De
inventaris
Dit artikel regelt het opmaken van een inventaris
van alle niet verbruiksgoederen waarover het bestuur de beschikking of het
beheer heeft. In het bijzonder worden hier ook de goederen bedoeld die als
roerend erfgoed beschouwd worden.
De kerkraad neemt akte van de inventaris. De
inventaris wordt opgenomen in de notulen van de raad en garandeert als
dusdanig een kennisgeving aan de toezichthoudende overheid. Die inventaris
is in elk geval geen statisch document: hij moet op geregelde tijdstippen
geactualiseerd worden (zie Omzendbrief BA 2005/01 dd
25.02.2005, Littera E).
Er wordt geen specifiek administratief
toezicht uitgeoefend op het toezenden van de inventaris, maar er is wel een
algemeen administratief toezicht door het verplicht toesturen van de
notulen van de vergaderingen van de raden
(Standpunt van de permanente werkgroep erediensten; datum validatie
22/6/2006).
Op te nemen goederen
Om welk soort goederen het gaat, wordt
slechts omschreven. Eigendom is echter geen absolute vereiste. Goederen die
ter beschikking worden gesteld, moeten ook in de inventaris worden
opgenomen.
In art. 32 van het AR-Bh tot
05.09.2008, wordt een opsomming gegeven, namelijk alle bezittingen,
vorderingen, rechten, schulden en verplichtingen, van welke aard ook, maar
met uitzondering van de verbruiksgoederen. De legaten en de stichtingen
worden afzonderlijk vermeld. Van de bezittingen die deel uitmaken van het
privaat patrimonium worden de rechten van het bestuur van de eredienst
verduidelijkt.
Soorten
goederen
Bezittingen zijn alle roerende en onroerende goederen
die deel uitmaken van het patrimonium van de kerkfabriek en die niet
aangemerkt worden als verbruiksgoederen. Verbruiksgoederen gaan teniet bij
een eenmalig (vb. miswijn) of kortstondig gebruik (vb. altaarkaarsen). De
andere roerende goederen gaan enige tijd mee en zijn daarom aan veroudering
(vb. biechtstoelen) of sleet onderhevig (vb. kerkstoelen). Op zich zijn het
dikwijls roerende goederen die door hun bestemming of gebruik onroerend
worden als dienstig voor de exploitatie van de kerk.
Onroerende goederen zijn ondermeer het kerkgebouw
of de pastorij die ofwel eigendom van de kerkfabriek zijn, ofwel aan de
kerkfabriek worden ter beschikking gesteld.
Gelden zijn ook roerende
goederen maar worden apart opgenomen in financiële overzichten of
rekeningen en worden in dit artikel niet onmiddellijk bedoeld.
Een vordering
is elk bedrag dat door een welbepaalde derde aan het bestuur van de
eredienst verschuldigd is (zie AR-Bh
tot 05.09.2008, art. 1, 16°). Het zijn ontvangsten die nog moeten
geïnd worden. Een vordering wordt gekenmerkt door zijn toekomstige en
onzekere aard. Een vordering wordt slechts definitief een ontvangst voor
het deel of voor het geheel dat effectief geïnd wordt.
Een schuld is elk bedrag dat door het
bestuur van de eredienst aan een welbepaalde derde verschuldigd is. Het
zijn betalingen die nog moeten uitgevoerd worden. Een schuld wordt
gekenmerkt door zijn toekomstige en onzekere aard. Een schuld wordt slechts
definitief een uitgave voor het deel of voor het geheel dat effectief
betaald wordt.
Verplichtingen vloeien dikwijls voor uit
stichtingen. Het zijn de (positieve) daden die een kerkbestuur moet stellen
als een aan een stichting verbonden voorwaarde (infra, zie Decreet, art. 51).
Tijdsbeperking
Art. 34 van het AR-Bh tot 05.09.2008
beperkt de bezittingen die het
bestuur van de eredienst moet opnemen in de inventaris. Alle goederen die
al in het bezit waren vóór 01 januari 2007 moeten niet in de inventaris
worden opgenomen.
|