding mogen vastleggen, wordt herwaardering zelden
toegepast, want het is uitzonderlijk zo dat de genoteerde waarde lager is
dan de waarde in de werkelijkheid. Dit is moeilijk objectief vast te
stellen.
Vb.
7. De
boekwaarde van de pc hierboven is 0,01 €. De werkelijke waarde kan geschat
worden op 250,00 €. De nieuwe inventariswaarde wordt na deze herwaardering
vastgelegd op 250,00 €. Deze nieuwe waarde is op haar beurt weer
afschrijfbaar. Maar het geenszins zeker dat de marktwaarde 250,00 € is. De
penningmeester moet een restwaarde toekennen alhoewel hij geen zekerheid
heeft dat deze restwaarde de reële marktwaarde is.
Ontwaarding
Herwaarderen kan ook in de
negatieve zin, maar dan enkel voor investeringsgoederen die niet worden
afgeschreven, (bv.) een onverhard parkeerterrein, dat regelmatig onder
water loopt en daardoor onbruikbaar wordt.
De deelnemingen en effecten in portefeuille worden gewoonlijk
tegen historische (nominale) waarde geboekt in de jaarrekening. Daarvan worden
in voorkomend geval de waardeverminderingen afgetrokken die overeenstemmen
met de duurzame minderwaarden of ontwaardingen.
Wijzen
van herwaarderen
Goederen herwaarderen kan aldus op
verschillende wijzen gebeuren, namelijk :
·
Door goederen af
te schrijven, dit wil zeggen door rekening te houden met de nuttigheidsduur
van een goederen. Men legt een reserve aan.
·
Door voor de
aanschaf van de vervangingsgoederen voorzieningen aan te leggen, dit wil
zeggen men anticipeert op de aankoop van nieuwe goederen ter vervanging van
de oude goederen. Men legt een voorziening aan.
·
Door de
aanschafwaarde van de goederen te verminderen of te vermeerderen, om
rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken
ontwaardingen of meerwaarden bij het afsluiten van het exploitatiejaar. Men
vermindert of vermeerdert de waarde van het goed.
Decretaal
Het Decreet legt slechts op dat de
waarde van een goed bepaald of herbepaald wordt bij het opstellen van de
jaarrekening (31.12) en dat de waarde van het goed opgenomen wordt in de
inventaris.
De herwaardering wordt toegepast op
elk activum. Dit wilt geenszins
zeggen dat elk activum effectief een andere nieuwe waarde zal krijgen.
Integendeel, het zijn slechts de activa die op een bestendige manier van waarde
veranderen, waarvan dat de waarde moet herbepaald worden. Een toevallige
marktfluctuatie heeft geen invloed op de waarde van het goed.
In een kasboekhouding is de enige
aangewezen methode de vermindering of de vermeerdering van de waarde van
het goed in de inventaris registreren ter gelegenheid van het opstellen van
de jaarrekening.
Daarenboven moeten de goederen
waarvan de aankoop gebeurde vóór 2007 niet opgenomen worden in de
inventaris.
Voor de onroerende
goederen worden de ligging, het kadastraal inkomen, in voorkomend geval de
erop rustende lasten en de al dan niet periodieke opbrengsten ervan en
indien bekend het jaar van verwerving in de inventaris vermeld. Ook
belangrijke investeringsprojecten worden vermeld met verwijzing naar de
desbetreffende investeringssteekkaart.
Bij de gebouwen
waarover het bestuur van de eredienst beschikt, wordt vermeld of ze al dan
niet beschermd zijn, in de zin van het decreet van 3 maart 1976 tot
bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten met latere wijzigingen.
Een vordering is elk in geld uitgedrukt bedrag dat door een
welbepaalde derde aan het bestuur van de eredienst verschuldigd is. Het
zijn ontvangsten die nog moeten geïnd worden. Een vordering wordt
gekenmerkt door zijn toekomstige en onzekere aard. Een vordering wordt
slechts definitief een ontvangst voor het deel dat effectief geïnd wordt.
De
vorderingen worden vastgesteld door de voorzitter en de secretaris en
worden door de penningmeester onmiddellijk, doorlopend genummerd, opgenomen
in het desbetreffende deel van de inventaris, met vermelding van de datum
van het stuk, het financieel boekjaar en het bedrag.
De
inventaris vermeldt tevens het eventueel al ontvangen bedrag en het saldo. Minstens
eenmaal per jaar en in ieder geval op 31 december worden alle ontvangsten,
evenals de oninbaar verklaarde bedragen die betrekking hebben op een van
die vorderingen in dat deel van de inventaris opgenomen, zodat de
openstaande vorderingen kunnen worden afgelezen.
Een schuld is elk in geld uitgedrukt bedrag dat door het
bestuur van de eredienst aan een welbepaalde derde verschuldigd is. Het
zijn betalingen die nog moeten uitgevoerd worden. Een schuld wordt
gekenmerkt door zijn toekomstige en onzekere aard. Een schuld wordt slechts
definitief een uitgave voor het deel dat effectief betaald wordt.
De
schulden worden door de penningmeester onmiddellijk, doorlopend genummerd,
opgenomen in het desbetreffende deel van de inventaris, met vermelding van
de datum van het stuk, het financieel boekjaar en het bedrag. De inventaris
vermeldt tevens het eventueel al betaalde bedrag en het saldo.
Minstens
eenmaal per jaar en in ieder geval op 31 december worden alle betalingen
van schulden in dat deel van de inventaris opgenomen, zodat het saldo kan
worden afgelezen.
De
opname van een schuld op deze lijst veronderstelt altijd een uitgestelde
betaling. Er zijn verschillende redenen om de betaling van een schuld uit
te stellen. Ondermeer: de betwisting van een schuld; een (tijdelijk) tekort
aan betalingsmiddelen; een overeengekomen vervaldag van een deel of het
geheel van de schuld.
Verplichtingen vloeien dikwijls voor uit stichtingen. Het
zijn de (positieve) daden die een kerkbestuur moet stellen als een aan een
stichting verbonden voorwaarde.
Ontwaardingpercentages
Hoeveel vermindert de waarde van een goed?
In gemengde boekhoudingen wordt fiscaal rekening gehouden met volgende
percentages van de aanschafwaarde.
De normaal gangbare lineaire
percentages zijn de volgende:
·
Software 20 –
33 %; vb. de aankoop van Religiosoft.
·
Informaticamaterieel
en -meubilair 20 – 33 %; vb. pc’s die door de pastoor of het secretariaat
gebruikt worden.
·
Gebouwen 3 %;
vb. De pastorie of het kerkgebouw. Het private patrimonium.
·
Overige
zakelijke rechten op onroerende goederen 3 %;
·
Onroerende
goederen door bestemming 5 %; vb. De biechtstoelen die in de kerkmuur
ingebouwd zijn. Het kerkorgel.
·
Inrichting van
de gebouwen 3 %; vb. De schilderwerken in de kerk.
·
Machines,
installaties 10 – 20 %; vb. De geluidsinstallatie.
·
Meubilair en
materieel 10 %; vb. De kerkstoelen. De tapijten. De kerkzangboeken.
·
Rollend
materieel 20 %; vb. De auto van de pastoor die eigendom is van de
kerkfabriek.
·
Kazuifels,
gewaden en processiekledij: 5 %
·
Altaarlinnen:
10 %
·
Beveiliging:
22,5 %
Beroepskledij is een speciaal
geval. Meestal wordt beroepskledij niet afgeschreven en is de kost fiscaal
ook niet aftrekbaar. Het criterium is: kan de kledij al of niet met min of
meer gemak ook gedragen worden in omstandigheden die niets met het beroep
te maken hebben.
Beroepsgroepen die bijzondere
ambtskledij dragen die niet op een andere manier kan gebruikt worden, mogen
deze ambtskledij wel, maar beperkt aftrekken. Het afschrijvingspercentage
varieert volgens de intensiteit en de min of meer langere duurtijd van
gebruik tussen 5 en 10 %.
Vb.
8. De toga van een rechter: 5 % ; de uitrusting
van een brandweerman: 10 %; de kazuifels en de processiegewaden van een
bedienaar: 5 %.
Indien afgeweken wordt van deze
percentages om rekening te houden met een andere waarschijnlijke
gebruiksduur, wordt dit verantwoord in de toelichting. Men kan aldus versneld of vertraagd
afschrijven.
Er bestaan verschillende methodes
om goederen af te schrijven en de waardevermindering ervan te registreren.
De best gekende zijn hierna opgesomd. Deze met * zijn fiscaal aanvaard:
Lineaire afschrijving *: een
afschrijving met een gelijk deel of percentage op basis van de
aanschafprijs gedurende de ganse afschrijvingsperiode.
Progressieve afschrijving: een
afschrijving met een ongelijk groter wordend deel of percentage gedurende
de afschrijvingsperiode. Meestal neemt men een kleiner wordend percentage
van de oorspronkelijke waarde.
Degressieve afschrijving *: een
afschrijving met een ongelijk kleiner wordend deel of percentage gedurende
de afschrijvingsperiode. Meestal neemt men een gelijk percentage op de
restboekwaarde van het goed.
Traditioneel wordt lineair
afgeschreven als er geen productieprocessen of zeer intens gebruik de
nuttige levensduur en de waarde van een goed beïnvloedt.
Algemene
principes bij het vastleggen van waarderingsregels.
Elke
kerkraad bepaalt de regels die gelden voor de waardering van de inventaris
en, ondermeer, voor de vorming en de aanpassing van afschrijvingen,
waardeverminderingen en voorzieningen voor risico’s en kosten evenals voor
de herwaarderingen.
Deze
regels worden bepaald door het bestuursorgaan van het kerkfabriek en
vastgelegd in het inventarisboek.
Ze worden
samengevat in de toelichting. Deze samenvatting moet voldoende nauwkeurig
zijn zodat inzicht wordt verkregen in de toegepaste waarderingsmethoden.
Indien in uitzonderingsgevallen
blijkt dat de toepassing van een waarderingsregel niet leidt tot een
getrouw beeld, moet daarvan afgeweken worden teneinde hieraan te voldoen.
Dergelijke afwijking wordt in de
toelichting vermeld en verantwoord. De geraamde invloed ervan op het
vermogen, de financiële positie en het resultaat wordt vermeld in de
toelichting bij de jaarrekening over het exploitatiejaar waarin de
afwijkende waarderingsregel voor het eerst wordt toegepast.
De waarderingsregels bedoeld in 1.
moeten van het ene exploitatiejaar op het andere identiek blijven en
stelselmatig worden toegepast.
Ze worden evenwel gewijzigd
wanneer, onder meer uit hoofde van belangrijke veranderingen in de
activiteiten van het kerkraad, in de structuur van het vermogen of in de
economische dan wel technologische omstandigheden, de vroeger gevolgde
waarderingsregels niet langer beantwoorden aan het getrouw beeld.
Elk vermogensbestanddeel opgenomen
in de jaarrekening wordt afzonderlijk gewaardeerd.
De waarderingen moeten voldoen aan
de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.
§ 1. Er moet rekening worden gehouden met alle
voorzienbare risico’s, mogelijke verliezen en ontwaardingen, ontstaan
tijdens het exploitatiejaar waarop de jaarrekening betrekking heeft of
tijdens voorgaande boekjaren, zelfs indien deze risico’s, verliezen of
ontwaardingen slechts gekend zijn op het ogenblik waarop de jaarrekening
door de penningmeester van de kerkraad wordt opgesteld.
In de gevallen waarin, bij gebreke
aan objectieve beoordelingscriteria, de waardering van de voorzienbare
risico’s, de mogelijke verliezen en de ontwaardingen onvermijdelijk onzeker
en wisselvallig is, wordt hiervoor geen voorziening aangelegd, maar wordt
van het risico louter melding gemaakt in de toelichting.
§ 2. Er moet rekening worden gehouden met de
kosten en de opbrengsten die betrekking hebben op het exploitatiejaar of op
voorgaande exploitatiejaren, ongeacht de dag waarop deze kosten en
opbrengsten worden betaald of geïnd, behalve indien de effectieve inning
van deze opbrengsten onzeker is.
Ten laste van het exploitatiejaar
moeten onder meer worden geboekt: de bezoldigingen, uitkeringen en andere
sociale voordelen die in de loop van een volgend exploitatiejaar zullen
worden betaald voor diensten die tijdens het exploitatiejaar of tijdens
vorige boekjaren zijn verricht.
Wanneer de opbrengsten of de kosten
in belangrijke mate worden beïnvloed door opbrengsten of kosten die aan een
ander exploitatiejaar moeten worden toegerekend, wordt daarvan melding
gemaakt in de toelichting.
SCHENKINGEN
EN LEGATEN IN NATURA
§ 1. De goederen die aan de
kerkraad werden geschonken of nagelaten en die het voor zijn activiteit
bestemt, worden geboekt op het ogenblik van hun verkrijging. De goederen
die kosteloos ter beschikking worden gesteld van de kerkraad worden enkel
geboekt indien de kerkraad ze tegen betaling mag uitbaten. Ze worden
gewaardeerd tegen hun marktwaarde of, bij ontstentenis, tegen hun
gebruikswaarde.
§ 2. De andere goederen die aan de
kerkraad worden geschonken of nagelaten, alsook de diensten die vrijwillig voor
deze laatste worden gepresteerd, worden enkel geboekt als ze bestemd zijn
om te worden gerealiseerd.
Ze worden geregistreerd op het
ogenblik van het opmaken van de inventaris of op het ogenblik van hun
realisatie indien deze aan de inventaris voorafgaat. Ze worden gewaardeerd
op hun waarschijnlijke realisatiewaarde op het ogenblik van het opmaken van
de inventaris of op hun realisatiewaarde indien deze plaatsvindt vóór de
inventaris.
|