Annaliteit
De kerkraden
stellen jaarlijks een budget op en bezorgen dat vóór 30 juni, dit wil
zeggen ten laatste op 29 juni, aan het centraal bestuur. De basis voor het
budget is het goedgekeurde meerjarenplan (zie GV
boekhouding 22.02.2008, pt. 5.1).
Afronding
Alle budgetcijfers
mogen worden afgerond tot op de gehele euro (zie
AR-Bh tot 05.09.2008, art. 19). Hierbij geldt dezelfde aanbeveling
als bij de afronding van de cijfers van het meerjarenplan: hoewel ze niet
wordt verplicht, is die afronding voor de leesbaarheid van het budget wel
aan te bevelen. Ook hier is de informatiewaarde van de bedragen in eurocent
veeleer klein (zie GV boekhouding 22.02.2008, pt.
5.1).
Delen van het budget
Het budget bestaat
uit een financiële nota en een beleidsnota (zie
AR-Bh tot 05.09.2008, art. 17).
De financiële nota van het budget maakt een onderscheid tussen de
ontvangsten en uitgaven, inclusief overboekingen die betrekking hebben op
de exploitatie enerzijds en op de investeringen anderzijds.
Het budget geeft
de kredieten weer voor alle ontvangsten en uitgaven, inclusief
overboekingen, die tijdens dat financieel boekjaar kunnen worden verricht,
met uitzondering van de geldverrichtingen die enkel betrekking hebben op de
beschikbare kasvoorraad.
Het budget geeft
daarnaast de cijfers van de laatst vastgestelde jaarrekening, de cijfers
van het laatst vastgestelde budget en de voor dat financieel boekjaar
opgenomen cijfers uit het niet-geactualiseerde meerjarenplan. Wat de vorm
en inhoud aangaan, zijn er beperkingen opgelegd bij ministerieel besluit (zie AR-Bh tot 05.09.2008, art. 18). Er bestaan
modellen (zie www.binnenland.vlaanderen.be).
Financiële nota
De financiële nota
is de cijfermatige vertaling van al wat het bestuur van de eredienst heeft
gepland voor dat financiële boekjaar. Het model voor die financiële nota
werd vastgesteld bij ministerieel besluit en is uiteraard op dezelfde wijze
opgebouwd als de financiële nota van het meerjarenplan.
Ter vergelijking
worden er naast de eigenlijke budgetcijfers ook de cijfers van de laatste
vastgestelde jaarrekening in opgenomen, de cijfers van het vorige budget en
de cijfers van het laatste niet-geactualiseerde meerjarenplan.
Met dat laatste
worden de cijfers bedoeld die in het initiële (of gewijzigde) meerjarenplan
stonden voordat het budget werd opgesteld. In die zin is dat het
niet-geactualiseerde meerjarenplan, aangezien bij het opstellen van het
budget het meerjarenplan moet worden geactualiseerd door de budgetcijfers
op te nemen in het meerjarenplan. Het heeft geen zin om de cijfers van na
die actualisering op te nemen, aangezien die per definitie identiek zullen
zijn aan de cijfers van het budget (zie GV
boekhouding 22.02.2008, 5.1).
Boekhoudkundige interpretatie
Boekhoudkundig
moet het totaal van de geraamde ontvangsten in de exploitatie, aangevuld
met de eventuele gemeentelijke of provinciale exploitatietoelage, en (het
gecorrigeerd overschot of tekort van de exploitatie van twee financiële
boekjaren voordien), gelijk zijn aan de som van de geraamde uitgaven in de exploitatie
en de overboekingen. De gemeentelijke of provinciale exploitatietoelage is
de sluitpost van die berekening (zie AR-Bh tot
05.09.2008, art. 20).
Het saldo van de
geraamde ontvangsten en de uitgaven van de investeringen, met inbegrip van
het overschot of tekort van de investeringen van twee financiële boekjaren
voordien, het eventuele negatieve saldo van de budgetwijziging van het
voorgaande financiële boekjaar, vermeld in artikel 23, tweede lid, en de
overboekingen, is gelijk aan of groter dan nul. (De zelfbedruipende
besturen mogen gemotiveerd afwijken van de bepalingen van dit artikel.) (zie AR-Bh tot 05.09.2008, art. 20).
Uit de cijfers van de financiële nota van het budget moet blijken
dat de financiën van het bestuur van de eredienst in evenwicht zijn. Daarom
wordt er een verplicht evenwicht opgelegd in artikel 20 van het reglement.
Dat evenwicht in de exploitatie kan schematisch als volgt worden
weergegeven:
Exploitatieontvangsten
|
|
-
exploitatie-uitgaven
|
|
|
exploitatie voor
overboekingen
|
- overboekingen
naar investeringen
|
|
|
exploitatie
eigen dienstjaar
|
gecorrigeerd
overschot/tekort exploitatie n-2
|
|
|
exploitatie voor
toelage
|
Exploitatietoelage
|
|
|
Nul
|
In het model van de financiële nota voor het budget wordt de
volgende voorstelling opgelegd:
A
|
Eredienst
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
B
|
gebouwen
van de eredienst
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
C
|
bestuur
van de eredienst
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
D
|
privaat
patrimonium
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
E
|
Stichtingen
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
F
|
exploitatie
zonder financiering
|
totaal
(A-E)
|
totaal
(A-E)
|
overschot/tekort
|
G
|
Financiering
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
H
|
exploitatie
voor overboekingen
|
som
F+G
|
som
F+G
|
overschot/tekort
|
I
|
Overboekingen
|
totaal
|
J
|
exploitatie eigen
financieel boekjaar
|
verschil
(H-I)
|
K
|
gecorrigeerd
overschot/tekort exploitatie n-2
|
verschil
(K1-K2)
|
|
K1 overschot/tekort
exploitatie n-2
|
xx
|
|
K2 gecorrigeerd
overschot/tekort in budget n-1
|
xx
|
L
|
exploitatie voor toelage
|
som
J+K
|
M
|
Exploitatietoelage
|
xx
|
|
M1 gewone
exploitatietoelage
|
xx
|
|
M2 achterstallige
exploitatietoelage
|
(xx)
|
N
|
overschot exploitatie
|
som
L+M (0)
|
Per hoofdfunctie wordt in deze tabel het totaal van de ontvangsten
en van de uitgaven opgenomen, en het overschot of tekort waarin dat
resulteert. Daarvan wordt dan een tussentotaal (F) gemaakt zonder de
hoofdfunctie financiering, wat het totaal oplevert van de ontvangsten en
uitgaven die werkelijk op dat financiële boekjaar betrekking hebben: dus
zonder de aflossingen van de leningen. Als bij dat tussentotaal ook de
hoofdfunctie financiering wordt geteld, wordt het totaal van de exploitatie
voor overboekingen (H) verkregen. Daar moeten dan de eventuele
overboekingen naar de investeringen worden bijgeteld om het totaal van de
exploitatie van het eigen financiële boekjaar (J) te krijgen.
Voordat de exploitatietoelage kan worden berekend, moet eerst nog
het resultaat van de exploitatie van de voorgaande jaren worden opgenomen
in de berekening. Wat het gemeente- of provinciebestuur vroeger te veel
heeft betaald, wordt daardoor in mindering gebracht op de
exploitatietoelage. Concreet gebeurt die correctie aan de hand van het overschot
of tekort van de exploitatie in de rekening van twee financiële boekjaren
voordien (K1), verminderd met het bedrag dat in het budget voor het
voorgaande jaar werd opgenomen op de rij K (K2). Het bedrag dat zo
verkregen wordt, wordt het gecorrigeerde overschot of tekort van de
exploitatie van twee financiële boekjaren voordien (K) genoemd. Het is niet
mogelijk dat gecorrigeerde overschot of tekort te vervangen door het
werkelijke overschot van de exploitatie van het voorgaande financieel
boekjaar, ook niet nadat de rekening van dat jaar vastgesteld is. Als het
budget eenmaal is vastgesteld, blijft het bedrag op de rij K van het budget
dus ongewijzigd.
De som van de exploitatie van het eigen financiële boekjaar en het
gecorrigeerde overschot of tekort van de exploitatie van twee financiële
boekjaren voordien, levert het totaal van de exploitatie voor toelage op.
Als dat een negatief getal is, dan is het bedrag dat nodig is om op nul te
komen, het bedrag van de exploitatietoelage (M) voor dat jaar.
Het is van belang te onderstrepen dat weliswaar per hoofdfunctie het
overschot of tekort wordt berekend, maar dat daaraan geen enkel gevolg
gekoppeld kan worden. Die tussentotalen zijn alleen bedoeld om een algemeen
overzicht te krijgen van de ontvangsten en uitgaven van het bestuur van de
eredienst en dienen dus zeker niet om een evenwicht per hoofdfunctie op te
leggen.
Er wordt in dit overzicht ook een rij opgenomen waarin de eventuele
achterstallige exploitatietoelagen van de voorgaande jaren kunnen worden
ingevoerd. Daardoor kan het bestuur verduidelijken dat een gedeelte van de
exploitatietoelage voor het jaar van het budget in feite nog een
achterstallige verplichting is van het gemeente- of provinciebestuur.
Aangezien er vertrokken wordt van het resultaat van twee jaar voordien, zal
dat normaal alleen in uitzonderlijke gevallen gebruikt worden.
Zelfbedruipende besturen
Net als bij het
meerjarenplan wordt op de evenwichtsverplichting een uitzondering gemaakt
voor de zelfbedruipende besturen. Ze kunnen, met toepassing van artikel 20,
derde lid, gemotiveerd afwijken van het verplichte evenwicht. Dat geeft hen
de mogelijkheid om op een soepeler manier om te gaan met de verwerking van
de overschotten en tekorten van het verleden in hun budgetten. Aangezien er
bij de zelfbedruipende besturen geen sprake is van een exploitatietoelage,
houdt dat geen risico’s in voor het betrokken gemeente- of
provinciebestuur. Het is wel van belang dat die afwijking afdoende
gemotiveerd wordt. De beleidsnota van het budget is wellicht de aangewezen
plaats om die motivering op te nemen (zie GV
boekhouding 22.02.2008, pt. 5.1).
Investeringen
Ook in de investeringen wordt er een evenwichtsverplichting
opgelegd. In tegenstelling tot in het meerjarenplan wordt hier wel rekening
gehouden met de eventuele overschotten of tekorten in de investeringen in
het verleden.
Het evenwicht in de investeringen kan
op dezelfde wijze schematisch als volgt worden voorgesteld. Het negatieve
saldo van de budgetwijziging van het voorgaande dienstjaar (een
uitzondering die mogelijk gemaakt wordt in artikel 23, tweede lid, van het
reglement), wordt verder in deze omzendbrief behandeld.
investeringsontvangsten
|
|
-
investeringsuitgaven
|
|
|
investeringen
voor overboekingen
|
overboekingen
uit exploitatie
|
|
|
investeringen
eigen dienstjaar
|
overschot/tekort
investeringen n-2
|
|
negatief saldo
budgetwijziging n-1
|
|
|
nul of groter
dan nul
|
Er is hier niet in een aparte rij voor de tegemoetkomingen van de
gemeente of de provincie voorzien omdat die opgenomen zijn bij de andere
investeringsontvangsten. In het model voor de financiële nota van het
budget wordt de volgende voorstelling opgelegd:
O
|
Eredienst
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
P
|
gebouwen van de
eredienst
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
Q
|
bestuur van de
eredienst
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
R
|
privaat
patrimonium
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
S
|
Stichtingen
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
T
|
investeringen
zonder financiering
|
som (O-S)
|
som (O-S)
|
overschot/tekort
|
U
|
Financiering
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
V
|
investeringen
voor overboekingen
|
som T+U
|
som T+U
|
overschot/tekort
|
W
|
Overboekingen
|
|
|
Totaal
|
X
|
investeringen
eigen financieel boekjaar
|
|
|
som V+W
|
Y
|
overschot/tekort
investeringen n-2
|
|
|
Xx
|
Y'
|
overschot/tekort
budgetwijziging n-1
|
|
|
Xx
|
Z
|
overschot/tekort
investeringen
|
|
|
som
|
Net als in de
exploitatie wordt in deze tabel per hoofdfunctie het totaal van de
ontvangsten en van de uitgaven opgenomen en het overschot of tekort waarin
dat resulteert. Daarvan wordt dan een tussentotaal gemaakt zonder de
hoofdfunctie financiering. Door bij dat tussentotaal ook de hoofdfunctie
financiering op te tellen, wordt het totaal van de investeringen voor
overboekingen verkregen. Door daar de overboekingen bij op te tellen, wordt
het overschot of tekort van de investeringen van het eigen financiële
boekjaar verkregen. Daar moeten dan nog de resultaten uit het verleden
worden bijgeteld: het resultaat van de investeringen in de rekening van
twee jaar voordien. Hierbij moet in voorkomend geval ook rekening worden
gehouden met het tekort van de budgetwijziging van het voorgaande jaar. Dat
is een uitzonderlijke regeling die verder wordt toegelicht (cf. 5.2). De
uiteindelijke slotsom van de investeringen moet steeds nul zijn. De
gemeentelijke of provinciale investeringstoelagen worden hier niet als een
sluitpost opgenomen in dit overzicht. Die toelagen zullen immers
afhankelijk zijn van de concrete investeringsprojecten en werden dus, net
als bijvoorbeeld de gewestelijke toelagen, opgenomen bij de
investeringsontvangsten. Dat is een duidelijk verschil tussen de
voorstelling van de exploitatie en die van de investeringen (zie GV boekhouding 22.02.2008, pt. 5.1).
Beleidsnota
De beleidsnota verwoordt het beleid dat het bestuur van de eredienst
gedurende het desbetreffende financieel boekjaar zal voeren en verantwoordt
minimaal de wijzigingen ten opzichte van de cijfers voor dat financieel
boekjaar uit het niet-geactualiseerde meerjarenplan (zie AR-Bh tot 05.09.2008, art. 21).
De beleidsnota is dus eigenlijk de basis voor de cijfers van de
financiële nota (en vervangt de toelichting). Omdat die cijfers kunnen
afwijken van de cijfers van het meerjarenplan, is het van belang dat minstens
die verschillen worden geduid (zie GV boekhouding
22.02.2008, pt. 5.1).
Decretale
indeplaatsstelling
De
decretale indeplaatsstelling waarbij het centraal kerkbestuur optreedt voor
rekening van de kerkraad die in gebreke blijft om een budget op te stellen,
is gebaseerd op artikel
32, 7° van het Decreet.
Checklist
De
Vlaamse overheid heeft een checklist ter beschikking gesteld. De
penningmeester kan de opmaak en de inhoud van het budget vergelijken met
deze lijst. Veel voorkomende vergissingen of vergetelheden kunnen aldus vermeden worden (naar checklist budget).
|