Niet passend
budget
Indien het budget niet past in het meerjarenplan
kan de gemeenteraad het budget aanpassen om de overeenstemming met het
meerjarenplan te verkrijgen, behalve wat de kosten aangaat die aan het
vieren van de eredienst zelf zijn verbonden (zie
Decreet, art. 49, § 1, 1ste lid).
Die budgetaanpassing moet doorgevoerd worden
binnen een termijn van vijftig dagen en er is een beroepsmogelijkheid bij
de provinciegouverneur (binnen dertig dagen, uitspraak binnen opnieuw
dertig dagen; zie Decreet, art. 49, § 2, 1ste
lid).
De gemeente kan het budget echter niet aanpassen
wat de vieringskosten van de eredienst aangaat. Ongeacht de vroeger
gemaakte afspraken, moet de gemeenteraad deze kosten aanvaarden en dragen.
Indien geen besluit wordt genomen door de
gemeenteraad binnen de termijn van 50 dagen, of indien aan de
mededelingsplicht niet werd voldaan binnen dezelfde termijn, dan wordt het
budget geacht goedgekeurd te zijn (zie Decreet,
art. 49, § 1, 3de lid).
Daarenboven werd een mededelingsplicht opgelegd aan de hoofdgemeente.
Indien de hoofdgemeente niet voldoet aan deze mededelingsplicht, dan is de
bijgemeente niet gehouden aan het besluit van de hoofdgemeente (zie Memorie van toelichting van
14.09.2011, artikel 23 en Decreet, art. 49, § 1, 4de lid).
Bijzondere procedure
De
procedure vermeld in artikel 49 van het Eredienstendecreet is echter voor
heel bijzondere situaties. Een verhoging van de gemeentelijke toelage of
een aanpassing aan nieuwe verplichtingen maakt immers een wijziging van het
meerjarenplan noodzakelijk. Als dat meerjarenplan al gewijzigd en
goedgekeurd is, doet er zich geen probleem voor, aangezien het gewijzigde
meerjarenplan het referentiepunt zal zijn voor de beoordeling van het
budget.
In
artikel 49 is bepaald wat er moet gebeuren als het gewijzigde meerjarenplan
nog niet werd goedgekeurd en er bijvoorbeeld nog een beroepsprocedure
loopt. In afwachting van het beslechten van de betwisting rond het
gewijzigde meerjarenplan kan de gemeenteraad dan de budgetten aanpassen die
niet in overeenstemming zijn met het vroegere, wel goedgekeurde,
meerjarenplan.
De
toezichtprocedure zoals die door het Eredienstendecreet wordt bepaald,
maakt van het meerjarenplan het ultieme document in de relatie tussen het
gemeentebestuur en het bestuur van de eredienst.
Zolang
het bestuur van de eredienst zich aan de in het meerjarenplan vastgelegde
opties houdt, neemt het gemeentebestuur enkel akte van het budget. Er kan
in die situatie geen sprake meer zijn van een niet-goedkeuring of een
schorsing van het budget (zie Decreet, art. 48).
Voor
de budgetwijzigingen geldt dezelfde regeling als voor de budgetten (zie GV boekhouding 22.02.2008, pt. 5.5).
Vormvoorwaarden
Er is niet bepaald wie de beroepsprocedure moet inleiden. De
beroepsprocedure kan dus ingeleid worden door de kerkraad, het CKB en de bijgemeente bij de
provinciegouverneur. Wel zijn er vormvoorwaarden opgelegd. Bij het beroep
moeten stukken aan de gouverneur meegestuurd worden, namelijk: het budget
en het gemeentebesluit (zie
Decreet, art. 49, § 2, 1ste lid).
Maar de kerkraad, en bij uitbreiding het CKB indien het CKB bepaalde
dagelijkse handelingen van de kerkfabriek heeft overgenomen in toepassing
van het vernieuwd art.
39, 3de lid van het Decreet, is de meest aangewezen instantie om een beroepsprocedure aan te
vatten.
Kan het adviserend orgaan een beroepsprocedure inleiden? Hierop moet
negatief op geantwoord worden. Het erkend representatief orgaan, de
bisschop, heeft geen bepalende stem wat betreft de inhoudelijke opmaak van het
budget. De bisschop verstrekt advies vooraleer het budget definitief bij de
gemeente wordt ingediend (zie
Decreet, art. 47).
Maar dit advies is niet afdwingbaar en het moet niet noodzakelijk tot een
wijziging van het voorlopig voorgestelde budget aanleiding geven.
Het overeengekomen meerjarenplan zou in het bezit van de gouverneur
moeten zijn. Er is immers mededelingsplicht opgelegd door art. 43, 3de lid van het
Decreet.
De niet-overeenstemming tussen het budget en het meerjarenplan, en de
noodzakelijke aanpassing van het budget zoals het vastgelegd zou moeten
zijn in het gemeentebesluit, kan dus gemakkelijk (?) aangetoond worden.
Termijngebonden
De
beroepsprocedure is termijngebonden. De termijnen beginnen te lopen vanaf
de dag na de dag van ontvangst van het te bestrijden besluit. De kerkraad
of het CKB beschikt over een termijn van 30 dagen om bij de gouverneur
beroep aan te tekenen.
De
termijn van beroepsbeslissing begint te lopen vanaf de dag na de dag van
ontvangst van het beroep bij de provinciegouverneur.
Aangezien
de gemeenteraad in principe mededelingsplicht heeft aan de
provinciegouverneur, zou er altijd een begin- en einddatum van de termijn
moeten kunnen worden vastgelegd (zie Decreet, art.
43, 2de lid). Maar het is helemaal niet zeker dat de
administratie van de gemeente op tijd de besluiten van de gemeenteraad
meedeelt. Ondanks een op tijd genomen besluit, kan de verzending en aldus
de afgifte ter post te laat gebeuren (zie
onderscheid in Decreet, art. 43,3de lid, eerste deel versus tweede
deel).
In
principe is de dag van ontvangst bepaald op de derde werkdag die volgt op
de dag waarop de brief aan de postdiensten werd overhandigd (zie art. 53bis, 2° GW).
Tenzij de provinciegouverneur bewijst dat het beroep op een andere dag werd
ontvangen. Dit kan door het versturen van een ontvangstbericht aan de
geïnteresseerde partijen waarin expliciet de dag van ontvangst en daarmee
het begin van de termijn wordt vermeld.
De
gouverneur verstuurt dan binnen een termijn van dertig dagen die begint vanaf
de dag na de dag van ontvangst van het beroep zijn beslissing aan alle
betrokkenen (de kerkfabriek, het centraal kerkbestuur, de bisschop en de
gemeenteoverheid). Doet de gouverneur niets binnen de termijn van 30 dagen,
dan wordt het beroep betreffende het budget geacht te zijn goedgekeurd.
Verlenging van de termijn
De
gouverneur kan inlichtingen inwinnen bij de partijen. Het verzoek om
inlichtingen gebeurt mits een ter post aangetekend schrijven. Deze wijze
wordt opgelegd om over een vaste dagtekening te beschikken. De loop van de
procedure wordt gestuit en geschorst tijdens de periode die nodig is om de
inlichtingen te ontvangen (zie Decreet, art. 49, §
2, 3de lid).
Vanaf
de dag na de dag van ontvangst van de inlichtingen loopt een nieuwe
beslissingstermijn van 30 dagen.
De
antwoordtermijn van de partijen is niet bepaald. De toeziende overheid zal
er moeten over waken dat hij de beslissingstermijn respecteert bij zijn
besluitvorming. Indien de overheid zijn termijn niet respecteert, dan
treedt een toestand van verval op, en wordt het beroep geacht te zijn
ingewilligd (zie Decreet, art. 49, § 2, 3de
lid).
Tegenstelbaarheid van de procedure
De
wijze waarop het beroep bij de gouverneur wordt ingediend, is niet bepaald.
In principe zou een mondeling beroep op de diensten van de gouverneur
mogelijk zijn. Maar het instellen van een beroepsverzoek moet kunnen
bewezen worden, ofwel aan de geïnteresseerde partijen, ofwel aan derden.
Ook doet het instellen van een beroep termijnen ontstaan.
Daarom
moet het beroepsverzoek gebeuren op een wijze die tegenstelbaar is aan
derden, dit wil zeggen men moet kunnen bewijzen dat een beroepsverzoek werd
ingediend zodat derden rekening moeten houden met het verzoek.
Gemeenrechtelijk
kan dit op verschillende wijzen, namelijk door een aangetekend schrijven al
of niet met een ontvangstbewijs, met een exploot van een
gerechtsdeurwaarder, door de overhandiging van een geschreven verzoek tegen
afgifte van een ontvangstbewijs dat afgegeven wordt door de instantie
waaraan het beroepsverzoek is gericht, door akten van openbare ambtenaren.
Maar ook een gewone brief kan de aanvang van een termijn bepalen (zie GW, art. 53bis).
Nieuwe communicatiemiddelen
Daarenboven
heeft Europese en de daaruit voortvloeiende Belgische wetgeving verzending
via e-mail of een andere elektronische drager mogelijk gemaakt.
De wet van 11 maart 2003
betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de
informatiemaatschappij regelt in artikel 16, § 2
de bewijskracht van een dergelijk elektronisch schrijven, dat gedefinieerd
werd als volgt: “een opeenvolging van
verstaanbare tekens die toegankelijk zijn voor een latere raadpleging,
welke ook de drager en de transmissiemodaliteiten ervan
zijn”.
Terwijl
men onder elektronische post verstaat: “elk tekst-,
spraak-, geluids- of
beeldbericht dat over een openbaar communicatienetwerk wordt verzonden en
in het netwerk of in de eindapparatuur van de ontvanger kan worden
opgeslagen tot het door de ontvanger wordt opgehaald” (ibidem, art. 2, 2°).
In
België zijn overigens diensten die zich met dergelijk elektronische post
bezighouden, o.a. Rpost en Certipost,
een dienst ingericht door Bpost.
De
meest geschikte wijze is echter het aangetekend schrijven te richten aan de
instantie die om een tussenkomst wordt verzocht.
Inlichten van alle partijen
Het
is ook beter om de partijen die in de besluitvorming betrokken zijn, in te
lichten van de beroepsprocedure. De hoofdgemeente is bij toepassing van de
mededelingsplicht (zie Decreet, art. 43, laatste
lid) er zeker toe gehouden om de bijgemeente(n) in te lichten van de
voortgezette procedure.
Maar
de initiatiefnemer om in beroep te gaan, hetzij de kerkraad, hetzij het
CKB, hetzij de bijgemeente moet de andere partijen inlichten van de
beroepsprocedure die zij willen inleiden bij de provinciegouverneur.
|