Wetgeving overheidsopdrachten
Als
openbare instelling zijn de besturen van de erediensten voor het uitbesteden
van opdrachten van werken, leveringen en diensten onderworpen aan de
wetgeving betreffende de overheidsopdrachten.
Voor
de leden van de raad zijn, wat de deelname aan overheidsopdrachten betreft,
naast de algemene verbodsbepalingen in het decreet, ook die van artikel
10 van de
wet van 24 december 1993 op de overheidsopdrachten van toepassing.
Bevoegdheid van de kerkraad
Het
is de raad die beslist over het uitschrijven van een overheidsopdracht. De
raad kiest de wijze waarop de opdrachten gegund zullen worden en stelt de
voorwaarden (dat is het bijzonder bestek) vast. De raad stelt ook de
procedure in en gunt de opdracht.
Op
deze bevoegdheidsregel bestaan de onderstaande drie uitzonderingen. De overdracht van bevoegdheden aan het CKB
(zie
Decreet, art. 39, 3); de overdracht van het dagelijks beheer aan de
voorzitter en de secretaris, die samen optreden (zie
Decreet, art. 39, 4); de dringende spoed (zie
Decreet, art. 39,5).
Overdracht van het dagelijks beheer
Voor
opdrachten die betrekking hebben op het dagelijks beheer van het bestuur
van de eredienst en die gefinancierd worden door middelen die voorzien zijn
op het exploitatiebudget (dat is de gewone begroting) kan de raad zijn
bevoegdheden om de wijze van gunnen te bepalen, de voorwaarden van de
opdracht vast te stellen en de opdracht te gunnen, delegeren aan de
voorzitter en de secretaris van de raad, die samen optreden.
De
raad kan daarbij vrij beslissen over de omvang van de delegatie. De
kerkraad kan die beperken tot een bepaalde periode of tot opdrachten
waarvan de prijs een door hem bepaald bedrag niet mag overschrijden.
Voor
opdrachten die de grenzen van de delegatie te buiten gaan, bijvoorbeeld
opdrachten waarvan de vermoedelijke kostprijs meer bedraagt dan het in het
delegatiebesluit vermelde bedrag, blijft de raad bevoegd.
Gevallen van dringende spoed
In
gevallen van dringende spoed die voortvloeien uit niet te voorziene
omstandigheden, mogen de voorzitter en de secretaris van de raad, die samen
optreden, op eigen initiatief de wijze van gunnen en de voorwaarden van een
opdracht vaststellen en de opdracht gunnen.
De
voorzitter en de secretaris, die samen optreden, moeten de raad daarvoor niet vooraf om een delegatie
vragen: ze bezitten een eigen bevoegdheid hierover, ongeacht het bedrag van
de opdracht.
Het
speelt evenmin een rol of de opdracht gefinancierd moet worden door
kredieten die op de gewone begroting zijn ingeschreven, dan wel door
kredieten die op de buitengewone begroting zijn ingeschreven.
De
beoordeling van de concrete omstandigheden in het licht van laatstgenoemde
voorwaarde behoort tot de bevoegdheid van de voorzitter en secretaris, die
samen optreden, onder controle echter van de toezichthoudende overheid (zie
Omzendbrief BA 2005/01 van 25.02.2005, Littera G).
Dringende werken, criterium
Bij
de beoordeling van de concrete omstandigheden door de toezichthoudende
overheid moet slechts aan één voorwaarde voldaan worden: er is spoed
vereist bij de uitvoering van werken om het patrimonium in stand te houden.
Deze
voorwaarde is voldoende: noch de 10 procent meer regel, noch de oorsprong van
de aan te wenden middelen (gewone of buitengewone kredieten), noch het te
besteden bedrag zijn belangrijk.
Deze
voorwaarde is noodzakelijk: werken die geen spoed vereisen, moeten wel
onderworpen worden aan de kerkraad.
Uitleg verschaffen en akteneming
De
voorzitter en de secretaris moeten tekst en uitleg verschaffen over hun
samen genomen beslissing op de eerstvolgende vergadering van de kerkraad.
Maar hun beslissing is niet voor betwisting vatbaar door de overige leden
van de kerkraad: zij nemen er slechts akte van. De toezichthoudende
overheid (gemeente, provincie, Vlaamse Regering) echter kan wel de
spoedeisende aard van de omstandigheden onderzoeken, beoordelen en
eventueel sanctioneren.
Ogenschijnlijk
is geen bestraffing van de aangenomen houding door de voorzitter en
secretaris mogelijk, dan de vraagstelling naar de opportuniteit van de
genomen beslissing. Wat echter de financiële en administratieve
verantwoordelijkheid aangaat, kunnen toch kanttekeningen worden gemaakt.
Administratief toezicht op de genomen
beslissingen
A.
Beslissingen van de kerkraad
Het
algemeen administratief toezicht voorziet in een schorsings- en
vernietigingstoezicht op de beslissingen van de kerkraad, evenals op de
beslissingen van de voorzitter en de secretaris van de raden die voor
overheidsopdrachten samen optreden.
De
uitvoerbaarheid van de besluiten van de raad kan door het college van
burgemeester en schepenen geschorst worden als het gemeentelijk belang en
in het bijzonder de financiële belangen van de gemeente geschaad worden (zie
Decreet, Art. 58, § 1, 1ste
en 2de lid). De provinciegouverneur kan eveneens de
uitvoering schorsen als het besluit de wet schendt of het algemeen belang
schaadt (zie Decreet, Art.
58, § 2, 1ste lid).
B.
Beslissingen van de voorzitter en secretaris die samen optreden
De
besluiten van de voorzitter en de secretaris van de raad, die samen
optreden bij overheidsopdrachten, kunnen ook geschorst en vernietigd worden
op grond van dezelfde redenen die gelden voor de besluiten van de kerkraad.
Omdat
die besluiten niet worden opgenomen in de notulen, vangt de toezichttermijn
van dertig dagen pas aan de dag na ontvangst van het door de
toezichthoudende overheid opgevraagde dossier. Bovendien moet het schorsingsbesluit
binnen voormelde termijn aan het bestuur van de eredienst en aan het
centraal bestuur worden verstuurd. Die toezichttermijn kan niet gestuit
worden.
De
Vlaamse Regering (zie Decreet, Art.
59, 1ste en 2de lid)
kan de voormelde besluiten van de voorzitter en de secretaris, die samen
optreden, ook vernietigen binnen dezelfde termijn en om dezelfde redenen
die gelden voor de besluiten van de kerkraad, dus wegens het schaden van
het gemeentelijk belang, in het bijzonder de financiële belangen van de gemeente,
het schenden van de wet of het schenden van het algemeen belang. De termijn
waarbinnen de Vlaamse Regering kan optreden, kan niet worden gestuit (zie
Omzendbrief BA 2005/01 van 25.02.2005, Littera I).
Overdracht van bevoegdheid
Bepaalde
taken kunnen aan de voorzitter en de secretaris die gezamenlijk optreden
overgedragen worden (zie
Decreet, art. 39, 4de lid). Deze mogelijkheid wordt nu uitgebreid naar het CKB toe (zie Decreet, art. 39, 3de
lid),
namelijk opdrachten voor aanneming van
werken, leveringen of diensten kunnen worden gedelegeerd aan het CKB.
De
overdracht van bevoegdheden aan het CKB moet schriftelijk gebeuren (zie Decreet, art. 39, 3de
lid)
dit om te vermijden dat bij betwisting geen geschreven document zou bestaan
waarop kan teruggevallen worden.
Als
meerdere besturen van de eredienst een dergelijke delegatie doen voor een
bepaalde overheidsopdracht moeten belangrijke efficiëntiewinsten kunnen
worden gerealiseerd. Bijvoorbeeld voor de levering van energie kunnen daarmee
schaalvoordelen worden gecreëerd. Het centraal bestuur kan daarmee ook een
veel concretere ondersteuning geven aan de besturen van de eredienst die
het vertegenwoordigt (zie
Memorie van toelichting van 14.09.2011, punt 1.3.2., 2de alinea).
De
delegatie is facultatief. Het wordt niet verplicht dat alle kerkfabrieken
die onder een bepaald centraal kerkbestuur allemaal moeten deelnemen, maar
het ligt voor de hand dat daarmee dan wel rekening gehouden wordt in de
verdeling van de kosten als een van de elementen die in de schriftelijke
overeenkomst moeten worden geregeld (zie Memorie van toelichting van 14.09.2011, artikel 19).
Aldus
kan het CKB opdrachten van dagelijks beheer waarnemen binnen het kader
waarin deze bevoegdheid werd overgedragen door de kerkfabriek (zie Decreet, art. 39, 3de
lid).
Aldus
kan het CKB de wijze bepalen waarop opdrachten voor aanneming van werken,
leveringen of diensten worden gegund en de voorwaarden ervan vaststellen.
Ze kan offertes uitschrijven en de procedure ervan opvolgen. Daarenboven
kan het CKB de werken opvolgen en tussenkomen indien de werken niet naar
wens van de kerkfabriek zouden verlopen.
De
delegatie aan het CKB ontslaat de kerkfabriek niet om indien nodig eigen
initiatieven te ontwikkelen aangaande de overheidsopdrachten die
gedelegeerd werden. De kerkfabriek moet ondanks alles waken over een
correcte toepassing van de delegatie (zie supra).
Het
aangaan van gemeenschappelijke contracten voor levering van diensten (bv
het onderhoud van de kerken) of de levering van goederen (bv gezamenlijke
aankoop van stookolie of betere voorwaarden voor het leveren van
elektriciteit). Een ander voorbeeld is het aangaan van een
gemeenschappelijke polis burgerlijke aansprakelijkheid voor de leden van de
kerkfabrieken die onder eenzelfde CKB vallen.
Het
administratief toezicht is geregeld in de artikelen 58 en 59 van het Decreet, waarnaar verwezen wordt.
|