Onschendbaarheid
De woning is onschendbaar; geen huiszoeking kan plaats hebben dan
in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft (zie
Grondwet, Art. 15).
De personeelsleden van de bevoegde instantie hebben geen toegang
tot de gebouwen en ruimtes exclusief bestemd als private woning (MvT,
p. 55).
De bevoegde instantie is de Informatie- en Screeningsdienst lokale geloofsgemeenschappen (ISD),
ingericht bij het Besluit van 10 december
2021 door de Vlaamse Regering (zie
E.Art. 19, 1ste lid).
Bovendien kan enkel gebruik gemaakt worden van deze bevoegdheid
als dat redelijkerwijs nodig is voor de uitoefening van de
controleopdrachten (MvT, p.54).
Het recht om de privacy te storen in de gebouwen van de eredienst,
in de ruimtes die het bestuur van de eredienst of de lokale
geloofsgemeenschap tijdens de wachtperiode gebruikt, is een zware inbreuk
op de algemene onschendbaarheid van de woning en het recht op privacy.
Het verstoort de vrijheid van eredienst en de vrije openbare
uitoefening ervan. Het recht om deze gebouwen te betreden is ten zeerste
beperkt. De aanleiding ertoe moet zwaarwichtig zijn en veronderstelt een
zeer zwaar vermoeden van een aan gang zijnde inbreuk op een wetgeving (zie
Grondwet, Art. 19).
Welke gebouwen?
De personeelsleden van de bevoegde instantie moeten steeds toegang
krijgen tot alle gebouwen en infrastructuur om te kunnen controleren of het
bestuur van de eredienst of de lokale geloofsgemeenschap tijdens de
wachtperiode voldoen aan de erkenningsverplichtingen (zie
E.Art. 7 en 8, 2delid).
Hieronder vallen:
·
alle gebouwen bestemd voor de uitoefening
van de eredienst;
·
de infrastructuur gebruikt door het bestuur
van de eredienst. Tijdens de wachtperiode betreft dit de infrastructuur die
werd opgenomen in de aanvraag tot erkenning;
·
de ruimtes ter beschikking gesteld door de
financierende overheid waar de leden van de geloofsgemeenschap ontvangen
kunnen worden, waar het bestuursorgaan kan vergaderen en waar het archief
van het bestuur van de eredienst kan worden bewaard;
·
de ruimtes waar de bestuursorganen hun
decretale taken uitvoert (MvT, p. 55).
Privacy
Het betreden van gebouwen druist in tegen
het algemeen principe van het Recht op Privacy. Het Handvest van de
Grondrechten van de Europese Unie (zie HGEU, art. 7) en
de Belgische wetgeving (zie Grondwet, art. 22)
waarborgen de bewoners het rustig genot.
HGEU, artikel 7
De eerbiediging
van het privéleven en van het familie- en gezinsleven. Eenieder heeft recht
op eerbiediging van zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn
woning en zijn communicatie.
Grondwet, artikel
22
Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven
en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door
de wet bepaald. De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel
waarborgen de bescherming van dat recht.
Het recht op woning is als een onderdeel
van het recht op privéleven, niet gericht op het beschermen van de
eigendomsrechten met betrekking tot de woning, maar wel op de persoonlijke
vrijheid, de veiligheid en het welzijn van de bewoners.
Dit grondrecht kan daardoor enkel worden
ingeroepen door de bewoner, niet door de eigenaar die geen bewoner is.
Het begrip “woning” wordt in de rechtspraak van het HGEU, art. 7
zeer ruim opgevat en omvat alle ruimtes waarin wordt gewoond. Daarom vallen
ook caravans onder het begrip en bij uitbreiding alle ruimtes die – zelfs
tijdelijk – dienen als woning, zoals hotelkamers (Sylvie
De Raedt, Ugent).
Beperking
van het toezicht
In navolging van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 19
december 2019 kan deze bevoegdheid enkel worden aangewend voor het toezicht
op de naleving van de (erkenningsverplichtingen) die gelden voor de
erkenningszoekende lokale geloofsgemeenschappen en de besturen van de
eredienst (MvT, p. 54).
Bij
het uitoefenen van het toezicht moet er steeds rekening gehouden worden met
het recht op vrijheid van de eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan
en de organisatorische autonomie van godsdienstige geloofsgemeenschappen,
die gewaarborgd worden door de Grondwet en door de internationale
mensenrechtenverdragen (zie MvT, p. 13).
De
uitoefening van het fysieke toezicht wordt beperkt. In geen geval mag een
controletoezicht ter plaatse de aan gang zijnde eredienst verstoren (zie E.Art. 18, 3de
lid).
De
personeelsleden van de bevoegde instantie hebben niet de bevoegdheid om
gebouwen of ruimtes te betreden die bestemd zijn als private woning
ongeacht wie deze woning betrekt (de bedienaar van de eredienst of andere
personen) (zie MvT, pp. 14, 24 en 55).
|