Belangenconflict
In het decreet worden zowel
onverenigbaarheden als verbodsbepalingen opgesomd. Onverenigbaarheden
onderscheiden zich van verbodsbepalingen op het vlak van het lidmaatschap
van de kerkraad.
Onverenigbaarheid is
een wettelijk beletsel om lid te zijn van een kerkraad ondanks het voldoen
aan de verkiesbaarheidvoorwaarden. Verbodsbepalingen houden in dat leden
van de kerkraad onder bepaalde voorwaarden en omstandigheden niet kunnen
deelnemen aan de beraadslaging en / of de stemming in de kerkraad. Hun
lidmaatschap komt hierdoor echter niet in het gedrang.
Het betreft in het
bijzonder de redenen die verbonden zijn aan familiale (bloed- of
aanverwantschap tot in de 2de graad in rechte lijn of
echtgenoten(s) van de leden van de kerkraad) of bedrijfseconomische
beperkingen (niet werken in bezoldigd dienstverband van de kerkraad).
Aangezien er veel nieuwe gezinsvormen bestaan, heeft de Decreetmaker de
modaliteiten zoals ze werden opgelegd aan de regelmatig gevormde gezinnen,
ook uitgebreid naar de leden van onregelmatig gevormde gezinnen die
wettelijk samenwonen.
Leden van de kerkraad
die ook andere mandaten of functies uitoefenen (gemeenteraadslid,
voorzitter van het OCMW-bestuur, burgemeester, lid van het Centraal
Kerkbestuur), alsook leden die een persoonlijk, familiaal of professioneel
belang hebben, rechtstreeks of onrechtstreeks, al of niet strijdig met de
belangen van de kerkraad, moeten de vergadering verlaten bij de behandeling
van deze agendapunten of zich onthouden op te treden.
Een niet-limitatieve
opsomming:
§
het deelnemen aan
besprekingen of stemmingen met een rechtstreeks of onrechtstreeks (via
bloed- of aanverwantschap) en persoonlijk belang;
§
het als advocaat of
notaris tegen bezoldiging optreden voor of tegen het bestuur van de eredienst.
Kosteloos optreden kan wel;
§
het rechtstreeks of
onrechtstreeks deelnemen aan overeenkomsten zoals een pachtovereenkomst of
een overheidsopdracht. Zo kan een lid niet zelf of via een tussenpersoon
goederen verkopen aan of kopen van het bestuur van de eredienst.
Voor het definiëren van
het rechtstreekse en persoonlijk belang kan bijgevolg verwezen worden naar
de geldende rechtsleer en rechtspraak. Hieruit volgt dat een aantal
voorwaarden gelijktijdig vervuld moeten zijn:
§
het voor- of nadeel
moet materieel en in geld waardeerbaar zijn, hetzij een verregaand moreel
belang betreffen;
§
er moet een oorzakelijk
verband zijn tussen de beslissing en het voor- of nadeel;
§
het belang moet actueel
zijn;
§
het belang moet
individueel zijn.
Voor de leden van de raad
zijn, wat de deelname aan overheidsopdrachten betreft, naast de algemene
verbodbepalingen in het decreet, ook die van artikel 10 van de wet van 24
december 1993 op de overheidsopdrachten van toepassing.
Toepassing artikel 16 van het Decreet
Beoordeling dringende spoed
In gevallen van
dringende spoed die voortvloeien uit niet te voorziene omstandigheden,
mogen de voorzitter en de secretaris van de raad, die samen optreden, op
eigen initiatief de wijze van gunnen en de voorwaarden van een opdracht
vaststellen en de opdracht gunnen. De voorzitter en de secretaris, die
samen optreden, moeten de raad daarvoor niet vooraf om een delegatie vragen: ze bezitten ongeacht het
bedrag van de opdracht een eigen bevoegdheid hierover.
Het speelt evenmin een
rol of de opdracht gefinancierd moet worden door kredieten die op de gewone
begroting zijn ingeschreven, dan wel door kredieten die op de buitengewone
begroting zijn ingeschreven.
De voorzitter en de
secretaris zijn verplicht om de raad tijdens de eerstvolgende vergadering
van hun beslissing op de hoogte te brengen en te melden dat er zich
inderdaad een onvoorzienbare situatie heeft voorgedaan die tot spoedeisend
optreden noopte.
De raad heeft hier geen
zeggenschap over. De raad neemt akte van de beslissing die de voorzitter en
de secretaris, die samen optreden, getroffen hebben en hoeft die niet te
bekrachtigen.
De beoordeling van de
concrete omstandigheden in het licht van laatstgenoemde voorwaarde behoort
tot de bevoegdheid van de voorzitter en secretaris, die samen optreden,
onder controle echter van de toezichthoudende overheid.
Bij de beoordeling van
de concrete omstandigheden door de toezichthoudende overheid moet slechts
aan één voorwaarde voldaan worden: er is spoed vereist bij de uitvoering
van werken om het patrimonium in stand te voldoen.
Deze voorwaarde is
voldoende: noch de 10 procent meer regel, noch de oorsprong van de aan te
wenden middelen (gewone of buitengewone kredieten), noch het te besteden
bedrag zijn belangrijk.
Deze voorwaarde is
noodzakelijk: werken die geen spoed vereisen, moeten wel onderworpen worden
aan de kerkraad.
Meldingsplicht
De voorzitter en de
secretaris moeten tekst en uitleg verschaffen over hun samen genomen
beslissing op de eerstvolgende vergadering van de kerkraad. Maar hun
beslissing is niet voor betwisting vatbaar door de overige leden van de
kerkraad: zij nemen er slechts akte van. De toezichthoudende overheid
(gemeente, provincie, Vlaamse Regering) echter kan wel de spoedeisende aard
van de omstandigheden onderzoeken, beoordelen en eventueel sanctioneren.
Ogenschijnlijk is geen
bestraffing van de aangenomen houding door de voorzitter en secretaris
mogelijk, dan de vraagstelling naar de opportuniteit van de genomen
beslissing. Wat echter de financiële en administratieve
verantwoordelijkheid aangaat, kunnen toch kanttekeningen worden gemaakt.
Het algemeen
administratief toezicht voorziet in een schorsings-
en vernietingstoezicht op de beslissingen van de kerkraad,
alsmede op de beslissingen van de voorzitter en de secretaris van de raden
die voor overheidsopdrachten samen optreden.
De uitvoerbaarheid van
de besluiten van de raad kan door het college van burgemeester en schepenen
geschorst worden als het gemeentelijk belang en in het bijzonder de
financiële belangen van de gemeente geschaad worden. De provinciegouverneur
kan eveneens de uitvoering schorsen als het besluit de wet schendt of het
algemeen belang schaadt.
De besluiten van de
voorzitter en de secretaris van de raad, die samen optreden bij
overheidsopdrachten, kunnen ook geschorst en vernietigd worden op grond van
dezelfde redenen die gelden voor de besluiten van de kerkraad.
Omdat die besluiten
niet worden opgenomen in de notulen, vangt de toezichttermijn van dertig
dagen pas aan de dag na ontvangst van het door de toezichthoudende overheid
opgevraagde dossier. Bovendien moet het schorsingsbesluit binnen voormelde
termijn aan het bestuur van de eredienst en aan het centraal bestuur worden
verstuurd. Die toezichttermijn kan niet gestuit worden.
De Vlaamse Regering kan
de voormelde besluiten van de voorzitter en de secretaris, die samen
optreden, ook vernietigen binnen dezelfde termijn en om dezelfde redenen
die gelden voor de besluiten van de kerkraad, dus wegens het schaden van
het gemeentelijk belang, in het bijzonder de financiële belangen van de
gemeente, het schenden van de wet of het schenden van het algemeen belang.
De termijn waarbinnen de Vlaamse Regering kan optreden, kan niet worden gestuit.
Toepassing van de artikelen 39, 58,
59 en 62 van het Decreet
Delegatie
van de bevoegdheid.
Het is de kerkraad die beslist over het
uitschrijven van een overheidsopdracht. De raad kiest de wijze waarop de opdrachten
gegund zullen worden en stelt de voorwaarden (dat is het bijzonder bestek)
vast. De raad stelt ook de procedure in en gunt de opdracht.
Op deze bevoegdheidsregel bestaan de onderstaande
drie uitzonderingen:
§ voor
opdrachten die betrekking hebben op het dagelijks beheer van het bestuur
van de eredienst en die gefinancierd worden door middelen die voorzien zijn
op het exploitatiebudget (dat is de gewone begroting) kan de raad zijn
bevoegdheden om de wijze van gunnen te bepalen, de voorwaarden van de
opdracht vast te stellen en de opdracht te gunnen, delegeren aan de
voorzitter en de secretaris van de raad, die samen optreden. De raad kan
daarbij vrij beslissen over de omvang van de delegatie. De kerkraad kan die
beperken tot een bepaalde periode of tot opdrachten waarvan de prijs een
door hem bepaald bedrag niet mag overschrijden. Voor opdrachten die de
grenzen van de delegatie te buiten gaan, bijvoorbeeld opdrachten waarvan de
vermoedelijke kostprijs meer bedraagt dan het in het delegatiebesluit vermelde
bedrag, blijft de raad bevoegd.
§ in
gevallen van dringende spoed die voortvloeien uit niet te voorziene
omstandigheden, mogen de voorzitter en de secretaris van de raad, die samen
optreden, op eigen initiatief de wijze van gunnen en de voorwaarden van een
opdracht vaststellen en de opdracht gunnen. De voorzitter en de secretaris,
die samen optreden, moeten de raad daarvoor niet vooraf om een delegatie vragen: ze bezitten een eigen
bevoegdheid hierover, ongeacht het bedrag van de opdracht. Het speelt evenmin
een rol of de opdracht gefinancierd moet worden door kredieten die op de
gewone begroting zijn ingeschreven, dan wel door kredieten die op de
buitengewone begroting zijn ingeschreven.
§ Opdrachten
voor
aanneming van werken, leveringen of diensten kunnen worden
gedelegeerd aan het CKB (zie Decreet, art. 39, 3de
lid).
De overdracht van bevoegdheden aan het CKB moet
schriftelijk gebeuren dit om te vermijden dat bij betwisting geen
geschreven document zou bestaan waarop kan teruggevallen worden.
Als meerdere besturen van de eredienst een
dergelijke delegatie doen voor een bepaalde overheidsopdracht moeten
belangrijke efficiëntiewinsten kunnen worden gerealiseerd. Bijvoorbeeld
voor de levering van energie kunnen daarmee schaalvoordelen worden gecreëerd.
Het centraal bestuur kan daarmee ook een veel concretere ondersteuning
geven aan de besturen van de eredienst die het vertegenwoordigt (zie Memorie van toelichting van 14.09.2011, punt 1.3.2.,
2de alinea).
De delegatie is facultatief. Het wordt niet verplicht
dat alle kerkfabrieken die onder een bepaald centraal kerkbestuur allemaal
moeten deelnemen, maar het ligt voor de hand dat daarmee dan wel rekening
gehouden wordt in de verdeling van de kosten als een van de elementen die
in de schriftelijke overeenkomst moeten worden geregeld (zie Memorie van toelichting van 14.09.2011, artikel 19).
Aldus kan het CKB opdrachten van dagelijks beheer
waarnemen binnen het kader waarin deze bevoegdheid werd overgedragen door
de kerkfabriek (zie Decreet, art. 39, 3de
lid).
Aldus kan het CKB de wijze bepalen waarop
opdrachten voor aanneming van werken, leveringen of diensten worden gegund
en de voorwaarden ervan vaststellen. Ze kan offertes uitschrijven en de
procedure ervan opvolgen. Daarenboven kan het CKB de werken opvolgen en
tussenkomen indien de werken niet naar wens van de kerkfabriek zouden
verlopen.
De delegatie aan het CKB ontslaat de kerkfabriek
niet om indien nodig eigen initiatieven te ontwikkelen aangaande de
overheidsopdrachten die gedelegeerd werden. De kerkfabriek moet ondanks
alles waken over een correcte toepassing van de delegatie (zie supra).
Het aangaan van gemeenschappelijke contracten voor
levering van diensten (bv het onderhoud van de kerken) of de levering van
goederen (bv gezamenlijke aankoop van stookolie of betere voorwaarden voor
het leveren van elektriciteit). Een ander voorbeeld is het aangaan van een
gemeenschappelijke polis burgerlijke aansprakelijkheid voor de leden van de
kerkfabrieken die onder eenzelfde CKB vallen.
Toepassing artikel 39 van het Decreet
Meeruitgaven
Als tijdens de uitvoering van de opdracht
wijzigingen moeten worden aangebracht, kan in principe alleen de raad
hierover beslissen. De voorzitter en de secretaris die samen optreden, kunnen
echter aan de opdrachten die werden gegund, wijzigingen aanbrengen die zij
nodig achten, voor zover hieruit geen meeruitgave van meer dan 10%
voortvloeit. Boven 10% is de raad opnieuw bevoegd.
Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt tussen
daden van dagelijks beheer (zie art. 39, 4de lid) die aan de
voorzitter en de secretaris werden gedelegeerd, en spoedeisende zaken (zie
art. 39, 5de lid) waarbij de voorzitter en secretaris samen
optreden zonder de overige leden van de kerkraad te moeten raadplegen.
Indien er afwijking van meer dan 10 procent
optreedt t.o.v. het gegunde bedrag, dan is slechts de kerkraad bevoegd.
Toepassing van artikel 40 van het
Decreet
Wijze
van gunnen
Het is de kerkraad die beslist over het
uitschrijven van een overheidsopdracht. De raad kiest de wijze waarop de
opdrachten gegund zullen worden en stelt de voorwaarden (dat is het
bijzonder bestek) vast. De raad stelt ook de procedure in en gunt de
opdracht.
Voor opdrachten die betrekking hebben op het
dagelijks beheer van het bestuur van de eredienst en die gefinancierd
worden door middelen die voorzien zijn op het exploitatiebudget (dat is de
gewone begroting) kan de raad zijn bevoegdheden om de wijze van gunnen te
bepalen, de voorwaarden van de opdracht vast te stellen en de opdracht te
gunnen, delegeren aan de voorzitter en de secretaris van de raad, die samen
optreden.
De raad kan daarbij vrij beslissen over de omvang
van de delegatie. De kerkraad kan die beperken tot een bepaalde periode of
tot opdrachten waarvan de prijs een door hem bepaald bedrag niet mag
overschrijden.
Voor opdrachten die de grenzen van de delegatie te
buiten gaan, bijvoorbeeld opdrachten waarvan de vermoedelijke kostprijs
meer bedraagt dan het in het delegatiebesluit vermelde bedrag, blijft de
raad bevoegd.
In gevallen van dringende spoed die voortvloeien
uit niet te voorziene omstandigheden, mogen de voorzitter en de secretaris
van de raad, die samen optreden, op eigen initiatief de wijze van gunnen en
de voorwaarden van een opdracht vaststellen en de opdracht gunnen. De
voorzitter en de secretaris, die samen optreden, moeten de raad daarvoor niet vooraf om een delegatie
vragen: ze bezitten een eigen bevoegdheid hierover, ongeacht het bedrag van
de opdracht.
Toepassing artikel 39 van het Decreet
Uitgaven
zonder budget
De bevoegdheid om uitgaven te verrichten bij
dwingende en spoedvereisende omstandigheden wordt uitgebreid naar de gehele
kerkraad toe. Deze mogelijkheid is in artikel 39neo, 5de lid
voorbehouden aan de voorzitter en de secretaris die samen handelend
optreden.
De vormvoorwaarde, namelijk de (goedgekeurde)
budgetwijziging moet niet meer afgewacht worden. Maar de kerkraad moet een
met redenen omkleed besluit nemen dat nadien wordt onderworpen aan de
gemeenteraad volgens de geijkte procedure van art. 50neo van het Decreet.
Zonder
uitstel handelend optreden
De bevoegdheid van de voorzitter en de secretaris
die samen handelend optreden wordt echter nog versterkt, wanneer gevreesd
moet worden dat elk uitstel dat ontstaat door het bijeenroepen van de
kerkraad om een besluit te nemen zoals vermeld onder het 1ste
lid, hoe kort het ook zij, bijkomende schade zou kunnen berokkenen.
Zoals ook vermeld in art.
39neo, 5de lid van het Decreet, moeten de voorzitter en secretaris
hun besluit aan de kerkraad toelichten. Hun beslissing is niet voor
betwisting vatbaar door de overige leden van de kerkraad: zij nemen er
slechts akte van (zie Decreet, art. 50/1, 2de
lid).
Toezichthoudende
overheid
De toezichthoudende overheid (gemeente, provincie,
Vlaamse Regering) kunnen echter wel de spoedeisende aard van de
omstandigheden onderzoeken, beoordelen en eventueel sanctioneren.
Fondsen
om dringende herstellingen uit te voeren
De gelden die nodig zijn om de spoedeisende werken
te kunnen betalen, worden in een budgetwijziging ingeschreven. De werken
kunnen betaald worden, zonder de goedkeuring van de budgetwijziging af te
wachten (zie Decreet, art. 50/1, 3de
lid).
Indien de kerkraad niet over eigen fondsen beschikt,
om de werken (voor) te financieren, dan moeten zij eventueel een
overbruggingskrediet aan hun bankinstelling aanvragen. De terugbetaling van
dit krediet zal dan door de kerkraad moeten gewaarborgd worden.
In realiteit zal met de gemeente, ongeacht de
dwingende aard van de werken, overlegd moeten worden. Zelfs een mondelinge
toestemming maakt een wereld van verschil.
Opportuniteitshandeling
Ogenschijnlijk is geen bestraffing van de
aangenomen houding door de voorzitter en secretaris of de kerkraad
mogelijk, dan de vraagstelling naar de opportuniteit van de genomen
beslissing. Wat echter de financiële en administratieve
verantwoordelijkheid aangaat, kunnen toch kanttekeningen worden gemaakt.
Supra: beoordeling en meldingsplicht.
Toepassing artikel 50/1 van het Decreet
|