Waarde
Bij het aanschaffen
van goederen (gebouwen, materieel, gereedschap, meubilair en rollend
materieel) zijn er in de boekhoudtechniek drie manieren om de waarde ervan
vast te leggen: de aanschafwaarde, de inbrengwaarde en de
samenstellingswaarde.
De
aanschafwaarde is de gefactureerde waarde, hetzij de werkelijk betaalde
prijs (inclusief belastingen en / of taksen indien deze niet kunnen worden
gerecupereerd).
De
inbrengwaarde is de schatting door een onafhankelijke deskundige van de
waarde van de goederen die worden overgedragen aan de kerkraad. Dit wil
zeggen dat een expert de waarde van het goed in vergelijking met de
marktwaarde vaststelt en deze waarde onder de vorm van een verslag of een
proces-verbaal aan de kerkraad meedeelt.
De
samenstellingswaarde of fabricagewaarde ontstaat doordat door eigen werk
een investering ontstaat. Het is de waarde die aan een goed gegeven wordt,
rekening houdende met de geďnvesteerde arbeid door eigen personeel of door
de leden van de kerkraad, en de eigen gebruikte of verbruikte materialen om
het goed te maken.
Vb.1.
Leden van de kerkraad maken zelf een kast met planken en materialen die de
kerkfabriek nog in voorraad heeft. De waarde van de kast is de prijs die in
de kleinhandel zou moeten betaald worden voor een gelijkwaardige kast. In
principe zal deze prijs de aanschafprijs van de materialen overstijgen, en
aldus rekening houden met de zelf gepresteerde arbeid.
Herwaardering
Herwaardering is een boekhoudtechniek die de waarde van
goederen opnieuw vastlegt. Deze herwaardering kan zowel positief
(waardevermeerdering) of negatief (waardevermindering) zijn. De waarde van
de goederen na herwaardering wordt in de inventaris opgenomen.
Annaliteit
In de
regel wordt tot herwaardering overgegaan bij het afsluiten van het
boekjaar. Aangezien de kerkfabrieken de annaliteit van een burgerlijk jaar
volgen (zie Decreet art. 54), gebeurt
de herwaardering in principe op 31.12 van het exploitatiejaar.
Soorten
goederen
Het
algemeen reglement somt de goederen op die in de inventaris moeten worden
opgenomen, namelijk: alle bezittingen, vorderingen, rechten, schulden en
verplichtingen, van welke aard ook, van het bestuur van de eredienst. De
verbruiksgoederen hoeven niet in de inventaris te worden opgenomen (zie Decreet art. 54 en AR-Bh tot
05.09.2008, artikelen 32-35).
Rekening
houdende met de beperking dat de verbruiksgoederen niet moeten worden
opgenomen, blijven slechts de (investerings)goederen,
dit wil zeggen de goederen met een lange(re) levensduur over.
Daarenboven
maken de vorderingen, de rechten, de schulden en de verplichtingen ook deel
uit van de in de inventaris op te nemen goederen. De inventaris omvat aldus
veel meer dan louter materiële goederen. Ze omvat ook de immateriële
activa.
Immateriële
goederen
Positieve
immateriële activa zijn de vorderingen die in geld worden uitgedrukt en de
rechten die de kerkraad bezit.
Negatieve
immateriële activa zijn de schulden die in geld worden uitgedrukt en de
verplichtingen die de kerkfabriek heeft ten overstaan van derden.
Vb.2. In
de loop van het jaar ontvangt de kerkfabriek tussentijdse afrekeningen.
Feitelijk moet de kerkfabriek geen voorschotten betalen. De kerkfabriek kan
de eindafrekening afwachten, hetzij de factuur die zowel het verbruik
opgeeft, als de gedane voorschotbetalingen omvat.
Indien de
factuur een te betalen saldo omvat, dan heeft de kerkfabriek een schuld ten
overstaan van de gas- en elektriciteitsmaatschappij.
Indien de
factuur een te ontvangen saldo omvat en feitelijk een kredietnota is, dan
heeft de kerkfabriek ten overstaan van de gas- en
elektriciteitsmaatschappij een vordering.
Vb.3. De kerkfabriek
een recht van doorgang door een tuin van een buur verkregen om de garage
aan de achterzijde van de kerk te kunnen bereiken. Dit recht moet in de
inventaris opgenomen worden.
De
kerkfabriek heeft een recht van doorgang door de tuin van de pastorij aan
een buur verleend. De kerkfabriek heeft een verplichting die in de
inventaris moet worden opgenomen.
Materiële
goederen
De
materiële investeringsgoederen zijn aan sleet of gebruik onderhevig. Deze
sleet veroorzaakt een minderwaarde die moet geregistreerd worden.
Boekhoudkundig
gebeurt dit door middel van afschrijvingen. Afschrijven is aldus de
minderwaarden van de oorspronkelijke waarde van het goed registreren.
Boekhoudkundig legt men een reserve aan gedurende de nuttigheidsperiode. De
reserve is bij de aanschaf van een vervangend goed (een deel van) het te
besteden kapitaal.
De
aangelegde reserve is niet altijd groot genoeg om het vervangingsgoed
volledig te kunnen betalen. Om het verschil te kunnen betalen legt men
vooraf een voorziening aan waarmee geanticipeerd wordt op een volgende
grotere uitgave.
De
aangelegde reserve te samen met de voorziening
vormen aldus het basiskapitaal bij de aanschaf van een nieuw
investeringsgoed.
Op het
ogenblik dat het goed boekhoudkundig volledig is afgeschreven, staat men
voor een keuze: ofwel verkoopt men het goed voor zijn boekhoudkundige
restwaarde; ofwel blijft men het goed gebruiken tot het zijn economische
nuttigheid heeft verloren.
Herwaardering
Indien men
het goed blijft gebruiken, dan is het aangewezen om een nieuwe
boekhoudkundige waarde aan het goed toe te kennen. Men herwaardeert het
goed en men bepaalt een nieuwe inventariswaarde.
In een
kasboekhouding kunnen deze minder- of meerwaarden
echter niet onrechtstreeks geboekt worden. Dit wil zeggen met kan geen
boekhoudpost maken die de minderwaarden of de meerwaarden
optelt, om na de volledig verlopen tijd de minderwaarden of de meerwaarden in één keer van de oorspronkelijke waarden
af te trekken of bij te tellen.
Men moet
aldus de waarde van de goederen jaarlijks verminderen of vermeerderen op
het ogenblik dat de jaarrekening wordt opgesteld. In de inventaris wordt de
waarde nŕ de vermindering of vermeerdering
vermeld.
Vb. 4. Een
pc wordt op drie jaar lineair afgeschreven, wat betekent dat de geboekte
aanschafwaarde (vb. 1000,00 €) op drie jaar tijd wordt ingeschreven als
kosten, elk jaar voor een derde (333,33 €). De inventariswaarde wordt na
het
1ste jaar:
|
1000,00
|
– 333,33
|
= 666,67 €;
|
2de jaar:
|
666,67
|
– 333,33
|
= 333,34 €;
|
3de jaar:
|
333,34
|
– 333,33
|
= 0,01 €.
|
Marktschommelingen
Immateriële
activa, de vorderingen, de rechten, de schulden en de verplichtingen, zijn
onderhevig aan marktschommelingen en aan economische toestanden die de
waarde van een vordering of een recht, van een schuld of een verplichting
beďnvloeden.
Vb. 5. De
kerkfabriek heeft gelden belegd in een bankgroep. De economische
omstandigheden beďnvloeden de waarde van deze belegging. De vordering van
de kerkfabriek is aan de marktschommelingen onderhevig. De ontwaarding van
de belegging moet in de inventaris opgenomen worden.
Economische
waarde
Zoals
hiervoor gezegd kunnen goederen na volledige afschrijving, en dus in de
boekhouding met waarde nul, toch nog een waarde hebben. De goederen kunnen
nog verder worden gebruikt. Het goed heeft nog een economische waarde,
alhoewel ze boekhoudkundig geen waarde meer heeft. Het is deze economische
waarde, de residuwaarde of de marktwaarde die in de boekhouding moet
geregistreerd worden.
Vb. 6. Een
gebouw dat langer wordt gebruikt dan de afschrijvingsduur, die in België
toch 33 jaar loopt, heeft nog een marktwaarde. Als er zekerheid bestaat
over het verder blijven bestaan van een economische waarde, dan kan men
overgaan tot herwaarderen
van het goed, d.w.z. er wordt op basis van een realistische schatting een
nieuwe waarde ingeschreven in de inventaris van de jaarrekening.
“Herwaarderen
is een boekhoudtechniek om goederen met een correcte waarde in de
inventaris te noteren”.
Gezien
penningmeesters enkel vaststaande feiten in de boekhouding mogen
vastleggen, wordt herwaardering zelden toegepast, want het is uitzonderlijk
zo dat de genoteerde waarde lager is dan de waarde in de werkelijkheid. Dit
is moeilijk objectief vast te stellen.
Vb. 7. De
boekwaarde van de pc hierboven is 0,01 €. De werkelijke waarde kan geschat
worden op 250,00 €. De nieuwe inventariswaarde wordt na deze herwaardering
vastgelegd op 250,00 €. Deze nieuwe waarde is op haar beurt weer afschrijfbaar. Maar het geenszins zeker dat de
marktwaarde 250,00 € is. De penningmeester moet een restwaarde toekennen
alhoewel hij geen zekerheid heeft dat deze restwaarde de reële marktwaarde
is.
Ontwaarding
Herwaarderen
kan ook in de negatieve zin, maar dan enkel voor investeringsgoederen die
niet worden afgeschreven, (bv.) een onverhard parkeerterrein, dat
regelmatig onder water loopt en daardoor onbruikbaar wordt.
De
deelnemingen en effecten in portefeuille worden gewoonlijk tegen historische
(nominale) waarde geboekt in de jaarrekening. Daarvan worden in voorkomend
geval de waardeverminderingen afgetrokken die overeenstemmen met de
duurzame minderwaarden of ontwaardingen.
Wijzen van
herwaarderen
Goederen
herwaarderen kan aldus op verschillende wijzen gebeuren, namelijk :
·
Door goederen af te schrijven, dit wil zeggen
door rekening te houden met de nuttigheidsduur van een goederen. Men legt
een reserve aan.
·
Door voor de aanschaf van de
vervangingsgoederen voorzieningen aan te leggen, dit wil zeggen men
anticipeert op de aankoop van nieuwe goederen ter vervanging van de oude
goederen. Men legt een voorziening aan.
·
Door de aanschafwaarde van de goederen te
verminderen of te vermeerderen, om rekening te houden met al dan niet als
definitief aan te merken ontwaardingen of meerwaarden
bij het afsluiten van het exploitatiejaar. Men vermindert of vermeerdert de
waarde van het goed.
Decretaal
Het
Decreet legt slechts op dat de waarde van een goed bepaald of herbepaald wordt bij het opstellen van de jaarrekening
(31.12) en dat de waarde van het goed opgenomen wordt in de inventaris.
De
herwaardering wordt toegepast op elk activum. Dit wilt
geenszins zeggen dat elk activum effectief een andere nieuwe waarde zal
krijgen. Integendeel, het zijn slechts de activa die op een bestendige
manier van waarde veranderen, waarvan dat de waarde moet herbepaald worden. Een toevallige marktfluctuatie heeft
geen invloed op de waarde van het goed.
In een
kasboekhouding is de enige aangewezen methode de vermindering of de
vermeerdering van de waarde van het goed in de inventaris registreren ter
gelegenheid van het opstellen van de jaarrekening.
Niet op te
nemen goederen
Daarenboven
moeten de goederen waarvan de aankoop gebeurde vóór 2007 niet opgenomen
worden in de inventaris.
Onroerende goederen
Voor de onroerende goederen worden de ligging, het kadastraal
inkomen, in voorkomend geval de erop rustende lasten en de al dan niet
periodieke opbrengsten ervan en indien bekend het jaar van verwerving in de
inventaris vermeld. Ook belangrijke investeringsprojecten worden vermeld
met verwijzing naar de desbetreffende investeringssteekkaart.
Gebouwen
Bij de gebouwen waarover het bestuur van de eredienst beschikt,
wordt vermeld of ze al dan niet beschermd zijn, in de zin van het decreet
van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten
met latere wijzigingen.
Vorderingen
Een
vordering is elk in geld uitgedrukt bedrag dat door een welbepaalde derde
aan het bestuur van de eredienst verschuldigd is. Het zijn ontvangsten die
nog moeten geďnd worden. Een vordering wordt gekenmerkt door zijn
toekomstige en onzekere aard. Een vordering wordt slechts definitief een
ontvangst voor het deel dat effectief geďnd wordt.
De
vorderingen worden vastgesteld door de voorzitter en de secretaris en
worden door de penningmeester onmiddellijk, doorlopend genummerd, opgenomen
in het desbetreffende deel van de inventaris, met vermelding van de datum
van het stuk, het financieel boekjaar en het bedrag.
De
inventaris vermeldt tevens het eventueel al ontvangen bedrag en het saldo.
Minstens eenmaal per jaar en in ieder geval op 31 december worden alle
ontvangsten, evenals de oninbaar verklaarde bedragen die betrekking hebben
op een van die vorderingen in dat deel van de inventaris opgenomen, zodat
de openstaande vorderingen kunnen worden afgelezen.
Schulden
Een schuld
is elk in geld uitgedrukt bedrag dat door het bestuur van de eredienst aan
een welbepaalde derde verschuldigd is. Het zijn betalingen die nog moeten
uitgevoerd worden. Een schuld wordt gekenmerkt door zijn toekomstige en
onzekere aard. Een schuld wordt slechts definitief een uitgave voor het
deel dat effectief betaald wordt.
De
schulden worden door de penningmeester onmiddellijk, doorlopend genummerd,
opgenomen in het desbetreffende deel van de inventaris, met vermelding van
de datum van het stuk, het financieel boekjaar en het bedrag. De inventaris
vermeldt tevens het eventueel al betaalde bedrag en het saldo.
Minstens
eenmaal per jaar en in ieder geval op 31 december worden alle betalingen
van schulden in dat deel van de inventaris opgenomen, zodat het saldo kan
worden afgelezen.
De opname
van een schuld op deze lijst veronderstelt altijd een uitgestelde betaling.
Er zijn verschillende redenen om de betaling van een schuld uit te stellen.
Ondermeer: de betwisting van een schuld; een
(tijdelijk) tekort aan betalingsmiddelen; een overeengekomen vervaldag van
een deel of het geheel van de schuld.
Verplichtingen
Verplichtingen
vloeien dikwijls voor uit stichtingen. Het zijn de (positieve) daden die
een kerkbestuur moet stellen als een aan een stichting verbonden
voorwaarde.
Ontwaardingpercentages
Hoeveel vermindert de waarde van een goed? In gemengde boekhoudingen
wordt fiscaal rekening gehouden met percentages van de aanschafwaarde. De normaal
gangbare lineaire percentages zijn de volgende:
·
Software 20 – 33 %; vb. de aankoop van
Religiosoft.
·
Informaticamaterieel en -meubilair 20 – 33 %;
vb. pc’s die door de pastoor of het secretariaat gebruikt worden.
·
Gebouwen 3 %; vb. De pastorie of het
kerkgebouw. Het private patrimonium.
·
Overige zakelijke rechten op onroerende
goederen 3 %.
·
Onroerende goederen door bestemming 5 %; vb. De
biechtstoelen die in de kerkmuur ingebouwd zijn. Het kerkorgel.
·
Inrichting van de gebouwen 3 %; vb. De
schilderwerken in de kerk.
·
Machines, installaties 10 – 20 %; vb. De
geluidsinstallatie.
·
Meubilair en materieel 10 %; vb. De
kerkstoelen. De tapijten. De kerkzangboeken.
·
Rollend materieel 20 %; vb. De auto van de
pastoor die eigendom is van de kerkfabriek.
·
Kazuifels, gewaden en processiekledij: 5 %.
·
Altaarlinnen: 10 %.
·
Beveiliging: 22,5 %.
Beroepskledij
Beroepskledij
is een speciaal geval. Meestal wordt beroepskledij niet afgeschreven en is de
kost fiscaal ook niet aftrekbaar. Het criterium is: kan de kledij al of
niet met min of meer gemak ook gedragen worden in omstandigheden die niets
met het beroep te maken hebben.
Beroepsgroepen
die bijzondere ambtskledij dragen die niet op een andere manier kan
gebruikt worden, mogen deze ambtskledij wel, maar beperkt aftrekken. Het
afschrijvingspercentage varieert volgens de intensiteit en de min of meer
langere duurtijd van gebruik tussen 5 en 10 %.
Vb. 8. De
toga van een rechter: 5 % ; de uitrusting van een brandweerman: 10 %; de
kazuifels en de processiegewaden van een bedienaar: 5 %.
Afwijkende
gebruiksduur
Indien
afgeweken wordt van deze percentages om rekening te houden met een andere
waarschijnlijke gebruiksduur, wordt dit verantwoord in de toelichting. Men
kan aldus versneld of vertraagd afschrijven.
Er bestaan
verschillende methodes om goederen af te schrijven en de waardevermindering
ervan te registreren. De best gekende zijn hierna opgesomd. Deze met * zijn
fiscaal aanvaard:
·
Lineaire afschrijving *: een afschrijving met
een gelijk deel of percentage op basis van de aanschafprijs gedurende de
ganse afschrijvingsperiode.
·
Progressieve afschrijving: een afschrijving met
een ongelijk groter wordend deel of percentage gedurende de afschrijvingsperiode.
Meestal neemt men een kleiner wordend percentage van de oorspronkelijke
waarde.
·
Degressieve afschrijving *: een afschrijving
met een ongelijk kleiner wordend deel of percentage gedurende de
afschrijvingsperiode. Meestal neemt men een gelijk percentage op de
restboekwaarde van het goed.
Traditioneel
wordt lineair afgeschreven als er geen productieprocessen of zeer intens
gebruik de nuttige levensduur en de waarde van een goed beďnvloedt.
Algemene
principes bij het vastleggen van waarderingsregels.
1.
Elke kerkraad bepaalt
de regels die gelden voor de waardering van de inventaris en, ondermeer, voor de vorming en de aanpassing van
afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico’s en
kosten evenals voor de herwaarderingen.
2.
Deze regels worden
bepaald door het bestuursorgaan van het kerkfabriek
en vastgelegd in het inventarisboek.
Ze worden samengevat
in de toelichting. Deze samenvatting moet voldoende nauwkeurig zijn zodat
inzicht wordt verkregen in de toegepaste waarderingsmethoden.
3. Indien in
uitzonderingsgevallen blijkt dat de toepassing van een waarderingsregel
niet leidt tot een getrouw beeld, moet daarvan afgeweken worden teneinde
hieraan te voldoen.
Dergelijke afwijking wordt in de toelichting
vermeld en verantwoord. De geraamde invloed ervan op het vermogen, de
financiële positie en het resultaat wordt vermeld in de toelichting bij de
jaarrekening over het exploitatiejaar waarin de afwijkende waarderingsregel
voor het eerst wordt toegepast.
4. De
waarderingsregels bedoeld in 1. moeten van het ene exploitatiejaar op het
andere identiek blijven en stelselmatig worden toegepast.
Ze worden evenwel gewijzigd wanneer, onder meer
uit hoofde van belangrijke veranderingen in de activiteiten van het kerkraad, in de structuur van het vermogen of in de
economische dan wel technologische omstandigheden, de vroeger gevolgde
waarderingsregels niet langer beantwoorden aan het getrouw beeld.
5. Elk
vermogensbestanddeel opgenomen in de jaarrekening wordt afzonderlijk
gewaardeerd.
6. De
waarderingen moeten voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid
en goede trouw.
§ 1. Er moet rekening worden gehouden met alle
voorzienbare risico’s, mogelijke verliezen en ontwaardingen, ontstaan
tijdens het exploitatiejaar waarop de jaarrekening betrekking heeft of
tijdens voorgaande boekjaren, zelfs indien deze risico’s, verliezen of
ontwaardingen slechts gekend zijn op het ogenblik waarop de jaarrekening
door de penningmeester van de kerkraad wordt opgesteld.
In de gevallen waarin, bij gebreke aan
objectieve beoordelingscriteria, de waardering van de voorzienbare
risico’s, de mogelijke verliezen en de ontwaardingen onvermijdelijk onzeker
en wisselvallig is, wordt hiervoor geen voorziening aangelegd, maar wordt
van het risico louter melding gemaakt in de toelichting.
§ 2. Er moet rekening worden gehouden met de
kosten en de opbrengsten die betrekking hebben op het exploitatiejaar of op
voorgaande exploitatiejaren, ongeacht de dag waarop deze kosten en
opbrengsten worden betaald of geďnd, behalve indien de effectieve inning
van deze opbrengsten onzeker is.
Ten laste van het exploitatiejaar moeten onder
meer worden geboekt: de bezoldigingen, uitkeringen en andere sociale
voordelen die in de loop van een volgend exploitatiejaar zullen worden
betaald voor diensten die tijdens het exploitatiejaar of tijdens vorige
boekjaren zijn verricht.
Wanneer de opbrengsten of de kosten in
belangrijke mate worden beďnvloed door opbrengsten of kosten die aan een
ander exploitatiejaar moeten worden toegerekend, wordt daarvan melding
gemaakt in de toelichting.
Schenkingen
en legaten
7.
§ 1. De goederen die aan de kerkraad werden
geschonken of nagelaten en die het voor zijn activiteit bestemt, worden
geboekt op het ogenblik van hun verkrijging. De goederen die kosteloos ter
beschikking worden gesteld van de kerkraad worden enkel geboekt indien de
kerkraad ze tegen betaling mag uitbaten. Ze worden gewaardeerd tegen hun
marktwaarde of, bij ontstentenis, tegen hun gebruikswaarde.
§ 2. De andere goederen die aan de kerkraad
worden geschonken of nagelaten, alsook de diensten die vrijwillig voor deze
laatste worden gepresteerd, worden enkel geboekt als ze bestemd
zijn om te worden gerealiseerd.
Ze worden geregistreerd op het ogenblik van het
opmaken van de inventaris of op het ogenblik van hun realisatie indien deze
aan de inventaris voorafgaat. Ze worden gewaardeerd op hun waarschijnlijke
realisatiewaarde op het ogenblik van het opmaken van de inventaris of op
hun realisatiewaarde indien deze plaatsvindt vóór de inventaris.
Toepassing Decreet, art. 54
|