Het Budget
en de budgetwijziging (zie punt 6 van de omzendbrief 2013/01 van
01.03.2013 in verband met de boekhouding)
A. De besturen van de eredienst
stellen jaarlijks een budget op en bezorgen dat vóór 30 juni aan het
centraal bestuur, als er een werd opgericht. De basis voor het budget is
het goedgekeurde meerjarenplan.
B. Artikel 17 van het ARB
(Algemeen Reglement Boekhouding) bepaalt dat het budget
bestaat uit een financiële nota en een beleidsnota. De beleidsnota licht
het beleid toe dat het bestuur tijdens dat financiële boekjaar zal voeren
en is dus eigenlijk de basis voor de cijfers van de financiële nota.
C. Er is een
model bij ministerieel besluit vastgelegd. De opgenomen bedragen mogen tot
op de euro worden afgerond. Uit de cijfers van de financiële nota van het
budget moet blijken dat de financiën van het bestuur van de eredienst in
evenwicht zijn (zie ARB, artikel 20), zowel in de
exploitatie als in de investeringen.
D. De
budgetwijzigingen vloeien voort uit de beperking van de krediet die kunnen
opgenomen worden. Indien het krediet onvoldoende groot is, moet een
wijziging uitkomst brengen.
Het reglement bepaalt een aantal gevallen waarin een
wijziging van de kredieten van het exploitatiebudget niet kan gebeuren met
een interne kredietaanpassing.
De minimale voorwaarden van het reglement bepalen dat een
budgetwijziging in de exploitatie noodzakelijk is als het totaal van de
ontvangsten of de uitgaven van een hoofdfunctie gewijzigd wordt.
Bij de investeringen moet er voor elke wijziging een
budgetwijziging worden opgemaakt en kan er dus geen gebruik worden gemaakt
van de procedure van interne kredietaanpassingen.
E. In het reglement is de
mogelijkheid opgenomen om kleinere wijzigingen in de kredieten voor de
exploitatie door te voeren met een interne kredietaanpassing. Een bestuur
van de eredienst kan zo kredieten verschuiven binnen een hoofdfunctie,
zolang de totalen van de hoofdfuncties ongewijzigd blijven.
F. De
budgetten worden door het centraal bestuur gecoördineerd ingediend bij het
gemeentebestuur voor 1 oktober. De budgetten, alhoewel samengevat, blijven
echter individueel per kerkfabriek bestaan.
G. De budgetten worden door het
centraal bestuur, na advies van het representatief orgaan van de eredienst,
ingediend bij het gemeentebestuur.
Het
decreet maakt daarbij een onderscheid tussen twee mogelijkheden. In het
eerste geval past het budget in het meerjarenplan. Dat is het geval als het
budget geen wijzigingen bevat die aanleiding geven tot een wijziging van
het meerjarenplan. In die situatie neemt de gemeente- of provincieraad akte
van het budget binnen een termijn van vijftig dagen (zie Decreet, artikel
48).
In het tweede geval past het budget niet in het
goedgekeurde meerjarenplan. In dat geval kan de gemeenteraad het budget
expliciet goedkeuren of aanpassen om die overeenstemming met het
meerjarenplan te verkrijgen ( zie Decreet, artikel 49).
Hij neemt die beslissing binnen een termijn van vijftig
dagen en er is een beroepsmogelijkheid bij de provinciegouverneur (binnen
dertig dagen, uitspraak binnen opnieuw dertig dagen).
Budget: Samenstellende delen,
financiële nota
Het
budget bestaat uit een financiële nota en een beleidsnota. De financiële
nota van het budget maakt een onderscheid tussen de ontvangsten en
uitgaven, inclusief overboekingen die betrekking hebben op de exploitatie
enerzijds en op de investeringen anderzijds.
Het
budget geeft de kredieten weer voor alle ontvangsten en uitgaven, inclusief
overboekingen, die tijdens dat financieel boekjaar kunnen worden verricht,
met uitzondering van de geldverrichtingen die enkel betrekking hebben op de
beschikbare kasvoorraad.
Het
budget geeft daarnaast de cijfers van de laatst vastgestelde jaarrekening,
de cijfers van het laatst vastgestelde budget en de voor dat financieel
boekjaar opgenomen cijfers uit het niet-geactualiseerde meerjarenplan. Wat
de vorm en inhoud aangaan, zijn er beperkingen opgelegd bij ministerieel
besluit.
De
financiële nota is de cijfermatige vertaling van al wat het bestuur van de
eredienst heeft gepland voor dat financiële boekjaar. Het model voor die
financiële nota werd vastgesteld bij ministerieel besluit en is uiteraard
op dezelfde wijze opgebouwd als de financiële nota van het meerjarenplan.
Ter
vergelijking worden er naast de eigenlijke budgetcijfers ook de cijfers van
de laatste vastgestelde jaarrekening in opgenomen, de cijfers van het
vorige budget en de cijfers van het laatste niet-geactualiseerde
meerjarenplan. Met dat laatste worden de cijfers bedoeld die in het
initiële (of gewijzigde) meerjarenplan stonden voordat het budget werd
opgesteld. In die zin is dat het niet-geactualiseerde meerjarenplan,
aangezien bij het opstellen van het budget het meerjarenplan moet worden geactualiseerd
door de budgetcijfers op te nemen in het meerjarenplan. Het heeft geen zin
om de cijfers van na die actualisering op te nemen, aangezien die per
definitie identiek zullen zijn aan de cijfers van het budget.
Boekhoudkundig
moet het totaal van de geraamde ontvangsten in de exploitatie, aangevuld
met de eventuele gemeentelijke of provinciale exploitatietoelage, en [het
gecorrigeerd overschot of tekort van de exploitatie van twee financiële
boekjaren voordien], gelijk zijn aan de som van de geraamde uitgaven in de
exploitatie en de overboekingen. De gemeentelijke of provinciale
exploitatietoelage is de sluitpost van die berekening.
Het
saldo van de geraamde ontvangsten en de uitgaven van de investeringen, met
inbegrip van het overschot of tekort van de investeringen van twee
financiële boekjaren voordien, het eventuele negatieve saldo van de
budgetwijziging van het voorgaande financiële boekjaar, vermeld in artikel
23, tweede lid, en de overboekingen, is gelijk aan of groter dan nul. De
zelfbedruipende besturen mogen gemotiveerd afwijken van de bepalingen van
dit artikel.
Uit de
cijfers van de financiële nota van het budget moet blijken dat de financiën
van het bestuur van de eredienst in evenwicht zijn. Daarom wordt er een
verplicht evenwicht opgelegd in artikel 20 van het reglement.
Toepassing van artikel 46 van het Decreet
Budget: Schematische
voorstelling
In het
model van de financiële nota voor het budget wordt de volgende voorstelling
opgelegd:
A
|
Eredienst
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
B
|
gebouwen
van de eredienst
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
C
|
bestuur
van de eredienst
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
D
|
privaat
patrimonium
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
E
|
Stichtingen
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
F
|
exploitatie
zonder financiering
|
totaal (A-E)
|
totaal (A-E)
|
overschot/tekort
|
G
|
Financiering
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
H
|
exploitatie
voor overboekingen
|
som F+G
|
som F+G
|
overschot/tekort
|
I
|
Overboekingen
|
totaal
|
J
|
exploitatie
eigen financieel boekjaar
|
verschil (H-I)
|
K
|
gecorrigeerd
overschot/tekort exploitatie n-2
|
verschil (K1-K2)
|
|
K1 overschot/tekort exploitatie n-2
|
xx
|
|
K2 gecorrigeerd overschot/tekort in
budget n-1
|
xx
|
L
|
exploitatie
voor toelage
|
som J+K
|
M
|
Exploitatietoelage
|
xx
|
|
M1 gewone exploitatietoelage
|
xx
|
|
M2 achterstallige exploitatietoelage
|
(xx)
|
N
|
overschot
exploitatie
|
som L+M (0)
|
Per
hoofdfunctie wordt in deze tabel het totaal van de ontvangsten en van de
uitgaven opgenomen, en het overschot of tekort waarin dat resulteert.
Daarvan wordt dan een tussentotaal (F) gemaakt zonder de hoofdfunctie
financiering, wat het totaal oplevert van de ontvangsten en uitgaven die
werkelijk op dat financiële boekjaar betrekking hebben: dus zonder de
aflossingen van de leningen. Als bij dat tussentotaal ook de hoofdfunctie
financiering wordt geteld, wordt het totaal van de exploitatie voor
overboekingen (H) verkregen. Daar moeten dan de eventuele overboekingen
naar de investeringen worden bijgeteld om het totaal van de exploitatie van
het eigen financiële boekjaar (J) te krijgen.
Voordat
de exploitatietoelage kan worden berekend, moet eerst nog het resultaat van
de exploitatie van de voorgaande jaren worden opgenomen in de berekening.
Wat het gemeente- of provinciebestuur vroeger te veel heeft betaald, wordt
daardoor in mindering gebracht op de exploitatietoelage. Concreet gebeurt
die correctie aan de hand van het overschot of tekort van de exploitatie in
de rekening van twee financiële boekjaren voordien (K1),
verminderd met het bedrag dat in het budget voor het voorgaande jaar werd
opgenomen op de rij K (K2). Het bedrag dat zo
verkregen wordt, wordt het gecorrigeerde overschot of tekort van de
exploitatie van twee financiële boekjaren voordien (K) genoemd. Het is niet
mogelijk dat gecorrigeerde overschot of tekort te vervangen door het
werkelijke overschot van de exploitatie van het voorgaande financieel
boekjaar, ook niet nadat de rekening van dat jaar vastgesteld is. Als het
budget eenmaal is vastgesteld, blijft het bedrag op de rij K van het budget
dus ongewijzigd.
De som
van de exploitatie van het eigen financiële boekjaar en het gecorrigeerde
overschot of tekort van de exploitatie van twee financiële boekjaren
voordien, levert het totaal van de exploitatie voor toelage op. Als dat een
negatief getal is, dan is het bedrag dat nodig is om op nul te komen, het
bedrag van de exploitatietoelage (M) voor dat jaar.
Het is
van belang te onderstrepen dat weliswaar per hoofdfunctie het overschot of
tekort wordt berekend, maar dat daaraan geen enkel gevolg gekoppeld kan
worden. Die tussentotalen zijn alleen bedoeld om een algemeen overzicht te
krijgen van de ontvangsten en uitgaven van het bestuur van de eredienst en
dienen dus zeker niet om een evenwicht per hoofdfunctie op te leggen.
Er wordt
in dit overzicht ook een rij opgenomen waarin de eventuele achterstallige
exploitatietoelagen van de voorgaande jaren kunnen worden ingevoerd.
Daardoor kan het bestuur verduidelijken dat een gedeelte van de
exploitatietoelage voor het jaar van het budget in feite nog een
achterstallige verplichting is van het gemeente- of provinciebestuur.
Aangezien er vertrokken wordt van het resultaat van twee jaar voordien, zal
dat normaal alleen in uitzonderlijke gevallen gebruikt worden.
Net als
bij het meerjarenplan wordt op de evenwichtsverplichting een uitzondering
gemaakt voor de zelfbedruipende besturen. Ze kunnen, met toepassing van
artikel 20, derde lid, gemotiveerd afwijken van het verplichte evenwicht.
Dat geeft hen de mogelijkheid om op een soepeler manier om te gaan met de
verwerking van de overschotten en tekorten van het verleden in hun
budgetten. Aangezien er bij de zelfbedruipende besturen geen sprake is van
een exploitatietoelage, houdt dat geen risico’s in voor het betrokken
gemeente- of provinciebestuur. Het is wel van belang dat die afwijking afdoende
gemotiveerd wordt. De beleidsnota van het budget is wellicht de aangewezen
plaats om die motivering op te nemen.
Toepassing van artikel 46 van het Decreet
Budget: Schematische
voorstelling, Investeringen en Financiële nota
In het
model voor de financiële nota van het budget wordt de volgende voorstelling
opgelegd:
O
|
Eredienst
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
P
|
gebouwen
van de eredienst
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
Q
|
bestuur
van de eredienst
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
R
|
privaat
patrimonium
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
S
|
Stichtingen
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
T
|
investeringen
zonder financiering
|
som (O-S)
|
som (O-S)
|
overschot/tekort
|
U
|
Financiering
|
ontvangsten
|
uitgaven
|
overschot/tekort
|
V
|
investeringen
voor overboekingen
|
som T+U
|
som T+U
|
overschot/tekort
|
W
|
Overboekingen
|
|
|
Totaal
|
X
|
investeringen
eigen financieel boekjaar
|
|
|
som V+W
|
Y
|
overschot/tekort
investeringen n-2
|
|
|
Xx
|
Y'
|
overschot/tekort
budgetwijziging n-1
|
|
|
Xx
|
Z
|
overschot/tekort
investeringen
|
|
|
som
|
Net als
in de exploitatie wordt in deze tabel per hoofdfunctie het totaal van de
ontvangsten en van de uitgaven opgenomen en het overschot of tekort waarin
dat resulteert. Daarvan wordt dan een tussentotaal gemaakt zonder de
hoofdfunctie financiering.
Door bij
dat tussentotaal ook de hoofdfunctie financiering op te tellen, wordt het
totaal van de investeringen voor overboekingen verkregen. Door daar de
overboekingen bij op te tellen, wordt het overschot of tekort van de
investeringen van het eigen financiële boekjaar verkregen.
Daar
moeten dan nog de resultaten uit het verleden worden bijgeteld: het
resultaat van de investeringen in de rekening van twee jaar voordien.
Hierbij moet in voorkomend geval ook rekening worden gehouden met het
tekort van de budgetwijziging van het voorgaande jaar. Dat is een
uitzonderlijke regeling die verder wordt toegelicht.
De
uiteindelijke slotsom van de investeringen moet steeds nul zijn.
De
gemeentelijke of provinciale investeringstoelagen worden hier niet als een
sluitpost opgenomen in dit overzicht. Die toelagen zullen immers
afhankelijk zijn van de concrete investeringsprojecten en werden dus, net
als bijvoorbeeld de gewestelijke toelagen, opgenomen bij de
investeringsontvangsten. Dat is een duidelijk verschil tussen de
voorstelling van de exploitatie en die van de investeringen.
Toepassing van artikel 46 van het Decreet
Budget: Schematische
voorstelling, investeringen
Het
evenwicht in de investeringen kan schematisch als volgt worden voorgesteld.
investeringsontvangsten
|
|
-
investeringsuitgaven
|
|
|
investeringen
voor overboekingen
|
overboekingen
uit exploitatie
|
|
|
investeringen
eigen dienstjaar
|
overschot/tekort
investeringen n-2
|
|
negatief
saldo budgetwijziging n-1
|
|
|
nul of
groter dan nul
|
Er is
hier niet in een aparte rij voor de tegemoetkomingen van de gemeente of de
provincie voorzien omdat die opgenomen zijn bij de andere
investeringsontvangsten.
Toepassing van artikel 46 van het Decreet
Budget: Samenstellende delen,
beleidsnota
De
beleidsnota verwoordt het beleid dat het bestuur van de eredienst gedurende
het desbetreffende financieel boekjaar zal voeren en verantwoordt minimaal
de wijzigingen ten opzichte van de cijfers voor dat financieel boekjaar uit
het niet-geactualiseerde meerjarenplan.
De
beleidsnota is dus eigenlijk de basis voor de cijfers van de financiële
nota (en vervangt de toelichting). Omdat die cijfers kunnen afwijken van de
cijfers van het meerjarenplan, is het van belang dat minstens die
verschillen worden geduid.
Toepassing van artikel 46 van het Decreet
Budget: Binnen de grenzen van
het meerjarenplan
De
budgetten worden door het centraal bestuur, na advies van het
representatief orgaan van de eredienst, ingediend bij het gemeente- of
provinciebestuur [zie Decreet, art. 47]. Het decreet maakt daarbij een
onderscheid tussen twee mogelijkheden: het budget is conform het
meerjarenplan, het budget overstijgt het goedgekeurde meerjarenplan.
In het
eerste geval blijft de gemeentelijke of provinciale toelage in het budget
binnen de grenzen van het bedrag opgenomen in het goedgekeurde
meerjarenplan. In die situatie neemt de gemeente- of provincieraad akte van
het budget binnen een termijn van vijftig dagen [zie Decreet, art.
48].
Dit wil
zeggen dat de Gemeenteraad de budgetten conform het meerjarenplan de facto moet aanvaarden. De gemeenteraad licht het CKB,
het Kerkbestuur en het erkend representatief orgaan (de Bisschop) van zijn
besluit in binnen een termijn van 50 dagen vanaf de dag na de dag van
ontvangst van het budget.
Als het
budget binnen het bedrag van het (goedgekeurde) meerjarenplan blijft, dan
geldt dezelfde sanctie wegens gebrek, namelijk de feitelijke goedkeuring
van het budget.
De
toezichtprocedure zoals die door het Eredienstendecreet wordt bepaald,
maakt van het meerjarenplan het ultieme document in de relatie tussen het
gemeente- of provinciebestuur en het bestuur van de eredienst.
Zolang
het bestuur van de eredienst zich aan de in het meerjarenplan vastgelegde
opties houdt, neemt het gemeente- of provinciebestuur enkel akte van het
budget. Er kan in die situatie geen sprake meer zijn van een
niet-goedkeuring of een schorsing van het budget.
Voor de
budgetwijzigingen geldt dezelfde regeling als voor de budgetten.
Toepassing van artikel 48 van het Decreet
Budget: Buiten de grenzen van
het meerjarenplan
In het
tweede geval is de gemeentelijke of provinciale toelage in het budget hoger
dan het bedrag dat in het goedgekeurde meerjarenplan was opgenomen. In dat
geval kan de gemeente- of provincieraad het budget aanpassen om die
overeenstemming met het meerjarenplan te verkrijgen [zie Decreet, art. 49].
Die budgetaanpassing moet doorgevoerd worden binnen een termijn van vijftig
dagen en er is een beroepsmogelijkheid bij de provinciegouverneur (binnen
dertig dagen, uitspraak binnen opnieuw dertig dagen).
De
procedure, vermeld in artikel 49 van het Eredienstendecreet is echter voor
heel bijzondere situaties. Een verhoging van de gemeentelijke of
provinciale toelage maakt immers een wijziging van het meerjarenplan
noodzakelijk. Als dat meerjarenplan gewijzigd en goedgekeurd is, doet er
zich geen probleem voor, aangezien het gewijzigde meerjarenplan het
referentiepunt zal zijn voor de beoordeling van het budget.
In
artikel 49 is bepaald wat er moet gebeuren als het gewijzigde meerjarenplan
nog niet werd goedgekeurd en er bijvoorbeeld nog een beroepsprocedure
loopt. In afwachting van het beslechten van de betwisting rond het
gewijzigde meerjarenplan kan de gemeente- of provincieraad dan de budgetten
aanpassen die niet in overeenstemming zijn met het vroegere, wel
goedgekeurde, meerjarenplan.
De
toezichtprocedure zoals die door het Eredienstendecreet wordt bepaald,
maakt van het meerjarenplan het ultieme document in de relatie tussen het
gemeente- of provinciebestuur en het bestuur van de eredienst. Zolang het
bestuur van de eredienst zich aan de in het meerjarenplan vastgelegde
opties houdt, neemt het gemeente- of provinciebestuur enkel akte van het
budget. Er kan in die situatie geen sprake meer zijn van een
niet-goedkeuring of een schorsing van het budget.
Voor de
budgetwijzigingen geldt dezelfde regeling als voor de budgetten.
Toepassing van artikel 48 van het Decreet.
De Coördinerende rol van het
Centraal Kerkbestuur
Tot het
takenpakket van het centraal kerkbestuur behoort het gecoördineerd indienen
van het meerjarenplan (en de wijzigingen), van het budget (en de
wijzigingen) en van de jaarrekening.
De
budgetten moeten jaarlijks door de kerkraden bij het Centraal kerkbestuur
ingediend worden voor 30 juni, dit wil zeggen uiterlijk op 29 juni [zie Decreet, art. 46]. Het Centraal Kerkbestuur
vraagt advies aan het erkend representatief orgaan, hetzij aan de Bisschop
of zijn aangestelde. De termijn waarover de bisschop beschikt is niet
vastgelegd.
Echter
is bepaald dat het Centraal kerkbestuur nà
verkregen advies, de budgetten bij de gemeenteraad moet indienen voor 01
oktober, hetzij ten laatste op 30 september. Daaruit kan men besluiten dat
de bisschop over een termijn beschikt van ongeveer 90 dagen (21 juli en 15
augustus vallen in principe als wettelijke feestdagen weg) om zijn advies
te verstrekken.
De
volledige uitputting van deze termijn brengt echter het Centraal
Kerkbestuur in een moeilijk parket, aangezien dit bestuur ook de
wijzigingen van de budgetten moet behandelen en deze gecoördineerd moet
indienen bij de gemeenteraad voor 15 september, dit wil zeggen uiterlijk op
14 september [zie Decreet, art. 50].
De
budgetten blijven afzonderlijke documenten. Er is geen sprake van
consolidatie van de afzonderlijke budgetten in een gezamenlijk budget. Wel
moet het centraal bestuur ook hier een samenvattende tabel opstellen met de
verschillende toelagen voor de verschillende besturen.
Die
samenvattende tabel kan op verschillende wijzen worden opgemaakt, maar een
mogelijke voorstelling is de volgende:
|
exploitatietoelage
|
investeringstoelagen
|
totaal
|
bestuur
A
|
10
|
10
|
20
|
bestuur
B
|
10
|
30
|
40
|
bestuur
C
|
5
|
0
|
5
|
bestuur
D
|
7
|
0
|
7
|
totaal
|
32
|
40
|
72
|
Toepassing van artikel 47 van het Decreet
Einde boekjaar en Verrekening
van Inkomsten en Uitgaven
Het
financiële boekjaar eindigt op 31 december. Het is dus niet langer mogelijk
om in het begin van het jaar nog uitgaven te doen op het voorgaande
financiële boekjaar.
In het begin van januari kunnen nog wel de
uitgaven worden geboekt die op een bankuittreksel voorkomen met als
bankdatum 31/12, maar geen nieuwe uitgaven meer worden gedaan die
betrekking hebben op het voorgaande jaar [vergelijk Nieuwe Gemeentewet,
art. 238, 2de lid: “ Behoren tot een dienstjaar alleen de
rechten verkregen door de gemeente en de verplichtingen aangegaan ten
opzichte van de schuldeisers tijdens dit dienstjaar, ongeacht het
dienstjaar waarin zij worden vereffend.”].
Toepassing van artikel 45 van het Decreet
Budget : Evenwicht
Boekhoudkundig
moet het totaal van de geraamde ontvangsten in de exploitatie, aangevuld
met de eventuele gemeentelijke of provinciale exploitatietoelage, en het
gecorrigeerd overschot of tekort van de exploitatie van twee financiële
boekjaren voordien, gelijk zijn aan de som van de geraamde uitgaven in de
exploitatie en de overboekingen. De gemeentelijke of provinciale
exploitatietoelage is de sluitpost van die berekening.
Het
saldo van de geraamde ontvangsten en de uitgaven van de investeringen, met
inbegrip van het overschot of tekort van de investeringen van twee
financiële boekjaren voordien, het eventuele negatieve saldo van de
budgetwijziging van het voorgaande financiële boekjaar, vermeld in artikel
23, tweede lid, en de overboekingen, is gelijk aan of groter dan nul. De
zelfbedruipende besturen mogen gemotiveerd afwijken van de bepalingen van
dit artikel.
Uit de
cijfers van de financiële nota van het budget moet blijken dat de financiën
van het bestuur van de eredienst in evenwicht zijn. Daarom wordt er een
verplicht evenwicht opgelegd in artikel 20 van het reglement.
Ook in
de investeringen wordt er een evenwichtsverplichting opgelegd. In
tegenstelling tot in het meerjarenplan wordt hier wel rekening gehouden met
de eventuele overschotten of tekorten in de investeringen in het verleden.
Toepassing van artikel 46 van het Decreet
Schematische voorstelling
exploitatie-evenwicht
Dat
evenwicht in de exploitatie kan schematisch als volgt worden weergegeven
Exploitatieontvangsten
|
|
-
exploitatie-uitgaven
|
|
|
exploitatie
voor overboekingen
|
- overboekingen
naar investeringen
|
|
|
exploitatie
eigen dienstjaar
|
gecorrigeerd
overschot/tekort exploitatie n-2
|
|
|
exploitatie
voor toelage
|
Exploitatietoelage
|
|
|
Nul
|
Toepassing van artikel 46 van het Decreet
Budgetwijziging
De termijn voor de goedkeuring van een
budgetwijziging is een bijzondere periode die in principe afloopt wanneer
het aangepast meerjarenplan door de gemeenteraad wordt goedgekeurd. De
niet-goedgekeurde budgetwijzing kan aanleiding geven tot een toestand zoals
omschreven in artikel 49 van het Decreet.
De budgetwijzigingen van het lopende
exploitatiejaar moeten door het centraal kerkbestuur gecoördineerd worden
ingediend bij de gemeenteraad vóór 15 september, dit wil zeggen uiterlijk
op 14 september. Daarbij moet ook het samenvattende overzicht worden
aangepast, waarbij de cijfers voor de besturen waarvan het budget niet
gewijzigd werd, moeten worden hernomen. Om praktische redenen zal het
daarom wenselijk zijn om de budgetwijzigingen zo veel mogelijk te
groeperen.
Vanaf 01.01.2013 is bepaald dat de
budgetwijziging ook onderworpen is aan het advies van het erkend
representatief orgaan. Maar aan de
budgetwijziging is meestal een wijziging van het meerjarenplan gekoppeld.
De wijziging van het meerjarenplan is steeds gebonden aan het advies van de
bisschop.
Toepassing van artikel 50 van het
Decreet
Budgetwijziging:
Verschuiving en Interne kredietaanpassing
Het bestuursorgaan kan binnen een
hoofdfunctie van het exploitatiebudget de kredieten verschuiven met een
interne kredietaanpassing zolang
§ het
totaal van de ontvangsten en de uitgaven van de hoofdfuncties gelijk
blijft,
§ geen
kredieten opgenomen worden op artikelen van het budget voor uitgaven waarop
geen kredieten opgenomen waren,
§ en
de afspraken die met de gemeente gemaakt werden in verband met
o
(onder meer) de aanwending van de
in het meerjarenplan opgenomen kredieten,
o
het tijdstip
o
en de wijze van uitbetaling van
de toelagen
o
en aanvullende voorwaarden voor
het doorvoeren van interne kredietaanpassingen worden gerespecteerd.
Een lijst van de interne kredietaanpassingen
maakt deel uit van de toelichting in de jaarrekening.
Toepassing artikel 50 van het
Decreet
Budgetwijziging:
Soorten en Afwijkingen
Volgende wijzigingen houden een
budgetwijziging in:
§ Voor
een wijziging van de kredieten van het exploitatiebudget is een
budgetwijziging nodig zodra het totaal van de ontvangsten of de uitgaven
van een hoofdfunctie gewijzigd wordt of als kredieten opgenomen worden op
een artikel van het budget waarop geen kredieten opgenomen waren.
§ Voor
elke wijziging van de kredieten van het investeringsbudget is een
budgetwijziging nodig.
§ Voor
de overige wijzigingen van de kredieten van het exploitatiebudget wordt de
procedure van de interne kredietaanpassing, vermeld in artikel 26 en 27 van het ARB gevolgd,
met behoud van de toepassing van de aanvullende voorwaarden, vermeld in artikel 6 en 10 van het ARB.
In afwijking van artikel 20, tweede lid van het ARB, mag in geval van een
budgetwijziging het saldo van de geraamde ontvangsten en uitgaven van de
investeringen, met inbegrip van het overschot of tekort van de
investeringen van twee financiële boekjaren voordien, en de overboekingen
kleiner zijn dan nul, op voorwaarde dat de absolute waarde van het
negatieve saldo van die budgetwijziging niet groter is dan het overschot
van de investeringen in de rekening van het voorgaande financieel boekjaar,
verminderd met de absolute waarde van het eventuele negatieve saldo van de
budgetwijziging van het voorgaande financieel boekjaar.
In afwijking van artikel 20, tweede lid van
het ARB, mag een niet of slechts gedeeltelijk gebruikt investeringskrediet
het volgende financieel boekjaar aangewend worden mits dat krediet nadien
in een budgetwijziging wordt ingeschreven. Hetzelfde geldt voor de daarmee
samenhangende ontvangsten.
Toepassing artikel 50 van het
Decreet
Budgetwijziging:
Termijn
De budgetwijzigingen van het lopende
exploitatiejaar moeten door het centraal bestuur gecoördineerd worden
ingediend bij de gemeenteraad voor 15 september, dit wil zeggen uiterlijk
op 14 september [zie Decreet, art. 50].
Daarbij moet ook het samenvattende overzicht
worden aangepast, waarbij de cijfers voor de besturen waarvan het budget
niet gewijzigd werd, moeten worden hernomen. Om praktische redenen zal het
daarom wenselijk zijn om de budgetwijzigingen zo veel mogelijk te
groeperen.
In artikel 50 is helemaal niet bepaald dat de
budgetwijziging ook onderworpen is aan het advies van het erkend
representatief orgaan. Het algemeen reglement tot 22.02.2008 legt in
artikel 25 deze verplichting ook niet op, maar bepaalt slechts in het 2de
lid dat het overzicht vermeld in het 1ste lid aangepast moet
worden ingediend.
Toepassing van artikel 47 van het
Decreet
|